Milieuvriendelijke inkt

Ecofont_4Deze blog is getypt in een lettertype dat ik normaal niet gebruik op mijn blog. Het gaat om het lettertype Spranq Eco Sans, een inktbesparend lettertype. Het is opgebouwd uit ‘normale’ letters met heel veel gaatjes erin. Een uitgebalanceerd lettertype, want als je het print, is het nog zonder problemen leesbaar (als je de makers van Ecofont mag geloven). Een mooi alternatief dus in een samenleving waarin duurzaamheid steeds belangrijker wordt.

Het installeren van het lettertype is zo gepiept, dankzij de goede gebruiksaanwijzing op de website van Ecofont. Zelfs ik had de klus binnen twee minuten geklaard.

Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik mijn kersverse lettertype nog niet heb uitgeprint; ik heb immers geen werkende printer meer (zie blog Een beter milieu begint bij…?). Ook vraag ik mij af wat er gebeurt als je je je printer op besparend zet (door middel van de optie Klad bij Eigenschappen); zou je dan niet een heel mager lettertje krijgen? En wat zou er gebeuren als je uitgeprinte documenten kopieert?

Toch hoop ik vurig dat het werkt. Zo ontlast ik namelijk niet alleen mijn portemonnee én mijn printer, maar ook het milieu!

Hoe een rubber eend je leven kan veranderen

Dit jaar heb ik Sinterklaas gevierd met mijn schoonfamilie. We hadden lootjes getrokken. Na mijn ‘grote’ cadeau (het boek van Femke Halsema en een pot ayurvedische bodylotion), kreeg ik een klein pakje met de volgende tekst, getypt op een wit vel:

met dit kadootje

heel publiekelijk

(maak maar open!)

In het pakje zat een kleine rubberen eend, gekleed in een zwart colbert, met op zijn hoofd een hoge hoed. Op zijn borst prijkte een rode anjer.


vraag ik jou…                    ten huwelijk!

Ik had al ‘ja’ gezegd, ongeveer een week ervoor. Aan de ontbijttafel vroeg ik Melle, voor ongeveer de derde keer, ten huwelijk. Maar dat was niet de afspraak: hij zou ook mij vragen.
"Ik moet even weg," was Melles antwoord.

Hij kwam terug. "Even je ogen dicht doen en je hand uitsteken."

Toen ik ze weer opendeed, zat hij op één knie voor me. In mijn hand lag het eendje. Toen kwam het verhaal achter de eend.

Pc123588_2In juni dit jaar, toen Melle met zijn collegamuzikanten in Amerika was, had een van de muzikanten de eend op straat gevonden. Iedereen maakte de eend belachelijk. Maar Melle, die van de rubberen eend zijn mascotte heeft gemaakt (zie www.enter-ntr.com), nam de eend in bescherming.
"Als je hem aan mij geeft, vraag ik er mijn vriendin mee ten huwelijk," zei hij tegen de eendbelagers. Dat vonden ze wel wat. Zo reisde de eend in Melles koffer mee naar Nederland.

"Ik had het zo mooi bedacht: als ik thuis zou komen, zou ik op één knie gaan en je vragen, maar jij moest zo nodig tegenwerken," kreeg ik eind november te horen. Wat bleek? Ik had die bewuste middag in juni mijn hulp laten werken, zodat ik voor Melle kon koken na zijn lange reis. Dat ene etentje heeft me vijf maanden wachten gekost, maar de eend heeft uiteindelijk zijn werk gedaan: wij gaan in 2009 trouwen.

Hoe komt een man aan een rubber eend als mascotte? Toen Melle een jaar of 13 was, Rd_2had hij voor het eerst verkering. Met Cora. Cora gaf hem voor Sinterklaas een rubber eend, de eend die je op de foto’s op NTR ziet. Diezelfde dag nog maakte ze het uit. En zo werd de eend voor Melle het symbool van liefdesverdriet. Hij schreef er zelfs een lied over, dat je kunt horen op www.pickmeupandunfretme.com. Dit lied werd de titelsong van de Italiaanse cd.

Zo stond Melles eend eerst symbool voor verdriet, om vervolgens een symbool voor creativiteit en kracht te worden. Zo zal ons huwelijk zijn: krachtig en creatief. 

