Cassettebandjeskunst

Eens per zoveel tijd heb ik het: opruimwoede. Als ik eenmaal op dreef ben, is niets me heilig – het een na het ander verdwijnt in een doos voor de kringloopwinkel. Deze week was het weer zover; de doos met cassettebandjes, die zich jarenlang onder mijn bureau op de vloer had verschansd, moest eraan geloven.

Joska

De bandjes, ruim zestig stuks, werden door mijn hulp vakkundig omhooggehouden (‘Nirvana, unplugged’) en  op mijn aanwijzing gesorteerd in drie stapels: wegdoen, bewaren of twijfelgeval.

Wat ik niet had verwacht, is dat die bandjes me zouden terugvoeren langs mijn verleden. Elk bandje had zijn eigen context, gevoel, herinneringen – iets wat veel emoties opriep. Dierbare, maar vervlogen tijden.

1987: Van alles en nog wat – met onder meer The Beatles en The Monkeys, Ellen Foley en The Moody Blues. Dit was mijn eerste zelf samengestelde bandje. Ik draaide het grijs: als ik met Nora op Ofinka-kamp ging, maar ook op het strandje in Grolloo, waar ik in de zomer met mijn ouders kwam. Ik luisterde naar John Lennon’s Imagine, terwijl ik de meisjes om me heen zag met hun veel aantrekkelijkere en rechtere lichamen dan het mijne. Zo mooi zou ik nooit worden, daarvan was ik heilig overtuigd.

1989: Supertramp – rondtrekken langs de Plivič-meren in Kroatië, waar wilde beren rond het pension rondslopen en waar ik mijn eerste blauwtje liep – notabene bij de jongen waarmee ik een half jaar daarvoor nog verkering had. Ik werd volwassen en was melancholisch; dagboeken vol schreef ik over de zin van het leven – was die er überhaupt, of was ik slechts onderdeel van een zinloos bestaan? Tegelijkertijd was het ook zo mooi: ontdekken wie ik was.

1992: Mijn vriendin Marie die drie kantjes voor me had ingesproken: interviews met vrienden, gitaarspelende meisjes en opnames in Kafé België, waaraan de nodige hijsjes van een joint vooraf waren gegaan. ‘Zie brief’ stond er op het bandje. We schreven elkaar wel twintig kantjes per week. “Waar gingen die brieven eigenlijk over?” vroeg Marie me laatst, toen we het erover hadden. En toen kwamen we tot de conclusie dat ze vooral gingen over dingen die vijftienjarigen belangrijk vinden: verliefdheden, vriendschappen en leraren. 

1995: Een bandje van mijn vriendin Nina, op wie ik hopeloos verliefd was. Ik draaide het bandje en droomde over haar, terwijl ze nooit meer zou worden dan een dierbare vriendin – die overigens best leuk kan zingen. 

1996: Nirvana, singles, en The Offspring – de met viltstift geschreven tekst op de achterkant van het bandje: ‘From a friend, to my friend. Never forget, Miriam.’ Spaanse Miriam, die nooit meer antwoordde op mijn brieven.

2000: twee bandjes waarop ik mijn vriend Niek interview over zijn kijk op het leven. Meer dan drie seconden kon ik niet luisteren, zo’n heimwee kreeg ik naar mijn studententijd: de tijd waarin ik leerde dat verantwoordelijkheidsgevoel alleen niet genoeg was om gelukkig te zijn. Niek liet me zien wat lef was, wat het was om te spelen met grenzen, die overschreden konden worden. Dankzij hem heb ik losbandigheid leren kennen, en heb ik vervolgens geleerd om een balans te vinden tussen losbandigheid en verantwoordelijkheid.

De meeste bandjes heb ik weggegooid, maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om de bandjes weg te gooien waarop mijn vrienden mij dingen over het leven spiegelden. En dus gingen ze in enveloppen, die cassettebandjes – naar mijn vriend en twee vriendinnen. Zo kunnen zij ook nog even snuffelen aan vervlogen tijden.

Koelblauwe waas of zonnige wereld met perspectief?

Ik heb een nieuwe spiegelreflexcamera gekocht: een Olympus E-420. Niet omdat ik mijn Canon EOS 350D zat was, maar omdat ik die niet langer kon tillen. Hoe lang het er al aan zat te komen, weet ik niet, maar ineens was het op. Ik merkte dat ik steeds vaker op de gok schoot in de hoop dat er een goede foto uit zou rollen. Zonder te kijken, dus. Nu blijken er spiegelreflexcamera’s te bestaan waarmee je ook via het display kunt scherpstellen; je hoeft dan het oculair niet meer tot aan je oog te brengen. Zo’n camera is de Olympus E-420.

