Cygnus leest De avonden

Tijdens een literatuurles in de vijfde, net voor de kerstvakantie, werd ik aangesproken door een leerling die maar niet tot een boekkeuze kon komen. Hij was niet echt een lezer, maar om hem nou met iets simpels als Het gym of De buitenvrouw weg te sturen – iets wat ik nog wel eens doe om leerlingen aan het lezen te krijgen -, voelde onbevredigend; de leerling was uiterst serieus en slim. ‘Weet je wat?’ zei ik, ‘Misschien moet je gewoon De avonden lezen, van Gerard Reve.’ Hij had er nog nooit van gehoord, maar pakte zijn agenda en een pen en noteerde de titel.

Dit inspireerde mij om, evenals twee jaar geleden, dit boek zelf ook weer eens te lezen in de periode dat dit traditioneel wordt gedaan: van 22 december tot en met 31 december, precies op de dagen waarin het boek zich (in 1946) afspeelt. Deze keer wilde ik het echter niet alleen doen, en dus plaatste ik een oproep binnen school. In alle bovenbouwklassen waaraan ik lesgeef, vertelde ik over mijn plan en vroeg ik de leerlingen mij te steunen door mee te lezen. Alle andere bovenbouwklassen stuurde ik een informatieve e-mail met uitnodiging om mee te doen, evenals mijn collega’s. In het informatiebulletin voor ouders plaatste ik een nieuwsbericht: Cygnus leest De avonden.

Samen lezen is vooral leuk als je er ook samen over kunt praten. Daarom maakte ik een besloten Facebook-groep aan, waar collega’s en leerlingen leeservaringen konden uitwisselen. Binnen enkele dagen waren er 34 leden: tien medewerkers en 24 leerlingen van het Cygnus Gymnasium. Daarnaast hadden ook enkele collega’s zonder Facebook al laten weten mee te zullen lezen.

Op 22 december werd het spits afgebeten door een leerling uit de zesde klas, die het eerste bericht in de Facebook-groep plaatste: Frits lijkt mij een verveelde puber. Of is dit zelfprojectie? Snel daarna volgden diverse berichten waarin Frits’gedrag werd geanalyseerd vanuit een hedendaags referentiekader:

* Frits die niets kan vinden op de radio als hij alleen thuis is, doet mij denken aan lusteloos zappen op de bank…

* Waarom is Frits zo gierig (of is het prijsbewust) met zo’n cadeau en een reep van 40 cent, erbij zeggend: “Het is heel duur, ze hadden ook goedkopere…”

* Ik vind die Frits zó autistisch overkomen, wauw. […] Die gesprekken die hij met andere mensen voert zijn zo plastisch. Of ook op die reünie van z’n middelbare school: ‘Oh, hij heeft iets gezegd. Dan moet ik nu iets zeggen. En nog een vraag stellen’. Hij praat echt via zo’n stappenplan.

* Jaa klopt. En hij merkt alles op. Dat hoort toch ook bij autisme? Dat je ‘onbelangrijke prikkels’ niet kan onderscheiden van de belangrijke

* Ik maak ernstige bezwaren tegen de term autist. Waarom niet: kunstenaar in wording, adolescent, eenzaam iemand. Die eenzaamheid kennen we toch allemaal? En dat gek-makende geklets van je ouders…

Duidelijk werd dat Reves personage Frits van Egters – een twintiger in de jaren veertig – ook nu nog genoeg stof tot discussie oproept. Een andere vraag die het boek opriep, was of het nou vooral humoristisch bedoeld was, of dat er een diepere laag zou zijn. De verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog kwam hierbij veelvuldig naar voren:

* Ben ik de enige die hier de humor van inziet of mis ik de diepere laag?

* Ik zit me steeds af te vragen waarom je na de Tweede Wereldoorlog zo’n boek schrijft. De vraag is of in deze periode de economie zo’n belangrijk onderwerp is. Het boek doet me denken aan een boek als Extremely loud & Incredibly close van Jonathan Safran Foer of muziek van Bruce Springsteen, The Rising: er is een wereldramp gebeurd en hoe ga je dan nog iets zinnigs schrijven of zingen. Heeft dat geweld tegen dieren in de avonden daar iets mee te maken? Waarom is het ‘kaal zijn’ steeds een motief? Is de werkelijkheid na de oorlog zo eenvoudig dat je dromen hebt om te ontsnappen?

* Hoofdstuk IV verwijst naar mijn idee veel meer naar WOII dan de hoofdstukken daarvoor: 1. op de radio wordt gesproken over het thuis kweken van bloembollen, 2. Frits hoort het geluid van een trein, 3. er komt een (gas)lucht uit de kachel, 4. Frits tekent een snor op zijn bovenlip, 5. er wordt gerefereerd aan executies door een insect te verbranden, 6. zijn Walters ouders omgekomen? – en zo nog meer. Ook qua toon wijkt het hoofdstuk af; waar ik in de hoofdstukken daarvoor regelmatig moest gniffelen vanwege de ook door D. opgemerkte humor, vond ik de toon hier wrang. Maar waarom ik hier op kom: zou de kaalheid niet verwijzen naar de concentratiekampen?

Naarmate het eind meer in zicht kwam, werd ten slotte de rol van de vrouw steeds belangrijker in de Facebook-discussie:

* Hoe zien jullie de rol van vrouwen in De avonden? Als het in hoofdstuk VII over wetenschap gaat, zegt Frits tegen Joosje: “U neemt me niet kwalijk, dame, dat ik tot een onderwerp kom, dat u misschien weinig belang inboezemt?”