Nieuw klassiek: zwart met blankhout

Verhuizen staat op nummer twee van de meest stressvolle gebeurtenissen, zo wist mijn fysiotherapeut mij te vertellen. Ik snap niet waarom: niets is leuker dan vloeren leggen, kastjes opknappen, verhuiskaarten ontwerpen, fantaseren over een nieuwe boekenkast… Nu heb ik makkelijk praten, want ik kan me vooral bij het laatste houden, en bij alle administratieve zaken (zie blog over het CiZ); mijn ouders en Melle verrichten al het fysieke werk.

Vandaag houd ik me bezig met de verhuiskaarten, terwijl Melle en Marus de vloer in de woonkamer leggen. Die wordt prachtig; het allergoedkoopste, afgekeurde grenen geeft de witte muren een rozegele gloed alsof de kamer door kaarsen wordt verlicht. Zie hieronder het verschil tussen de woonkamer (hier nog zonder vloer) en de slaapkamer (met vloer):

Pc053576_5

Intussen praten Renske en ik over de nieuwe kleur van mijn keukenkast. Zwart, wit, antraciet? Een prachtige combinatie met witte muren en een blankhouten vloer is strak zwart. Nieuw klassiek, als ik de interieurtijdschriften mag geloven. 

Het leuke aan zelf klussen is dat je het resultaat direct terug krijgt. Al je inspanningen worden beloond met een yes-gevoel: wat wordt het mooi! Elke keer als we in het huis zijn, worden we overvallen met ongeduld – wanneer kunnen we er eindelijk gaan wonen? Toch grappig dat je je ergens al helemaal thuis kunt voelen terwijl je er nog lang niet woont.   

Een beter milieu begint bij…?

Zo goed als ik kan, probeer ik mijn steentje bij te dragen aan een prettige samenleving. Dat is mijn plicht als burger, vind ik. Een beter milieu begint bij jezelf en de consument heeft de macht. Als iedereen alleen maar biologisch zou kopen – en duurzaam, en fair trade -, dan zou de wereld er heel anders uitzien. Denk je dan.

Vandaag kreeg ik een melding van mijn printer: Het absorbtiekussen voor het opvangen van uw afvalinkt is verzadigd. Neem contact op met servicecentrum. ‘Absorbtiekussen?’, dacht ik, ‘wat is dat?’ Even informeren bij It’s, die verkopen zoiets vast wel. Maar de medewerker van It’s had nog nooit van absorbtiekussens gehoord.
"Even kijken op gebruiksaanwijzing punt en el," was zijn advies.

Na wat nutteloos surfen (gebruiksaanwijzing.nl bestaat niet) besloot ik het Canon servicecentrum maar te bellen.

"Ik krijg een melding van mijn printer," begin ik het gesprek.
"Uw absorbtiekussen is vol?"
"Eh, inderdaad." Hoe zou ze dat nu weten?
"Daar was ik al bang voor," vervolgt ze, "die kunt u niet vervangen."
"Hoezo niet vervangen?"
"Uw printer is op."

Mijn printer is aan vervanging toe. Hij is nog niet eens zou oud, hooguit een jaar of twee, drie. En ik print er niet eens zo veel mee, hooguit een kantje of twee, drie per week. Alle onderdelen zijn nog prima in orde: de scanner, de papiertoevoerlade, de kopieerfunctie, de houders voor de inktpatronen. Alleen het absorbtiekussen zit vol.

Ik schaam me kapot dat ik in een maatschappij leef waarin apparaten worden verkocht met onvervangbare – maar onmisbare – onderdelen. Erger nog: we leven in een maatschappij waarin producten zo worden gemaakt, dat je elke paar jaar een nieuw exemplaar moet kopen.

Mijn vader is technisch. Die is nu met een pincet het absorbtiekussentje uit de printer aan het trekken. "Kunnen we het misschien wassen?" Wie niet waagt, wie niet wint – hij doet het nu toch ook niet meer.

Kader Abdollah – De boodschapper

De boodschapper is een roman over de profeet Mohammed, die behalve een profeet ook mens blijkt te zijn. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Zeeëd, de Kroniekschrijver. Zeeëd werd door Mohammed en zijn vrouw aangenomen als hun zoon en volgde Mohammed tot aan diens dood. Zeeëd neemt de taak op zich om de Koran op papier te zetten: het boek waarin Mohammed zijn boodschap in soera’s openbaart. Voordat hij de Koran schrijft, wil Zeeëd eerst het verhaal van Mohammed vertellen. Deze twee boeken worden zijn levensvervulling.