Aanvankelijk deed de aankoop pijn. Niet alleen vanwege het enorme bedrag dat ik twee jaar geleden uitgaf aan de Canon (die nog prima functioneert), niet alleen omdat ik datzelfde bedrag nu nóg eens moest neerleggen voor een Olympus, maar vooral omdat ik erg gehecht ben aan mijn Canon. Hij maakt foto’s die ’typisch Hann’ zijn, maar die eigenlijk ook typisch Canon blijken te zijn. Een koelblauwe waas hangt over lieflijke kinderkiekjes, ochtendportretten doen vermoeden dat de nacht lang is geweest.

Door de Olympus-bril is alles frisgroen en lentegeel. Geen te lange nachten meer, nooit meer de  vooruitziende dramatische blik over een huwelijksportret. "Daar zult u aan moeten wennen," aldus de verkoper, "meestal zult u het resultaat minder mooi vinden dan wat u gewend bent van uw oude camera." O, oude vertrouwde Canon, hoe moet ik verder zonder jou?

Tot ik vandaag naar het Kröller-Müller museum ging. Twee camera’s hingen er om mijn nek: mijn nieuwe Olympus en mijn oude Canon. Vergelijken zou ik ze, alle foto’s zou ik dubbel maken om precies te zien waar de sterke en zwakke punten van mijn beide camera’s lagen. Olympus moest zich nog bewijzen. In de auto werd de Canon al wat zwaar om mijn nek, en bedacht ik wat ik met hem zou doen:
– houden, en er elke dag een zelfportret mee maken tot ik oud en verschrompeld ben?
– voor veel te weinig geld verkopen op Marktplaats?
– cadeau doen aan mijn vader?
– in de kast laten liggen, en hem alleen gebruiken als ik hem nodig heb?

Toen ik eenmaal in de beeldentuin van het Kröller-Müller rondreed, was ik mijn Canon al bijna vergeten, zó licht, zó makkelijk, zó snel en zó scherp is Olympus. Ideaal voor buiten, heel geschikt voor een zonnige wereld met perspectief. Van mijn oude blik moet ik mij nog losmaken. Dat zal nog even tijd kosten, maar Canon blijft in mijn leven. Ik doe hem niet weg; noch blijft hij in de kast liggen. Mijn oude, vertrouwde camera blijft aan mijn zijde. Aan Melles handen is hij toevertrouwd.

Mijn foto’s zien? Klik dan hier.

Zakken in de dieptes van de vriendschap

Sommige vrienden zitten in je hart. Die hoef je niet wekelijks of maandelijks te zien om van ze te houden. Als je ze weer ontmoet – soms na jaren -, is het direct weer vertrouwd. Zoals vroeger. Binnen twee minuten.

Peet, Hanne en ik zitten  aan een tafel in een modern Turks restaurant, Selina. Hanne is kok, dus het eten moet goed zijn. De wijn ook. Hanne kiest voor wit.
"Kom je hier vaak?"
Ik knik. "Bijna wekelijks."

Dan hebben we het over de afgelopen dertien jaar, maar het is niet onnatuurlijk, niet alsof we de afgelopen dertien jaar even moeten doornemen. Meer dan dat gaat het over gevoelens, over moeilijke momenten op essentiële plaatsen. Een huwelijk. Woelige tijden.

Ik was er niet bij. Eigenlijk is dat bevreemdend. Ik wil erbij zijn als het pijnlijk is, of zo fijn dat je ervan gaat huilen.

We vertellen elkaar over die momenten tot het laat wordt en ik weg moet. Als ik op de tram stap en ze me uitzwaaien, voel ik: ik ben er al die tijd bij geweest.

Fokus is mooi geweest

Vanaf mijn negentiende woon ik in Fokus. Fokus-wonen geeft zekerheid en vrijheid tegelijkertijd; je kunt altijd hulp oproepen als je die nodig hebt: of het nou tien uur ’s avonds, vier uur ’s nachts of twaalf uur ’s middags is… Ideaal, zeker voor een student met een onregelmatig dag- en nachtleven, zoals ik dertien jaar geleden was. Mooi voor studenten, prachtig voor jongeren die nog moeten wennen aan een leven waarin papa en mama er niet meer altijd zijn om een pen op te rapen of een jas aan te trekken. En toch, na dertien jaar Fokus-wonen vind ik het mooi geweest. Ik wil weg.

Ik ga nu niet opsommen wat mij allemaal tegenstaat. Hoewel er bij mij wel een paar emmers vol druppels zijn geweest die al die emmers hebben doen overlopen, geloof ik namelijk dat anderen veel baat kunnen hebben bij de ‘vrije zekerheid’.

Laat ik daarom omschrijven waaraan ik behoefte heb. Op de eerste plaats wil ik een woning, koop of huur, die groot genoeg is voor mij, een man en kind – in een buurt die bij ons past. Dit is voor de meeste mensen een vanzelfsprekendheid, maar als je in een rolstoel zit en hulp nodig hebt, is het dat niet.