* Ik denk dat Gerard zelf heeft zitten gniffelen bij zijn vondst van het werkwoord inboezemen :-)) Vrouwen komen er grosso modo niet best vanaf, maar bij dat geslacht lag natuurlijk ook niet per se de sympathie van de auteur…

Niet alle leden van de groep haalden 31 december, maar veruit de meeste wel. Het enthousiasme was overweldigend:

* Ik heb het boek geleend van de bieb maar ga het met terugwerkende kracht kopen! De eerste blz van hfst 8 zijn ook te goed om niet te kunnen herlezen…

* Ja, ik ga dit elk jaar doen. Ik vind het MEESTERLIJK!!

Natuurlijk gaven deze reacties mij enorm veel energie, maar de kers op de taart was de volgende e-mail, die ik aan het einde van de kerstvakantie kreeg van een leerling:

Beste mevrouw Van Schendel,

Onder lichte druk van mijn ouders heb ik in de vakantie De Avonden van Gerard Reve gelezen. […] Ik ben herhaaldelijk gewaarschuwd dat het een verschrikkelijk saai boek is, maar daar ben ik het totaal niet mee eens. Het is waar dat er niet een echte spanningsboog is, maar de schrijfstijl van Reve is zo fenomenaal dat ik het geen moment saai heb gevonden. Verder geeft het perfect de periode waarin het plaats vindt weer, de jaren 40, na de oorlog. Het is niet een ‘leuk’ boek maar wel een boek waarvan ik het goed vind dat het er is. Maar er is een belangrijker reden waarom ik blij ben dat ik het gelezen heb.

De hoofdpersoon, Frits, en ik hebben namelijk last van eenzelfde probleem. In het eerste hoofdstuk wordt Frits vroeg wakker en ziet dit als een kans om de dag goed te besteden. Echter, wanneer de dag voorbij sluipt, krijgt hij door dat hij niets doet. Als een dagdeel voorbij is bemerkt hij dat hij nog niets heeft gedaan. In plaats van vervolgens wel iets te doen eindigt Frits zijn dag zonder iets gedaan te hebben. Ook bijvoorbeeld op dag acht, na een avond van drank en feest plant hij wat hij zal doen als hij opstaat, waarna hij weer gaat liggen en in slaap valt. Hij weet dat hij niets doet en hij wil wel wat doen, maar hij blijft niets doen. Ik zou zin krijgen hem wakker te schudden. Maar ik weet dat ik hier ook last van heb. Ik wil wel wat doen en ik weet dat ik niets doe, maar ik blijf niets doen. Dit is een ellendig en vervelend probleem. Het resultaat is bijvoorbeeld te zien in de niet ingeleverde boekopdracht van blok één.

[…] Maar dit probleem uit zich niet alleen in opdrachten voor school, maar ook in dingen die ik voor mezelf wil doen, zoals schrijven. Het probleem is voor mij dat ik heel graag dingen gedaan wil hebben, maar het me niet lukt me er toe zetten dingen te doen. Ik ga vanaf nu echter gewoon elke dag een plan maken voor wat ik de volgende dag ga doen, zodat het makkelijker is me ertoe te zetten dingen te doen.

Deze e-mail is stap één in het proces van het bovenstaande probleem af te komen. Stap één in het proces wel dingen te doen. Dus bij dezen wil ik u nog bedanken voor het organiseren van ‘Cygnus leest De Avonden’ en natuurlijk Gerard Reve zelf voor het boek, omdat ik sterk het idee heb dat het boek me hierbij geholpen heeft.

Ik kreeg een brok in mijn keel. Dáár doe ik het dus allemaal voor.

En wat betreft De avonden: dat saaie, oubollige en gekke boek van Reve blijkt niet voor niets in de top drie te staan van de Canon van de Nederlandse letterkunde. Volgend jaar lees ik het weer. Wie doet er mee?

Belofte

als jij op je grote schip
verdwijnt
in de diepe zee van dit bestaan

en ik <dampend>
in koele stille gronden
achterblijf

met trillende vingers
biddend tot mijn zilte zeemeermin
haar roze, wimperloze gezicht
haar armen wijd open, uitnodigend
in het luchtledige
haar kleurloze, vervilte staart

geamputeerde vrouwelijkheid

als ik hier op je wacht
kom jij dan bij me terug?

© Hann van Schendel
mei 2013

Dit gedicht is geïnspireerd op onderstaande foto, uit de tentoonstelling van Henk Wilschut in het museum Jan Cunen.

Henk Wildschut
Henk Wildschut

De streepjescode

Ik ben de minst productieve schrijver die ik ken. Drie jaar terug begon ik aan mijn roman en er zijn pas drieduizend woorden geschreven – het overgrote deel hiervan in een tijdsbestek van twee dagen. En toch ben ik een schrijver. Ik ben alleen bang.

Die angst om te verdiepen, te voelen, beleven en dingen vast te leggen, vertaalt zich in onwerkelijke vormen. In het begin had ik nog niet door dat er iets aan de hand was. Zo’n twee jaar geleden wilde ik een doorbraak maken met het schrijven van mijn boek, door mij een zomerweek lang in een blokhut op de hei af te zonderen. Geen man en kind mee, geen ander gezelschap, alleen een kloosterleven met aan het eind van de werkdag een beloning in de vorm van een luxe maaltijd in een restaurant. (Ik vind het zeer opwindend om alleen uit eten gaan. Aan de ene kant voel je je alleen en dus ook een beetje zielig – waarom zou je zoveel geld spenderen als er niemand is om het genot mee te delen? -, aan de andere kant is er tenminste échte aandacht voor de maaltijd als die niet hoeft te worden gedeeld met een tafelgenoot. De bediening is trouwens veel aardiger als je alleen bent. Je bent de koning te rijk.) Helaas mocht het niet baten: ik reed door een kuil in het bos, viel uit mijn rolstoel en brak mijn rechterschouder. De rest van die zomer kon ik niet meer schrijven.