Abdollah is er in De boodschapper in geslaagd een van de meest invloedrijke personen uit de geschiedenis neer te zetten, waarbij de lezer zowel diens grootsheid als zijn zwaktes onder ogen krijgt. Mohammed groeit uit van een bekoorlijke, eerlijke en bescheiden jongen tot een sluwe, machtige strateeg. In dit proces blijft hij bovenal mens, die zijn vrouwen, kinderen en kleinkinderen liefheeft, maar die eveneens gevoelig blijkt te zijn voor macht en bezit.

Hierom houd ik van Kader Abdollahs boeken. De manier waarop hij zijn personages neerzet: zó overtuigend, zó echt. De manier waarop hij het vrouwelijk schoon beschrijft, de geur van honing en het stroeve van kamelenhuid, maakt bovendien dat ik zijn boeken verslind. De boodschapper vormt hierin geen uitzondering.

Sterk aan De boodschapper is bovendien de objectiviteit waarmee we een man leren kennen die vecht voor de goede zaak (het geloof in Allah en – daarmee samenhangend, de gelijkwaardigheid tussen meester/slaaf en man/vrouw), terwijl hij naarmate de tijd verstrijkt, steeds gewelddadiger en voor rede onvatbaar wordt. De lezer ziet de gebeurtenissen zonder er een oordeel bij te krijgen; deze ruimte gunt Abdollah zijn lezer. Althans, zo lijkt het, want tegelijkertijd is er wel degelijk sprake van enige sturing in de geloofwaardigheid van de uiterlijke objectiviteit.

Als Mohammed zijn eerste boodschappen en soera’s krijgt – alle zonder enig spoor van geweld – lezen we namelijk hoe hij die boodschappen tot zich krijgt: eerst in de vorm van de engel Gabriël, later ook door de fysieke en mentale impact die de boodschappen op Mohammed hebben: zweetdruppels op het voorhoofd, uitputting en verwarring. Deze blijven echter achterwege als Mohammed ‘van Allah doorkrijgt’ dat hij geweld niet moet schuwen en dat hij ongelovigen de oorlog mag verklaren. Hierdoor blijft de lezer door de profetische daden heen de mens Mohammed zien.

Hoewel deze (subjectieve) sturing enerzijds knap is door zijn onopvallendheid, snijdt Abdollah zich hiermee toch in de vingers. Het is namelijk onvoorstelbaar dat Zeeëd, de man die zijn leven voor Mohammeds boodschap geeft, die al sinds zijn kindertijd als een schaduw aanwezig is in het leven van de boodschapper, die hem beschouwt als zijn vader en als geestelijk leider, dat déze Zeeëd ook Mohammeds wrede, sluwe en machtsbeluste kant laat zien.

Hierdoor verliest De boodschapper zijn geloofwaardigheid. En dat terwijl Abdollah er zo verschrikkelijk goed in is geslaagd Mohammed neer te zetten als een bevlogen mens van vlees en bloed. Eeuwig zonde.

Griepprik

Het is al tien voor vijf als ik mijn laptop dichtklap. Het gezondheidscentrum zal wel om vijf uur sluiten. Goede reden om niet te gaan. Ik zucht en kijk op de uitnodiging. Daarop staat dat je twee keer terecht kunt: op 4 en op 12 november. Van 14.00 tot 18.00 uur. Shit.

De rrrrrr zit weer in de maand – tijd voor uw jaarlijkse griepprik. Het gezondheidscentrum adverteert ermee alsof het om een fancy hebbeding gaat. Ook dit jaar lag de uitnodiging voor de griepprik weer in mijn bus. Als carapatiënt behoor ik namelijk tot de risicogroepen – en dan ontkom je er niet aan.

"Eric, ik wil niet," zeg ik op zeurderige toon tegen mijn hulp, die op mijn aanwijzingen een Indiase wortelsoep in elkaar draait. "Ik ben bang voor prikken. Bovendien is het maar de vraag of ik überhaupt wel griep zou krijgen als ik hem niet neem." Ik kijk hem hoopvol aan. Maar Eric schudt zijn hoofd en zegt: "Tja, dat weet je maar nooit. Griep krijgen is ook geen pretje." Daarin heeft hij dan ook wel weer gelijk. Ik zucht nog eens diep.

Niet gaan omdat ik bang ben is geen goede reden. Als ik er echt diep van overtuigd zou zijn dat een griepprik slecht voor me zou zijn, of geen nut zou hebben, of als ik gewoon te laat klaar zou zijn geweest met werken, was het tot daar aan toe. Maar angst? Nee.