Daarnaast wil ik graag een paar zorgverleners – hooguit acht – die precies weten hoe ik de dingen graag heb. Die komen ’s ochtends zachtjes de slaapkamer binnen en tillen mij naar het toilet – zonder Melle wakker te maken, alle lichten in huis aan te zetten of de rolgordijnen met een ruk omhoog te trekken. Eenmaal in de badkamer vragen ze welke douchegel ik wil en ze begrijpen welke rok ik bedoel met ‘die paarse met die mintgroene stippen’. Mijn hulpen in mijn huisje vragen nooit of ik boter op mijn brood wil en ze snijden mijn brood automatisch in vieren. En als ik medicijnen neem of mijn tanden poets, ruimen ze zonder morren de vaatwasser uit.

Met een fijn, ruim huis in een leuke buurt en acht van die super-ADL’ers in huis (niet allemaal tegelijk!) zou ik het gevoel hebben dat het echt helemaal mijn leven is dat ik leid. Er hoeven geen gesprekken meer worden gevoerd over stagiaires of inwerkperiodes en ik mag gewoon een van mijn verzorgers uitnodigen op de koffie.

Tuurlijk ben ik ook bang. Stel dat iemand een keer niet komt opdagen. Of ik moet opeens heel nodig naar de wc, maar ik moet wachten tot mijn volgende afspraak. Om mij heen zie ik dat wel, bij vriendinnen die ‘het’ al doen, wonen met een PGB. Het is zeker niet makkelijk, en ook niet zo veilig als in Fokus. Maar toch. Ik denk dat ik er wel gelukkiger van word.

Verdraaide longarts

Vorig jaar juli, toen ik op controle bij de longarts liet vallen dat ik in de toekomst graag zwanger wilde worden, deed hij er heel luchtig over: "Je hebt nog 60 procent longfunctie, dus dat zal waarschijnlijk niet veel problemen opleveren."

Dit was aanleiding voor Melle en mij om een afspraak te maken bij een klinisch-geneticus: mijn spierziekte (SMA) is autosomaal recessief overdraagbaar, wat betekent dat ons kind de ziekte niet krijgt als Melle geen drager is, terwijl de kans op overdraging plotseling 50 procent wordt als Melle wel drager zou zijn. Gelukkig bleek Melle geen drager te zijn van SMA, dus daarover hoefden wij ons geen zorgen te maken.

Op naar Maastricht gingen we, waar een ervaren neurologe ons binnen tien minuten en met een brede glimlach vertelde dat er geen enkele aanleiding was tot een negatief advies over een eventuele zwangerschap, mits de longfunctie voldoende was en er geen erfelijke component in Melles DNA te vinden was. Mijn spierkracht en longfunctie zouden wellicht iets afnemen in de laatste maanden van de zwangerschap, maar binnen no-time zou ik weer volledig de oude zijn. Toen wij haar vertelden dat de longfunctie 60 procent en bovendien stabiel was en dat Melle bovendien geen drager is van SMA, verwees ze ons door naar een gynaecologe in Utrecht.

Ook deze vrouw bleek onverdeeld positief over een toekomstige zwangerschap. Wel raadde zij ons aan mijn bloed te laten testen op ijzervoorraad en vitamine B12 (ik eet vegetarisch), maar zij verwachtte geen tekorten: "U ziet er stralend en gezond uit".

De dag na ons bezoek aan de gynaecoloog ontving ik een e-mail van de revalidatiearts. Hij wilde graag een preventieve zwangerschapsrevalidatie starten, in overleg met de gynaecoloog. Ook van het Centrum voor thuisbeademing (CTB) kreeg ik het verzoek de volgende maand langs te komen om nog even te checken wat mijn longfunctie was voor ik zwanger zou raken. Dit was goed voor het onderzoek naar zwangerschap bij vrouwen met een spierziekte, dacht ik.

Vandaag had ik mijn longfunctieonderzoek. Precies wat ik verwachtte: geen achteruitgang, zelfs een kleine vooruitgang. Dat is de laatste tien jaar niet anders geweest. Toch trok de longarts een moeilijk gezicht. Hij begon over de risico’s die een zwangerschap met zich mee kon brengen. Wat die risico’s precies inhielden, vroeg ik. Het kwam erop neer dat hij er weinig over kon zeggen, maar misschien zou ik de laatste paar maanden beademd moeten worden, en hij vroeg zich af of dat nou iets was wat we met z’n allen zouden moeten willen. Voor hetzelfde geld zou ik helemaal geen hinder ondervinden tijdens de zwangerschap, maar hij vertrouwde de positieve onderzoeksresultaten die mijn neurologe en gynaecologe ons hadden voorgehouden, niet:
"De successtories halen de media wel, maar de negatieve verhalen niet."