Kort daarna probeerde ik iets anders: Moleskine-boekjes. Alleen al door ze aan te schaffen, voelde ik me een echte schrijver. Ik heb een hele collectie aangelegd: grote, kleine, zwarte, gekleurde, met harde en met zachte kaft, met lijntjes en zonder lijntjes… Ook bedacht ik systemen om mijn verhaal erin te ordenen: een paars boekje voor de uitwerking van het ene personage, een groen voor het andere. Een zwart boek (met harde kaft) voor de plotstructuur, waarin ik met paars en met groen masking tape aangaf vanuit welk perspectief de scène moest worden beschreven. Meer dan tien bladzijden zijn er nooit beschreven.

Omdat ik thuis niet toekwam aan het volschrijven van die boekjes, boekte ik vorig jaar rond deze tijd een hotel in het bos. Op gezette tijden zou er assistentie komen om me naar de wc te helpen, maar verder zou ik schrijven. Dag en nacht. Twaalf uur voor vertrek kreeg ik veertig graden koorts en een longontsteking. Op dat moment gaf ik het op. Tijdelijk, want ooit, wist ik, zou het verhaal over mijn kunstenaar en zijn muze op papier komen.

En nu is het tij gekeerd. Eergisteren, op mijn zevenendertigste verjaardag, kreeg ik van mijn pasgeboren zoon een boek cadeau: How to be an explorer of the world: portable art life museum. Het is boek zonder regels en structuur, maar met heel veel ruimte en ideeën om de wereld om je heen op een andere manier waar te nemen. Gistermiddag was ik van plan het boek wat beter te bekijken, in de hoop er inspiratie uit op te doen. Maar het kwam er niet van; opeens ging ik achter mijn computer zitten, klikte ik alle geopende internetpagina’s weg en schreef ik een hoofdstuk voor mijn roman.

Vandaag alweer schoot mijn brein in de weerstand: er ligt post. Een huilende baby. De belastingaangifte. Alles wordt uit de kast getrokken om maar niet achter mijn computer te hoeven gaan zitten. En dus sloeg ik mijn wereldontdekboek open. Er viel iets uit, een beveiligingstag met streepjescode. Achteloos schoof ik het opzij. Toen las ik in het boek de uitnodiging om gevonden voorwerpen nader te bestuderen, te categoriseren en je gedachten erover te laten gaan. Ik pakte de streepjescode en herontdekte het:

  • de tag was 0,5 bij 5 cm;
  • er zat geen geur aan;
  • het materiaaOLYMPUS DIGITAL CAMERAl was glad en koel;
  • hij had drie scherpe hoeken en een zachte hoek, doordat het plastic op glad papier was geplakt en afgescheurd;
  • de streepjescode zelf lag op een verdikking met zachte, afgeronde hoeken;
  • de zwarte lijntjes waren zeer contrasterend op de witte ondergrond;
  • mogelijke categorieën voor een potentiële verzameling: ‘Contradictio in terminis’, ‘Overbodig plastic’, ‘Nutteloos na gebruik’;
  • aanvullende opmerkingen: ‘Moet ik dit voorwerp echt bewaren? :) Nee, toch?’

Nauwkeurig schreef ik mijn bevindingen op in het Object documentation log, met een grote lach op mijn gezicht. Een totaal nutteloos object creëerde een scala aan mogelijkheden: nieuwe collecties, een nieuwe kijk op hoe de wereld is geordend, plezier.

Mijn boek is nog niet af, en waarschijnlijk zal ik niet opeens een hoofdstuk schrijven over streepjescodes. Maar dat er iets in werking is gezet, weet ik zeker.

Oranje ogen boos op jou

Al weken droom ik ervan en vanmorgen hing het dan eindelijk boven de zwarte glazenkast: ons nieuwe schilderij, stralend als een sneeuwvlok op een dichtgevroren vijver: teder, koel, fragiel.

We moesten ervoor naar België rijden om het op te halen en dat was niet zonder risico, want meer dan een klein fotootje op de Facebook-pagina van mijn vriendin Bianca had ik er nog niet van gezien. Toch wist ik, toen ik dat plaatje voor het eerst zag: dat werk wil ik kopen; het hóórt hier. Het was liefde op het eerste gezicht.

Toen ik eenmaal oog in oog stond met het werk, bleek het Ware liefde. Zoals het daar stond, in zijn natuurlijke habitat – het zonnige en kleurrijke atelier van mijn vriendin -, wilde ik het zachtjes in mijn armen nemen. Nu kwamen de kleuren pas écht tot leven! De achtergrond bleek ijsblauw en tegen die achtergrond staken twee figuren af: een zwartharige figuur met zachtgelige konijnenoren en een roodharige figuur met veren, een verfijnde snor en een wit konijn in de armen.

Oranje ogen boos op jou

Ik kan uren naar dit schilderij blijven kijken. Het lijkt te bestaan uit tegenstellingen. Zo wordt de sexe van beide figuren in het midden gelaten; beide hebben iets mannelijks én iets vrouwelijks. Denk aan de mannelijke bouw van de figuur met het lange zwarte haar en het geprononceerde rode mondje, en daarnaast de andere figuur met de roze vleugels en de snor. Beide hebben bovendien iets liefs én iets kwaadaardigs over zich. De blik in hun ogen wekt ontzag, maar tegelijkertijd hebben beide een hoog aaibaarheidsgehalte. Ze lijken elkaar te spiegelen, terwijl het onduidelijk is welke referenties daaraan vastkleven.

Ook Jonne – nog geen drie jaar oud – herkent die dubbelheid. Toen ze vanochtend de kamer in kwam, wees ze breed lachend naar het schilderij. “Mooi hè?” riep ze uit. Toen ze een kwartier later aan de ontbijttafel zat, keek ze er opnieuw naar. “Oranje ogen zijn boos op jou,” mompelde ze. “En de blauwe ogen moeten huilen.”