En dus ga ik. Er is niemand voor me, dus ik kan zo doorrijden naar het piepkleine behandelkamertje. Lysanne, de doktersassistente, zit al klaar met haar naald.
"Je weet toch dat ik bang ben hè?" vraag ik haar. Ze knikt.
"Gewoon even niet kijken," is haar mening.

Je moet juist wél kijken. Dat heb ik geleerd tijdens mijn antiprikfobietherapie. Een exposuretherapie was het. Maandenlang heb wekelijks naar filmpjes met naalden gekeken, naar echte naalden gekeken, naalden aangeraakt en me uiteindelijk ook laten prikken met naalden. Zomaar, bij de huisarts, om niets. Omdat ik mijn angst wilde overwinnen voor als het echt nodig was.

En ik kijk. De naald gaat erin en hé, ik voel helemaal niets. Dan spuit Lysanne het griepvaccin naar binnen, een wat dikkige, doorzichtige vloeistof. Allemachtig, wat een akeligheid. Ik slik. En nog een keer. In mijn hoofd tel ik tot vijf. Dan schuift ze het watje erop en trekt ze de naald eruit. Ik wrijf even over mijn arm.
"O, dat viel reuze mee," zeg ik. Gelukt: mijn stem klinkt stabiel.

Laat hem maar komen, die rrrrr in de maand!

De culinaire scheurkalender – Onno Kleyn

Culinaire_scheurkalender_2 Vorig jaar rond deze tijd kreeg ik van mijn hulp Eric de Culinaire Scheurkalender 2008 cadeau. Een prachtig naslagwerk voor iedere keukenprins(es), behalve als je – zoals ik – vegetariër bent. Nog nooit heb ik zoveel recepten bij elkaar gezien met dood dier: van eendenlever tot kippenier, geitenoor, volgens mij heb ik het allemaal al eens voorbij zien komen.

Toch is mijn culinaire scheurkalender netjes afgescheurd bij 8 november. Dat is uniek; meestal gaat een scheurkalender mij ergens in de maand juli al vervelen. Dan scheur ik een hele tijd niet, tot het echt niet meer kan. Als het in de woonkamer 27 juli is in plaats van 8 november bijvoorbeeld. Dan scheur ik de hele boel eraf, om de kalender vervolgens tot 31 december op 8 november te laten staan.

Dit jaar ging het anders. Dat is in de eerste plaats te danken aan de fantastische beschrijvingen van de auteur, Onno Kleyn. Niemand kan zo gepassioneerd over eten schrijven als hij:

Heb ik je al eens verteld hoe ik van kaas hou? O. Nou ja, dan doe ik het nog eens. Goede kaas is divers, altijd anders, tegen je op kruipend van lekkker, kaas nestelt zich met elke hap in je, zendt vanuit je gehemelte en neus bij elke kauw en elke slik louter aangename berichten naar je hersens; kaas galmt van zuivelige herinneringen aan berglandschappen, aan rollende heuvels vol met gras en koeienvlaaien, aan mekkerende geiten in stallen, aan hufterige donkere avonden in gehuurde huisjes en knetterende zonnelunches op terrassen.
Ik hou van kaas. (Bron: de Culinaire Scheurkalender, 6 november 2008)

Dit is toevallig een beschrijving van kaas, maar Onno houdt ook van verse kruiden, dikke karbonades en gepofte kastanjes. En zo kom ik op de tweede reden waarom ik de kalender zo graag lees: hij brengt me dikwijls op ideeën. Lees ik bijvoorbeeld een recept met eendenvet, knoflook, savooiekool, rookspek (in lucifertjes), karbonades, tijm en kastanjes, dan denk ik meteen aan koolrolletjes gevuld met gepofte kastanjes en knoflookboter. Een beetje tijm erbij en het is af.

Gelukkig eet ook Onno ongeveer eens per week vegetarisch – niet uit idealisme natuurlijk, maar omdat hij toevallig een geweldig recept heeft met spruitjes, sambal en kokosmelk. Dat maak ik dan onmiddellijk, mits de inhoud van onze Odin Groentetas dat toelaat. Meestal pakt dat aardig goed uit, want de kalender houdt rekening met de groenten uit de tijd van het jaar.

Zo heb ik al heel wat nieuwe, verrassende recepten uitgeprobeerd. In 2009 hangt hij dus zeker weer aan mijn muur, de Culinaire Scheurkalender, als Onno Kleyn hem tenminste weer schrijft!