Het komt er dus op neer dat deze man vandaag een heel ander signaal afgaf dan negen maanden geleden. Bovendien spreekt hij twee ervaren artsen en de hele medische geschiedschrijving tegen met zijn twijfels, plus dat hij meent advies te kunnen geven bij een morele beslissing die Melle en ik zouden moeten maken, en niet hij: dat het ongewenst is om een paar maanden ademhalingsondersteuning te krijgen – mocht dit eventueel nodig zijn.

Dit is een klap: tien jaar lang ben ik ervan uitgegaan dat ik kinderloos zou blijven, tot we dit jaar ‘groen licht’ kregen van verschillende artsen. En nu komt die verdraaide longarts er weer tussendoor. Had ‘ie dit vorig jaar niet kunnen bedenken, toen wij nog vol twijfels en vragen zaten?

Opdringerige verkopers turn-off

Al maanden keek ik ernaar uit: Support 2008, dé lifestylebeurs voor mensen met een functiebeperking. De beurs vindt maar eens in de twee jaar plaats, waardoor je elke keer je ogen uitkijkt naar nieuwe snufjes op de markt: rolstoelen die kunnen traplopen, nieuwe, nog weer lichtere besturingen om zelf auto te rijden, aangepaste vakantieoorden en natuurlijk allerlei verenigingen die gehandicapten ondersteunen bij het aanvragen van voorzieningen, het opzetten van een eigen bedrijf of het vinden van een levenspartner. Hoewel ik om dit laatste niet verlegen zit, vond ik het na een hele donderdag op de beurs achter de VSN-stand toch leuk om zaterdag nog een keer te gaan. Als bezoeker, voor mezelf. Helaas viel de beurs nog nooit zo tegen als dit jaar.

De ellende begon al bij binnenkomst: ik liep een chagrijnige gehandicapte tegen het lijf. Althans, zijn begeleider, want de man in de rolstoel zelf was niet erg spraakzaam (en dus ook niet aan te merken als chagrijnig). We zaten samen in de ronddraaiende entree en hij nam gas terug, dus ik raakte het glas, waardoor de deur even haperde. Gelijk begon zijn begeleider tegen me te mopperen, waarna ik mijn excuus maakte. Toen hij vervolgens een gezicht trok alsof ik zojuist over zijn tenen was gereden en hij me nog een hautaine snauw na gaf, riep ik hem na: "Dan hoeft u nog niet zo onaardig te doen."

Eenmaal op de beurs werden we doodgegooid met gretige verkopers, die in elke gehandicapte een prooi zagen om hun waren, diensten of folders aan te slijten. De allerergste was de verkoper van Noodtoilet, een zakje waarin je kunt plassen. Je versgeplaste urine droogt binnen 15 seconden op, waardoor je nooit in situaties belandt zoals ik laatst in de nachttrein (zie eerdere blog). Ik vond het dus een interessant product. Helaas, bij de eerste zin van de verkoper haakte ik al af. Zó niet-afgestemd, zo dom, zo commercieel. Het noodtoilet is dus niet in mijn winkelwagentje beland – puur uit principe, want met het product zelf is waarschijnlijk niet veel mis.

De moeder van mijn vriendin Dorine werd gestrikt door een gehandicaptenreisorganisatie. Dat zie je vaak, dat verkopers de begeleider aanspreken in plaats van de klant zelf. Een turn-off voor elke zichzelf respecterende gehandicapte. Zo ook voor Dorine, die zich op een gegeven moment toch maar in het gesprek mengde en vroeg op welke doelgroep de organisatie zich eigenlijk richtte. Op bejaarden, bleek.
Ik: "Wat zei je? Rot op kerel en verdoe mijn kostbare tijd niet?"
Dorine: "Nee, dat vind ik ook zo onbeleefd."

Dat is nog de grootste misdaad van verkopers, dat ze op slinkse wijze gebruik maken van ons sociale omgangsnormen. Anders zou er allang geen telemarketing meer bestaan; iedereen zou ongegeneerd zeggen: ‘Rot op en verdoe mijn tijd niet,’ en de hoorn op de haak gooien. Ik persoonlijk hanteer de methode van de vermijding: ik zie je niet, ik hoor je niet en dus spreek jij mij niet aan. Ik neem de telefoon niet op rond etenstijd en ik negeer gretige verkopers op Support.

Deze strategie heeft me zaterdag behoed voor een hoop onaangename, nutteloze praatjes. Daar ben ik niet rouwig om. Maar tegelijkertijd heb ik mezelf ook beperkt; ik heb nooit langer dan drie seconden bij een stand stilgestaan. En daardoor heb ik ook mooie dingen gemist: aangepaste Wellnessvakanties in Turkije en een rolstoeltoegankelijke camper, maar ook handige hulpmiddelen.