Het schilderij is gemaakt door Bianca van de Kamp.

De Avonden

“Mensen, ik ga dit jaar De Avonden lezen. Wie doet er mee?” Hoewel ik volgens mij heel enthousiast klink – ik doe althans mijn best -, kijken mijn vijfdeklassers me niet-begrijpend aan. “De Avonden, van Gerard Reve,” licht ik toe. Nog steeds alleen maar verbaasde blikken. Ik vertel over Gerard Reve (één van ‘de Grote Drie’) en over het boek, dat zich afspeelt tussen 22 en 31 december. Ik leg uit dat het een traditie is om het boek in deze periode te lezen. “Je hoeft dan elke dag maar één hoofdstuk, dus voor je het weet heb je het boek uit. Ik ga het dit jaar ook doen,” zeg ik, “en het lijkt me fijn als jullie meelezen. Het is namelijk ontzettend saai.”

Nu beginnen er een paar leerlingen te gniffelen. Waarom zouden zij dit dan moeten lezen? Een terechte vraag. Ik antwoord: “Omdat het geniaal is. Een klassieker onder de klassiekers. Misschien wel hét boek uit de Nederlandse literatuur.” Als ik probeer onder woorden te brengen wat het boek dan zo geniaal maakt, zie ik leerlingen iets rechterop gaan zitten. Reve heeft saaiheid en verveling zó overtuigend op papier gezet – geen woord te veel heeft hij gebruikt -, waardoor je de beklemming van het hoofdpersonage zelf voelt. Je waant je in een andere wereld: die van Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog. “Ik vind dat je dit als gymnasiast echt gelezen moet hebben,” besluit ik mijn betoog.

“Hoe lang doe je over een hoofdstuk?” vraagt er een. “Ach, dat weet ik niet. Drie kwartier ofzo?” Daarmee neemt hij geen genoegen. Hij opent zijn laptop om te checken hoeveel pagina’s het boek telt: tweehonderdzevenentachtig. “Bent u gek geworden?” roept een andere leerling uit. Hij baseert zijn boekkeuze altijd op het aantal pagina’s, met het gevolg dat hij vooral dunne boeken op zijn lijst heeft staan, maar helaas maar zelden een boek dat hem echt aanspreekt. Ik vrees dat De Avonden aan hem sowieso niet is besteed, maar besluit dat maar niet te zeggen.

“Mag je het op je lijst zetten?” vraagt een andere leerling. Zij beweert al het hele schooljaar dat ze een broertje dood heeft aan lezen, maar intussen heeft ze al zeker twee romans verslonden. “Natuurlijk!” roep ik uit. De grootsheid van Reve lijkt nog niet helemaal te zijn doorgedrongen tot mijn vijfdeklassers.

Dan blijft het akelig stil. Niet één leerling meldt zich aan voor mijn idee om elkaar in de kerstvakantie dagelijks te mailen met het doel het hoofdstuk van die dag kort te bespreken. Ook in mijn vierde klassen krijg ik nul op rekest. Ik kan het niet helpen; ben toch enigszins teleurgesteld.

Op donderdag 22 december loop ik al een dag achter. Het kerstdiner en -gala maken dat ik geen tijd heb om het boek open te slaan. En op vrijdag werk ik. Ik ben eigenlijk al niet meer echt gemotiveerd om De Avonden te lezen. Misschien sla ik maar een jaartje over. Tot er na de kerstviering in de kerk een van mijn leerlingen naar me toe komt. “Wanneer moet je ook alweer beginnen in dat boek?” vraagt hij. “Ik wil graag meedoen!” Ik vertel hem dat hij, net als ikzelf, inmiddels een dag achterloopt, maar dat één dag nog makkelijk in te halen is.

Hoewel Melle al ruim op tijd twee exemplaren had klaargelegd en zelf wel op tijd was begonnen, lukt het mij pas zaterdagavond. Ademloos lees ik in een ruk de eerste twee hoofdstukken uit. En vandaag weer twee – ik ben bij! Zou mijn leerling nu ook aan het lezen zijn? Hij moest eens weten… nét even dat extra duwtje in de rug.

Yusuf in concert

We rijden het parkeerterrein bij de Ahoy op. Het is wel druk, maar bijna alle invalideparkeerplekken zijn nog vrij. Als we richting ingang lopen, zien we een blauw Volkswagenbusje met een groep mensen eromheen. Eén voor een poseren ze bij het busje en laten ze een foto maken. We gaan naar een concert van Yusuf Islam, beter bekend als Cat Stevens.

Eenmaal binnen waan ik me in de seventies, maar dan met een publiek dat toen jong was. Ik neem plaats op het rolstoelplatform en zie stelletjes van ver in de vijftig innig verstrengeld voorbij lopen. Meestal geblondeerd, gekapt en opgedirkt, maar soms ook met vlechten in het haar of op sandalen. Er zijn weinig mensen van onze leeftijd en het publiek is opmerkelijk wit. Slechts één of twee hoofddoeken vallen op in de grijze massa.

Als het zaallicht dempt, komt een gehoofddoekte vrouw naar het rolstoelplatform, vergezeld door een jonge man. Melle kijkt me aan en wil nét iets tegen me zeggen als de vrouw voor het platform blijft staan, me aankijkt en haar hand naar me uitreikt. Ik aarzel. Is dit weer zo iemand die me wil bekeren of zegenen? Ik denk aan de non in Avignon die me een Maria-medaillon gaf en aan de drugsverslaafde in Hoog-Catharijne die er tot twee keer toe in slaagde zijn duim op mijn voorhoofd te leggen terwijl hij Sta op en wandel! riep.