Dit bleek toen we ’s avonds met een groepje VSN-jongeren zaten te eten in de Stairway to Heaven. Kim had namelijk een onwaarschijnlijk handig ding gekocht: een soort uitschuifbare antenne met daaraan een heel sterk magneet, waarmee je zelfs een zware nietmachine van de grond kon tillen. Je hebt geen handkracht nodig om het apparaatje te hanteren, zoals bij de inmiddels ouderwetse handgrepen. Een tweede tool (bij de prijs inbegrepen) was zo’n zelfde antenne, maar dan met een plakkende stempel aan het uiteinde. Hiermee kon je zelfs een vol glas cassis naar je toe halen, demonstreerde Kim aan de grootste tafel in Stairway. Toch nog even op het internet checken dus, dan kan ik gelijk die Noodtoiletzakjes kopen, en die handige weegschaal en…

Idee: laten we Support 2010 op het internet organiseren. Geen opdringerige verkopers meer, maar wél alle gadgets online!

Re-united

Daar staat hij: grijs en met een nieuweApril_2008_004_2 bril, maar voor de rest is hij precies mijn oude leraar Engels. Voor de klas, niemand heeft ook maar een bladzijde gelezen, maar toch worden we overhoord. Medelijden om de verhalen die een leerling verspreidt: "Alweer een andere man nam de telefoon op; zou hij orgies houden thuis?" Ik heb ooit één keer gespiekt. Dat was bij hem.

"Meneer Franzen!"
Een brede glimlach om zijn mond. "Hannie."
"Ik heb u altijd nog eens willen vertellen dat ik echt veel heb gehad aan het project Black Americans. Laatst was ik in Kopenhagen, waar ik de documentaire Strange Fruit heb gezien, met dat lied van Billy Holliday." Ik kijk hem vragend aan en hij knikt bevestigend. "Toen moest ik weer denken aan The Black Panters en aan dat fantastische project."

Meneer Franzen lijkt ontroerd en begint vol passie te vertellen over hoeveel geld onze klas hem wel niet heeft gekost omdat we ’s zomers altijd een ijsje wilden.

Ik heb een reünie van mijn middelbare school. Een vreemde, nostalgische gebeurtenis. Bij binnenkomst alleen al komen talloze geurherinneringen op. Als je niet beter weet, noem je de geur in die gang misschien een typische schoolgeur – maar voor mij is deze specifieke geur onlosmakelijk verbonden met wiskundeles, mijn (vermeende) liefde voor meneer Van Werven en natuurlijk José, met wie ik Frans volgde in een aanliggend lokaal. In een ander deel van de school, bij het biologielokaal, hangt weer een heel andere geur. Geen idee of ik die twee geuren dertien jaar geleden van elkaar had kunnen onderscheiden, maar plop, daar zijn heel andere herinneringen: herinneringen aan de Theetent en aan tussenuren, aan Peter-Paul en aan meneer De Goede (die goddank nooit in de Theetent kwam).

Als ik hoor over de reünie, staat als een paal boven water: daar wil ik heen. Kijken of Franzen nog steeds mintgroene stropdassen draagt op faalblauwe pullovers met gele sterren, weten of mevrouw Rientjes nog steeds niet overspannen is. Ik wil daar zijn met mijn vriendinnen, maar Margreet kan niet en Hanne begint terstond te puffen bij het idee alleen al dat gebouw ooit weer in te moeten – dat vreselijke gebouw waar ze zes jaar lang met tegenzin naartoe is gefietst. Toch is ze er – net als Mira, José, Peet en een heleboel anderen.

Het gekke is: niemand is veranderd. Oké, Peter-Paul heeft kort haar en een goede baan, Nienke en Rosalie hebben allebei kids en Mira heeft tussendoor twee andere namen gehad, maar what’s in the name? De betrokkenheid bij elkaar is binnen no time weer als toen. Dat blijkt als we ’s avonds, na de reünie, met elkaar zitten te eten in een pizzeria van toen.

Er spelen wel andere dingen. We hebben het niet over verliefdheden, proefwerken en muziek, maar over relatieproblemen, carrièrekeuzes en huizen opknappen. We zijn zomaar ineens dertig. En toch, er is niets veranderd.

Slow sex: niet preuts en niet onverschillig

Beeldvorming rondom seksualiteit is hot. Kijk naar Beperkt Houdbaar, lees de Trouw van vandaag over Slow sex, zie de veertien publicaties die zijn verschenen in de reeks van het Waterlog seksdebat, en je weet dat de huidige beeldvorming rondom seksualiteit en uiterlijk niet langer mag worden geaccepteerd. Daarom wordt maandagavond in Paradiso Slow sex: een erotisch beschavingsoffensief gepresenteerd – een boek met alternatieven voor de hiphopcultuur en de scheve beelden die meisjes door de pornoficatie van zichzelf krijgen. Op de avond verschijnen grote namen als Baukje Prins, Maaike Meijer en Femke Halsema. Eigenlijk zou ik daar moeten zitten, want ik ben afgestudeerd op beeldvorming van vrouwelijke seksualiteit. Sterker nog, mijn scriptie werd genomineerd voor de Nationale Scriptieprijs; ik mag mijzelf expert noemen.

We zijn te ver doorgeschoten in de MTV-cultuur, vinden velen. Vrouwen moeten niet worden weergegeven als gewillige sletjes die het voor een Breezer doen, dan verdwijnt al het mooie aan seks. Aan de andere kant is een onthoudingsregime zoals we bij EO-jongeren en andere streng religieuzen tegenkomen, geen alternatief. Seks is niet iets vunzigs, maar je hoeft jezelf ook niet weg te geven. Het wordt dus tijd voor een ander beeld: niet preuts en niet onverschillig.

Slow sex biedt een alternatief:

Slow sex is seksualiteit op basis van gelijkwaardigheid. Bij slow sex behandelen we seksualiteit noch als een gevaarlijke oerkracht, noch als een consumptie-artikel. Slow sex is een kritiek op de vermarkting van onze lusten, maar ook op de christelijke en islamitische preutsheid. Het is een oproep om seks buiten de wereld van prestatie, van scoren, van macht en onderdrukking te houden. Het is ook een nieuw ideaal, dat houvast kan geven na de verwarring die is ontstaan na een maar voor de helft voltooide seksuele revolutie (precies). Slow sex pleit voor aandacht en respect voor je partner en jezelf. En er is niet op tegen om daar als jongere, voor het huwelijk, mee te beginnen, zolang seksualiteit vrij is van dwang en onderdrukking.
(Bron: www.slowsex.nl)

Volgens mij moeten mensen zich nog meer bewust worden van hun seksuele identiteit. Die wordt grotendeels gevormd door de media, dus is het belangrijk dat er een tegenreactie komt op de stereotiepe beelden van Breezer-sletjes, maar ook op die van haast heilig verklaarde Ware Liefde Wacht-meisjes (en hun mannelijke tegenfiguren).

Ik wil daar graag aan bijdragen. Daarom ben ik erbij, maandagavond in Paradiso.

Meer weten? Kijk dan op www.trouw.nl en www.slowsex.nl. Wil je mijn scriptie lezen? Klik dan hier.

Vrouwen aan de top

Vandaag las ik het volgende artikel in de krant:

Donner ziet niets in wettelijk quotum topvrouwen

HILVERSUM (ANP) – Minister Piet Hein Donner (Sociale Zaken) ziet niets in het voorstel van FNV-voorzitter Agnes Jongerius voor een wettelijk quotum voor vrouwen in topfuncties. Dat leidt tot overspannen verwachtingen die niet waar te maken zijn en dat werkt alleen maar averechts. Dat zei de minister woensdag in het radioprogramma De Ochtenden.
FNV-voorzitter Agnes Jongerius wil een wettelijk quotum om te zorgen dat vrouwen over vier jaar 40 procent van de topfuncties bekleden. Volgens haar is in Noorwegen ook pas resultaat geboekt nadat dat land een quotum had ingevoerd.

Volgens de minister heeft Jongerius gelijk dat ze zorgen heeft over het aandeel van vrouwen. Maar het leidt tot de verwachting dat als je iets in de wet zet het gebeurt, zei hij. Dat is niet zo, leert de ervaring met allochtone werknemers.

In Noorwegen moeten sinds januari vier op de tien topbestuurders van beursgenoteerde ondernemingen vrouw moet zijn. „Noorwegen laat zien dat het werkt”, zegt Jongerius. „Ook Spanje en Denemarken nemen hier een voorbeeld aan. Ik zie geen reden waarom wij het ook niet kunnen proberen.”

Volgens Jongerius claimen werkgevers al jaren goede bedoelingen te hebben met vrouwen, maar is het al 25 jaar niet vanzelfsprekend dat vrouwen doorstromen naar de top. „We zijn nu druk aan het lobbyen in de Tweede Kamer voor ons voorstel. Wat mij betreft wordt het quotum dit najaar ingevoerd.”

Recent onderzoek van Eurostat, het statistisch bureau van de Europese Unie, toonde aan dat Nederland achterloopt als het gaat om het percentage vrouwelijke managers. In Nederland is een op de vier managers vrouw, het Europese gemiddelde is een op de drie. Jongerius: „Als het om het percentage vrouwen in de top van bedrijven en non-profitorganisaties gaat, bungelt Nederland samen met Botswana ergens onderaan.”