Toch strek ik mijn arm naar haar uit. Ze schudt mijn hand en zegt: “I’m Yussuf’s wife.” Dan stapt ze soepel het rolstoelplatform op – een vleug van rozenwater, kruidnagel en kardemom achter zich latend.
“Ik dacht al, wat lijkt die jongen veel op Yussuf. Dat is zijn zoon,” zegt Melle opgetogen. Ik ruik aan mijn hand: rozenwater, kruidnagel, kardemom. Eén handdruk van Yusuf verwijderd.

Het concert is adembenemend. Omdat ik zijn liedjes eigenlijk niet echt ken, is het voor mij makkelijk om me onbevooroordeeld te laten meevoeren door Yusufs gitaarspel en vooral door zijn stem. Sommigen noemen die zoetgevooisd, ik zou hem goddelijk noemen – er hangt een lichtheid om hem heen die je recht in het hart raakt.

Het publiek is echter niet snel tevreden. Hoewel niemand het hardop zegt, hoopt iedereen dat Yusuf zoveel mogelijk oude hits zingt en dat hij de kostbare tijd niet verdoet met nieuwe liedjes. Laat Yusuf maar gewoon Cat zijn, voel je in de zaal als men roept om Sad Lisa of Wild world. Dat is wonderlijk, want feitelijk is er niet veel veranderd; zijn nieuwe liedjes hebben precies dezelfde feel en sound als de grote hits.

Yusuf geeft een toegift van twee liedjes, waarvan één onbekend. Wij weten dat hij na deze toegift niet meer zal terugkeren op het podium, hoe hard het publiek ook klapt, fluit en juicht. De vrouw met de hoofddoek staat op, neemt haar zoon aan haar zijde en stapt het rolstoelplatform af. Ze verdwijnt in de menigte. Alleen haar geur doet herinneren aan haar aanwezigheid. Rozenwater, kardemom en kruidnagel.

 

Meer weten over de reis van Cat Stevens naar Yusuf Islam? Lees het artikel op Nu.nl. Ook de moeite waard: www.yusufislam.com.

Seksuele beeldvorming in reclames

Toen ik deze week op de tram stond te wachten, viel mijn oog op een abri van HP Beats Audio: vier foto’s van mensen die luisteren naar muziek. ‘Zo heb je muziek nog nooit beleefd,’ luidde het onderschrift van de poster.

HP 

Op de poster staan foto’s van mensen in vier settings. Op de eerste drie foto’s staat een stel dat samen geniet van muziek die uit een laptop komt:

  • 1. aan een diner (wit tafelkleed, kaarsje, vrouw gekleed in zwart en man in pak); 
    2. in het uitgaansleven (rood gordijn, hippe bank, vrouw in top met blote schouders, man in poloshirt en sneakers);
    3. thuis (bank met kleed, luxaflex, informele kleding).

Op de vierde foto staat geen stel, maar een vrouw alleen. Ze danst op de bank. Haar computer is geen laptop, maar een ingebouwde HP.

De boodschap van de reclame lijkt te zijn: Met Beats Audio op een HP computer kun je altijd en overal van muziek genieten, met wie je maar wilt. Hoewel deze reclameuiting op het eerste gezicht onschuldig lijkt, is er méér aan de hand: de afbeeldingen leggen een verborgen norm op over mannelijke en vrouwelijke seksualiteit. 

Aan de individuele foto’s ligt het niet. De mensen op de foto’s worden niet seksueel ongelijkwaardig afgebeeld, zoals bijvoorbeeld wél het geval was bij de reclamefoto’s van Suit Supply – die daardoor onlangs grote ophef in de media hebben veroorzaakt. Integendeel: op de foto’s van HP Beats Audio zitten twee mensen steeds netjes en gelijkwaardig naar muziek te luisteren.

Het probleem zit in de combinatie van de foto’s – de reeks: samen vertellen de foto’s namelijk een verhaal. Als je de foto’s beter bekijkt, blijkt de man op de foto’s drie keer dezelfde man te zijn. Hij geniet van (muziek met) drie verschillende vrouwen, waarbij hij drie verschillende outfits draagt. De foto’s verwijzen subtiel naar een seksuele verhouding tussen deze man en de vrouwen; hij is close met hen alle drie. Naar de eerste vrouw buigt hij zich toe (om haar te kussen?), de tweede vrouw zit bij hem op schoot en om de derde vrouw heeft hij zijn arm geslagen. Dit doe je niet bij je zus of ‘gewone’ vriendin – deze man is intiem met de vrouwen.

Dan is er de vierde vrouw. Zij zit alleen thuis. Omdat de man alleen op déze afbeelding ontbreekt, wordt de suggestie gewekt dat hij afwezig is; hij hoort bij haar, maar is er niet. Hij is wél bij drie andere vrouwen; dit wekt de suggestie dat hij (veelvuldig) vreemdgaat.

De vrouw die alleen op de foto staat, is echter geen slachtoffer; zij vermaakt zich thuis prima met haar HP Beats Audio. Is deze reclame dan wel problematisch te noemen? Ik vind van wel. Omdat het de man is die vreemdgaat, niet de vrouw. Dit bevestigt het conventionele beeld dat vrouwen trouw en monogaam zouden zijn (en naïef, want deze bedrogen vrouw heeft niets door), terwijl mannen niet genoeg zouden hebben aan één partner. Dit is een eeuwenoud beeld, dat al sinds mensenheugenis wordt herhaald.