Een maand geleden pleitte de Nederlandse Eurocommissaris Neelie Kroes al voor het instellen van verplichte quota voor vrouwen in Europese topfuncties. (Bron: Trouw, 3 april 2008)

Verwachtingen wekken werkt averechts, vindt Donner, en daarom moeten we maar geen quotum invoeren. Dit is een drogreden: een quotum werkt niet omdat men eigenlijk geen vrouwen aan de top wil.   

Vrouwen aan de top kunnen een grote meerwaarde hebben voor het bedrijfsleven. Ze leveren namelijk andersoortige prestaties dan mannen. Vrouwen zijn vaak gemotiveerder om topposities te bekleden – juist omdat dit geen vanzelfsprekendheid is  – en dus werken zij harder dan veel mannen, voor wie een toppositie bereikbaarder is. Bovendien blijken vrouwen goede leiders te zijn: ze gebruiken vaker dan mannen de meest effectieve leiderschapstechnieken en bouwen hechtere relaties op met collega’s, wat het zelfvertrouwen in een team versterkt. Een verrijking voor de bedrijfscultuur, zou ik zeggen.

Een ander vaak genoemd argument voor vrouwen op topposities is rechtvaardigheid: waarom zouden vrouwen niet dezelfde posities kunnen bekleden als mannen? Ik persoonlijk vind dit niet het sterkste argument, omdat ik zelf niet op een toppositie terecht wil komen door positieve discriminatie. Dit geldt overigens ook voor mijn handicap; ik vermeld in een sollicitatiebrief niet dat ik een functiebeperking heb, ookal levert dit misschien een voordeel op in de sollicitatieprocedure. Ik wil aangenomen worden om mijn kwaliteiten, niet om mijn geslacht of handicap. Toch maar geen quotum dan?

Helaas lijken we wel een quotum nodig te hebben: op dit moment wordt slechts een vierde van de topposities in het Nederlandse bedrijfsleven bekleed door vrouwen. Dit terwijl vrouwen hoger opgeleid zijn dan mannen. We zullen er dus toch niet aan ontkomen, wat Donner er ook van vindt. Hoe zorg je dat het bedrijfsleven meer vertrouwen krijgt in vrouwelijk leiderschap? Door de kansen voor vrouwen groter te maken. Een quotum zou zo’n kans kunnen zijn.

Voor wie meer wil lezen over vrouwen aan de top, kijk op de site van Women on Top.

Trots op Femke

Ik ben niet erg uitgeslapen vandaag. De oorzaak hiervan is het Fitna-debat in de Tweede Kamer gisteravond. Van zeven tot twaalf heb ik aan mijn laptop gekluisterd gezeten om het debat live te volgen op de website van de Tweede Kamer.   

Het meest opvallend aan het debat is De Omslag. Wilders slaat om. Waar hij in de eerste uren nog wegkomt met een arrogante en ontwijkende houding ten aanzien van de (evengoed scherpe) vragen uit de Kamer, verliest hij in de laatste anderhalf uur de regie. Als een geslagen hond zit hij jankend met zijn telefoontje te spelen en laat hij zich influisteren door zijn rechterhand – de knappe en intelligent ogende Fleur Agema (wat doet ZIJ bij de PVV?).

Aanleiding is ironisch genoeg Wilders’ opmerking dat premier Balkenende zijn excuses moet aanbieden. Balkenende zou ten onrechte paniek hebben gezaaid door te spreken van een crisissituatie in de weken voordat Fitna online kwam, terwijl de premier de film niet eens had gezien. Een opmerking van Wilders om de verantwoordelijkheid van zichzelf af te schuiven, die wat mij betreft helemaal niet serieus genomen moet worden. Maar de Kamer doet dit wel, en dat wordt Wilders’ ondergang.

Uit de verslaggeving van gesprekken tussen Wilders, Ter Horst, Hirsch Ballin en de plaatsvervangend Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding blijkt namelijk dat Wilders zelf aanleiding heeft gegeven tot onrust. Hij zou hebben gezegd dat hij van plan was beelden te laten zien van een Koran die verscheurd of verbrand wordt. Premier Balkenende heeft zich dus terecht zorgen gemaakt, aldus het kabinet.

Wilders zelf ontkent in alle toonaarden. Hij noemt Hirsch Ballin een leugenaar en slaat alle pogingen van Kamerleden om het uit te zoeken, in de wind. "Jullie zoeken het allemaal maar uit," roept hij verongelijkt.

Jammer aan het debat is dat Wilders – ondanks verwoede handreikingen van verschillende Kamerleden – geen nuances aanbrengt. Islam = fout, en verder komt hij niet. Hij ontwijkt relevante vragen, maakt mensen uit voor leugenaar en, het belangrijkste van alles: hij lijkt niet in staat om op een constructieve manier naar oplossingen te zoeken.