Als wij willen dat mannen en vrouwen niet langer in hokjes worden geplaatst, maar individuele keuzes kunnen maken, zou het goed zijn om dit stereotiepe beeld eens wat vaker te doorbreken. De sleutel hiertoe is diversiteit in reclameuitingen: polygame mannen én vrouwen. Ook eens een vrouw aan de macht, of een man als seksobject. Zo gaan jonge jongens het misschien minder vanzelfsprekend vinden dat zij losse seksuele contacten hebben, en worden meisjes juist uitgenodigd om ook iets meer te (s)experimenteren.

Dreamhopper

In mijn mailbox verschijnt plotseling het bericht: Borgeous is following you. Ik hoef er niet over na te denken. Ze kwam veel bij ons over de vloer en woonde zelfs even bij ons in huis. Tien jaar ouder dan ik was ze; een soort oudere zus. Op een dag verdween ze in het niets. Dat is 27 jaar geleden.

We twitteren wat heen en weer. Er komt een privébericht. Ik antwoord. En plotseling, na een maand of twee, komt er die afspraak: schilderijen en koffie. Om bij te praten.

Op zondagmiddag rijden we naar het Noord-Hollandse dorp en gaan we op zoek naar de showroom van een oude Renault-garage. De lucht is grauw. Alsof we een film van Alex van Warmerdam zijn binnengereden. “Daar, op de hoek!” We zien een grote, kale ruimte, waar geen spoor van een auto meer te bekennen is.

Twee vrouwen komen naar buiten. Ze lopen ons tegemoet en ik kijk, peil: wie van de twee is het? Herken ik haar? Ja, zij. Zij is het. Hoewel ik haar op straat niet zou hebben aangesproken, herken ik de bruine ogen. De kleine, spitse neus. De kwajongensachtige manier van lopen. De ander geef ik een hand. “Hann.”

Dan gaan we de showroom binnen. In de hoek staat een oude tafel met grote koffiemokken en een pak koekjes. Achter die tafel hangen een paar schilderijen – de rest staat in plastic en folie ingepakt tegen de muur.

“Ben jij een medisch wonder of zo?” vraagt ze.
“Hoezo, dacht je dat ik dood zou zijn?”
Het ijs is gebroken. We gaan aan de tafel zitten, nemen koffie en blazen in onze mokken. We vertellen hoe het ons de laatste 27 jaar is vergaan. We kijken naar elkaar. En halen herinneringen op.

dreamhopperNa tweeënhalf uur praten laat ze ons haar werk zien. Herkenbare beelden – ik heb haar website regelmatig bezocht. Eén schilderij springt er onmiddellijk uit: een wit konijn tegen een matgrijze achtergrond, waaruit – als je goed kijkt – een figuur oprijst. Het heet Dreamhopper. Ook Melle is zichtbaar onder de indruk. We hoeven niet te overleggen. “Is het te koop?” vraag ik haar. Ze knikt. “Kom je het bij ons ophangen?”

En zo zit ze een uur later met haar vrouw bij ons aan de keukentafel. Daarboven hangt haar werk, heel natuurlijk. Alsof het er al jaren hangt.

Benieuwd naar het andere werk van deze kunstenaar? Kijk op www.borgdenobel.nl

Biebbabe

Jonne is lid geworden van de Centrale Bibliotheek. Zevenenhalve maand en nú al lid? Je kunt met lezen niet vroeg genoeg beginnen.

Als kind ging ik elke zaterdag met mijn vader naar de bieb in Assen. In mijn duwrolstoel, want de jeugdafdeling was boven. Er was wel een boekenlift, maar daar mocht geen meisje met rolstoel in. Daarom sleepte mijn vader mij wekelijks, in mijn rolstoel, twee steile trappen op, om mij vervolgens langs de rekken met A-, B- en later C-boeken te duwen. Ik verslond minimaal drie boeken per week en was meerdere keren lid van de Kinderboekenjury. Op de dag dat de jeugdboeken naar beneden werden verhuisd – ik was toen dertien -, ging ik volwassenboeken lezen. Die stonden gelukkig ook beneden.

In Amsterdam hoeft niemand zich zorgen te maken over trappen. Het gebouw heeft acht verdiepingen en twee snelle liften. Jonne kan dus vanaf nu elke zaterdag met haar moeder mee.

Dokter Jazz – Stine Jensen

Dokter Jazz is een roman over de wederzijdse aantrekkingskracht tussen de westerse wereld en de islam. Dat de relatie tussen deze twee werelden niet vanzelfsprekend is, blijkt uit de twee met elkaar verweven hoofdverhaallijnen uit het boek: die van Mads/Louhou en die van Selma/Kader. Deze tot de verbeelding sprekende roman biedt echter meer dan de platte waarneming dat beide culturen niet altijd even gemakkelijk samenvloeien. Met verrassende perspectieven en weinig voor de hand liggende verbanden sleept Jensen de lezers mee in de twee werelden: die van eer en religie en die van levenspassie en lust.

Het boek is verdeeld in vijf delen met elk een andere vertellende instantie. Dit heeft tot gevolg dat er informatie wordt gegeven die met één verteller nooit aan het licht zou zijn gekomen.

Het eerste deel gaat over Dolly Laudrup, een jonge en aantrekkelijke redactrice. Ze beschrijft haar dubieuze relatie met haar inmiddels overleden oom Mads Laudrup. Enerzijds voelde zij altijd enige schaamte voor haar oom, die veel dronk, een openlijke hekel had aan islamieten en luidruchtig in zijn eentje het Deense volkslied zong op verjaardagen. Veertien jaar na Mads dood wordt Dolly’s interesse in haar oom echter gewekt door een gesprek met haar vader. Haar oom Mads blijkt maagdenvlieshersteloperaties te hebben verricht. Als Dolly haar vader hiernaar vraagt, blijkt hij weinig antwoorden te hebben. Dolly is geïntrigeerd door haar oom en start een zoektocht naar zijn leven.

Na deze spannende introductie, die de lezer vol vragen achterlaat, volgen de andere verhaallijnen: die van Mads in de periode voor hij zijn kliniek opent, die van Selma die haar hart heeft verpand aan een Arabier en die van de Egyptische Kader, die zijn jonge en mondige vrouw Zeynep ervan verdenkt dat ze hem bedriegt.

Hoewel niet gelijk duidelijk is hoe, hangen al deze verhaallijnen met elkaar samen. Het in de verschillende hoofdstukken wisselende vertelperspectief zet Jensen geraffineerd in als middel om de lezer nieuwsgierig te maken naar de onderlinge relaties van de personages. Tot het laatste deel van het boek blijft de lezer zichzelf afvragen hoe bepaalde zaken in elkaar zitten.

Daarnaast stellen de verschillende vertelinstanties de auteur in staat om verschillende culturen (de Deense/westerse en de Arabische) ‘van binnenuit’ te laten zien. Na het lezen van het boek kent de lezer de motieven van een in liefde teleurgestelde islamofoob, maar ook die van een eenzame, aan seks verslingerde reizigster en die van een agressieve en overspelige echtgenoot. De lezer leert dat dingen soms anders zijn dan ze lijken en zal zijn oordeel over bepaalde gedragingen voortaan voor zich houden tot hij achterliggende motieven kent.

Jensen heeft zich duidelijk verdiept en goed ingeleefd in de (zeer verschillende) subculturen. Zij neemt ons mee in de wereld van de aan de drank geraakte jazzmusicus, waarbij de titels van allerlei belangrijke jazzplaten ons om de oren vliegen. Daarnaast waant de lezer zich volledig thuis in het rijkeluisleven in Saoedi-Arabië en in de geheimen onder de sluiers van islamitische vrouwen.

Tot slot: Jensen beheerst de vertelkunst als geen ander. Dit alles maakt Dokter Jazz een zeer vermakelijke en boeiende roman.

Tip: Het afspelen van de liedjes uit het verhaal, bijvoorbeeld via Youtube, brengt de lezer tijdens het lezen al snel in de sfeer. Een absolute aanrader voor wie de jazzliedjes (nog) niet kent!

Durf jij? – Ellen ten Damme en Ilja Leonard Pfeijffer

Durf jij? is de nieuwe cd van Ellen ten Damme. Het is een bijzondere cd, want de teksten voor deze cd zijn geschreven door dichter Ilja Leonard Pfeijffer. De liedjes komen voort uit een project dat op 8 oktober 2006 op tv werd uitgezonden: De avond van het liefdeslied. Het was een avond waarop 13 zangers een lied vertolkten van 13 dichters. Zo werden twee ogenschijnlijk ver uit elkaar liggende disciplines bij elkaar gebracht, wat een bont geheel opleverde van diverse stijlen muziek en poëzie.

Voor dit project schreef Pfeijffer de tekst voor Durf jij?, dat Ten Damme op muziek zette. Pfeijffer gaf toen, in 2006, al aan dat hij meer van dit soort liedjes zou willen schrijven, die hij wilde bundelen en Songs for Ellen wilde noemen. Blijkbaar heeft de samenwerking ook Ten Damme geïnspireerd, want er volgden nog tien nummers. Deze resulteerden in de cd, die sinds vrijdag 13 november in de winkels ligt.

Op de dvd van De avond van het liefdeslied legt Pfeijffer uit hoe de tekst van het nummer Durf jij? tot stand is gekomen. Je ziet hem in een met kaarsen verlichte kamer een glas rode wijn inschenken en hoort op de achtergrond Dolly Partons Jolene. Waarom dit liedje? Pfeijffer begint te vertellen:

Jolene, jij bent zo mooi en pak mijn man niet af. Ik weet wel dat je het kan, maar doe het niet, alsjeblieft. Dat is een heel erg… het is tegelijkertijd sentimenteel, en het is wrang, en het is gemeen, en het is vals… en het is heel simpel en direct, en… En tegelijkertijd werkt het ook heel erg, omdat je weet dat Dolly Parton het zingt. Ik heb er wel een beetje naar gestreefd om iets te maken dat in de buurt komt, maar dit is gewoon wel echt heel goed hoor, Dolly.

Op de cd is dit streven van Pfeijffer duidelijk voelbaar in de teksten, die, op één uitzondering na, allemaal dat sentimentele, dat wrange, hebben. Het thema van de cd is de liefde. Niet de romantische liefde, maar de liefde die je afhankelijk maakt, kwetsbaar en onzeker. De keerzijde van de liefde.

Zo vertolkt Ten Damme in Ik moet nog zoveel leren een vrouw die wacht op haar lief, die maar niet komt opdagen. Elk couplet begint met ‘Ik moet nog zoveel leren’, waarna steeds een werkwoord volgt: verdragen, begrijpen, accepteren en bevatten. Vier werkwoorden die afhankelijkheid en overgave aanduiden, wat het sterkst naar voren komt in het tweede couplet: ik moet nog zoveel leren te begrijpen/zoals bijvoorbeeld dat je van me houdt/als jij niet belt, of komt, en mij beschouwt/als iets dat jij ook morgen nog kunt grijpen.

Als de vrouw zich uiteindelijk in de kroeg zit te bezatten waar haar geliefde vaak komt, en hij ook daar maar niet verschijnt, wordt de ernst van de zaak voelbaar. Ze wordt aan het lijntje gehouden en ondergaat dit lijdzaam: en buiten is het winter het is pijnlijk koud/er wordt wanhopig bier besteld, geen mens is blij/het is al laat, de klok is stout/de grap is oud, en iedereen komt door de deur behalve … [jij].