Femke Halsema is wat mij betreft de winnaar van het debat. Zij heeft precies benoemd waar GroenLinks en de PVV bondgenoten zijn: in de strijd tegen de radicale islam. Zij erkent de problematiek en zou graag – in dialoog met de PVV, maar ook met moslims, die eveneens slachtoffer zijn van extremisme – werken aan echte vrijheid: vrijheid voor iedereen, moslim of niet. Trots ben ik op haar en op de andere politici (Hamer, Pechtold en Van Geel) die Wilders een inhoudelijke spiegel hebben voorgehouden: waar blijven nou de oplossingen? Wilders is publiekelijk door de mand gevallen. Is het angst aanjagen met loze kreten dan nu voorbij en kunnen we eindelijk inhoudelijk met elkaar in debat? 

Een eigen website

Voor mijn verjaardag heb ik een website gekregen. Van Melle, om mijn blog te upgraden tot iets vets. Iets kunstigs. Iets echt van mij, met mijn eigen domeinnaam en mijn eigen logo. Een pagina waarop ik kunst kon maken.

Nu ben ik haast digibeet te noemen en zie ik als een blok op tegen het in elkaar zetten van zo’n pagina. De vormgeving is het eerste probleem. Ik heb niet voor niets een standaardontwerp genomen voor mijn blog; als je iets moois wilt ontwerpen, moet je van goede huize komen, anders kun je daar beter iemand voor inhuren.

Het tweede punt is de inhoud. Als je iets wilt bijdragen op het web, moet je iets te vertellen hebben, vind ik. Op mijn blog weet ik wat ik wil laten zien: mezelf, in woorden. Die woorden komen steeds gemakkelijker naarmate ik meer schrijf. Maar wat gebeurt er als woorden kunst worden? Horen die dan thuis op een andere website, een website waarop ook andere kunst is te zien? En wat voor kunst dan?

Melle wilde me een duwtje in de goede richting geven. Een domeinnaam is in elk geval het begin van een eigen plek om dingen te creëren – een waardevol gebaar, waarvoor ik hem dankbaar ben. En toch, ik ben er nog niet klaar voor: ik weet nog niet welke plek welk deel van mezelf zou moeten krijgen op mijn site. Het komt erop neer dat ik mijn vorm nog niet helemaal heb gevonden.

Daarom heb ik een Flickr-account aangemaakt, om te beginnen. Flickr is een fotosite. Ik zet er foto’s op die ik kunstig vind, of die ik in elk geval de moeite waard vind om te laten zien. Neem er eens een kijkje als je benieuwd bent naar mijn foto’s.

Pizza's in de vriezer

Ik rijd de huisartsenpraktijk uit. In het halletje van het gezondheidscentrum komt de rookgeur me al tegemoet. Buiten staat een vrouw in een zwarte slobbertrui die haar vetrollen niet kan verbergen. Ze heeft een sigaret tussen haar vingers. Intussen praat ze met een zielig stemmetje in haar mobiel:
“Ik weet het niet, ik krijg zuurstoftabletten, we moeten even afwachten of die aanslaan.” Ze luistert naar haar telefoon.
“Ja, dat begrijp ik. Ik ga heel erg mijn best doen om er morgen weer te zijn, maar ik kan niets beloven.” Ze is even stil.
“Heel erg bedankt voor het begrip. Daag.” Een zwak kuchje voor ze neerlegt.

“Ze staat hier gewoon te roken hoor, zonder jas, en vreet ook te veel!” wil ik heel hard in haar telefoon roepen, maar ik weet me te beheersen en rijd de apotheek binnen. Allerlei oordelen gonzen door mijn hoofd, over haar:
– roken als een ketter terwijl je zuurstofgebrek hebt;
– niet naar je werk gaan terwijl je zonder jas in de kou staat;
– met een zielig stemmetje praten als je de arbodienst aan de telefoon hebt;
– en dan ook nog te veel eten.
(Hoe dom ben je dan?)

Maar ook oordelen over mijzelf:
– wie weet is dit haar eerste sigaret in tien jaar, vanwege de stressvolle situatie;
– afvallen kan ze misschien niet door een ernstige schildklierziekte.
(Ik mag niet oordelen over mensen, dat is pas slecht.)

Als ik de apotheek uit rijd, staat ze weer te bellen. Deze keer niet met de arbodienst, want ze bespreekt het menu voor vanavond:
“Als jij nou naar mij toe komt… Ik heb nog wel een paar pizza’s in de vriezer liggen.” Haar stem klinkt een stuk opgewekter nu. Ze neemt nog een trek van haar sigaret.