De keerzijde van de liefde – geen cd dus om vrolijk van te worden? Eigenlijk valt dat wel mee, want de muziek op deze cd is veelzijdig. Vrolijke tonen en humoristische teksten maken het geheel allerminst zwaarmoedig. Neem bijvoorbeeld nummer 3 op de cd, Koningin van Frankrijk. De eerste twee coupletten lijken een soort kinderlijke droom te zijn: Als ik de koningin van Frankrijk was,/dan droeg ik duizend jurken op een dag/en wuifde ik zolang tot jij me zag,/jij met je rode revolutionaire das,/als ik de koningin van Frankrijk was.

Bij het derde couplet krijgt het lied echter een wending, waarna die wrange kant van de liefde weer naar voren komt: Je rookt met vrienden in stinkende kroegen,/met standpunten tot diep in de nacht./Wanneer ik me soms bij jullie wil voegen,/dan lach je me uit, omdat iedereen lacht./Omdat er niks te lachen valt, als ik de koningin van Frankrijk was! […] Als ik de koningin van Frankrijk was,/vermoordde ik je vrienden allemaal,/dan spieste ik je hoofdje op een paal,/opdat je stil en rustig bij me was,/als ik de koningin van Frankrijk was.

Poëtische en muzikale tegenstellingen komen ook terug in het nummer Misschien. Dit nummer begint met de zin Misschien zal ik een draakje voor je slachten. De combinatie van het woord ‘draakje’ met de langzame, romantische sound maakt dat deze zin lieflijk klinkt. Het woord ‘slachten’ kondigt echter alvast de wrangheid aan die de boventoon voert in het volgende couplet: Misschien zal ik een ex van jou vermoorden./Misschien zal ik haar wurgen met een touw./ Misschien zal ik je zeggen dat de woorden/niet kunnen zeggen dat ik van je hou.

Een ex vermoorden is heus romantisch, dat blijkt uit de lieflijke muziek en de tekst van het refrein: Als jij maar weet/dat ik het deed, oh/Als jij maar weet/dat ik het deed/zodat je nooit vergeet/jij bent van mij…/misschien. Het woord ‘misschien’ maakt de romantiek wel tragisch – er spreekt wanhoop uit.

Ellen ten Damme heeft met Durf jij? dus een bijzonder en veelzijdig werk gemaakt. Dit komt op de eerste plaats door de spannende teksten van Ilja Leonard Pfeijffer, maar ook Ten Damme zelf verdient een pluim; zij laat zich met haar stem steeds weer van een andere kant horen: zacht, stoer, naïef, kwetsbaar, rebels… Deze veelzijdigheid wordt versterkt door de zeer diverse composities waarop zij de teksten van Pfeijffer heeft gezet.

Eigenlijk zijn er maar twee dingen aan te merken op deze cd. Ten eerste het nummer Bang om rijk te worden. Het is een vrolijk lied dat niets te maken heeft met liefde, noch met de keerzijde ervan. Er zit weinig diepgang in en thematisch valt het totaal buiten de boot bij de rest van de cd. Maar goed, als je het nummer beschouwt als vrolijke uitsmijter van de cd, valt er mee te leven.

Helaas heeft Van Damme gekozen voor een andere uitsmijter: Daar waar jij wil zijn, het laatste nummer en enige écht minpunt van deze cd. Dit nummer is namelijk niet geschreven door Pfeijffer en Ten Damme, zoals de rest van de cd, maar door Robin Berlijn. Het heeft een platte, weinigzeggende tekst; muzikaal valt er evenmin veel te beleven. Gelukkig duurt dit laatste liedje nog geen anderhalve minuut, nog geen fractie dus van dit zeer bijzondere en geslaagde project!

Nieuwsgierig geworden? Koop de cd op Bol.com of lees meer over Ellen ten Damme en Ilja Leonard Pfeijffer.

Engagement in de kunst III – "Die doet maar wat"

Cobra_2 Aan het begin van de tentoonstelling hangt een grote zwart-witfoto van Georges Mathieu, waarop hij streng in de lens kijkt. Don’t fuck with me, lijkt hij te willen zeggen. Op de achtergrond zie je een van zijn kunstwerken: een wild geheel van verfstrepen, en zelfs verf die rechtstreeks uit de tube op de muur (of het doek) is gespoten. Mathieu maakt onderdeel uit van de tentoonstelling Paris Central, waarin de naoorlogse Parijse kunstwereld wordt geëxposeerd. Een woelige periode, waarin kunstenaars vooral hun eigenheid wilden ontdekken (‘Alles moet anders’).

Een vader met twee jonge zoons komt de zaal binnen. Hij merkt de foto op en blijft er met zijn kroost voor staan. De oudste, nog geen vijf jaar oud, werpt een vluchtige blik op de foto en zegt: "Die doet maar wat." Er klinkt minachting door in zijn stem. Hij maakt aanstalten om weg te lopen, maar zijn vader pakt hem bij de arm en zegt: "Wacht eens even. Maar dat is toch kunst, wat die man heeft gemaakt?" De jongen kijkt nog eens omhoog en zegt vervolgens vastberaden: "Nee, want hij heeft het ook in zijn gezicht." Dan wendt hij definitief zijn hoofd af en loopt verder.

Deze jonge museumbezoeker werpt een nieuw licht op de zaak als het gaat om engagement in de kunst (zie eerdere blogs). Engagement in de kunst is het in een context kunnen plaatsen van een visie op de maatschappij. Logisch dus dat een vierjarige zijn neus ophaalt voor het ‘geklieder’ van Georges Mathieu.

De expositie Paris Central is tot 17 januari 2010 te zien in het Cobra museum voor moderne kunst in Amstelveen. Tip: neem een audiotour als je de tentoonstelling bezoekt en laat je meeslepen in het Parijse kunstklimaat van de jaren ’50!