Erhu

Ik was zeven toen ik blokfluit ging spelen. Op school wilde ik altijd de beste zijn, en dus speelde ik dag in dag uit, zodat ik elke week weer met kop en schouders boven mijn klasgenoten zou uitsteken. Mijn ouders vonden het maar niets, zoveel gepiep in huis: "kattegejank". De deur tussen de woonkamer en de slaapkamer, waar ik mijn nieuwe hobby minstens twee uur per dag uitoefende, bleef dan ook angstvallig dicht. Maar al gauw werd ik beter. Mijn eindeloze oefeningen hadden resultaat. Ik mocht zelfs in de woonkamer spelen.

Blokfluit is een mooi instrument, bovendien heb je ze in allerlei soorten in maten. Toen ik weinig meer bijleerde op de sopraan, verraste ik mijn blokfluitleraar door stiekem de altpartij in te studeren op een oude plastic altblokfluit van mijn vader. "Vandaag speel ik de alt en jij de sopraan." Ik deed het zonder aarzeling en foutloos.

Toch is ook mijn interesse in blokfluit eindig gebleken. Toen ik het huis uit ging, kocht ik nog een dure hardhouten fluit, net over de grens in Duitsland. Maar ik had geen leraar meer en bovendien bleek het studentenleven veel te leuk om twee of drie uur per dag blokfluit te spelen. Ik stopte ermee, nog voor de fluit goed ingespeeld was. Dit heb ik altijd pijnlijk gevonden. Af en toe haal ik die mooie, zwartglanzende fluit weer eens uit de kast, maar echt gelukkig word ik er niet meer van. Niet zoals vroeger, toen alle holtes in mijn hoofd begonnen te trillen zodra ik de fluit aan mijn lippen zette.

Lang heb ik uitgekeken naar een ander instrument. Blazen leek voor mij de enige optie, omdat ik te weinig spierkracht (en sinds kort ook een gebrek aan motoriek) heb om snaarinstrumenten te bespelen. Totdat ik op Jackies een prachtig stuk las van Siroun over de Erhu, een soort Chinese viool:

Het is een geweldig intiem instrument. Ook omdat je het zo dicht bij je kunt houden, als een kindje op schoot. Ik speel vaak terwijl ik met mijn hoofd heerlijk tegen de hals van de erhu leun. Het pure geluid van strijken kan ook veel gevoel opwekken, het is echt ontspannend.

Ik raakte in contact met Siroun we spraken iets af, zodat ik haar Erhu eens kon zien. Heel even heb ik de Erhu toen op schoot genomen en ja, het klikte. Vrijwel direct na onze afspraak bestelde ik er een in Singapore.

Eerst moest hij door de douane. Zo kwamen er invoerrechten bij, maar erger nog: ook een riskante controle (Is slangeleer in Nederland niet verboden? Misschien wordt hij wel teruggestuurd naar Singapore. Of vernietigd!). Maar vandaag streek hij neer voor mijn deur en sloot hij zich onmiddellijk in mijn armen.

En nu begint het opnieuw: piep, kras, au (mijn oren). Een paar mooie klanken. Piep, kras. Au? Gelukkig heb ik ooit blokfluit gespeeld, en weet ik dat het vanzelf goed komt. Gewoon twee uur per dag oefenen.

Wil je eens een Erhu horen? Luister dan naar dit fragment. Voorlopig bespaar ik je nog even het geluid dat ik uit het instrument weet te wringen. :-)

Gevloerd

Het is zover: voor het eerst in mijn leven ga ik een vloer kopen. Melle en ik verhuizen binnenkort naar Amsterdam. Het is een nieuw huis, pas opgeleverd en dus nog helemaal kaal. Dat heeft zo z’n voordelen, want je kunt het nog helemaal naar eigen smaak inrichten: er zit nog geen behang of verf op de muren, de plinten zijn nog helder wit en er ligt nog niets op de vloer.

Aanvankelijk dachten we te gaan voor het welbekende klik-laminaat. Lekker goedkoop, best mooi en je draait je hand er niet voor om. Toch blijkt ook klik-laminaat zo z’n nadelen te hebben. Bij de IKEA hebben ze ze in vele soorten, maten en prijsklasses. Voor elke portemonnee wat wils. Tenzij je kieskeurig bent. Of een rolstoel hebt. Of je echt hout gewoon meer waardeert dan een fotootje op plastic.

Op naar Vloer het zelf dan maar. Daar hebben ze dikker laminaat, dat wel rolstoelbestendig schijnt te zijn. Niet eens zo lelijk ook. Dat is aan de prijs af te zien; dit laminaat is net zo duur als een mooie grenen of vuren vloer. Daar gaan we dan toch eerder voor. Maar grenen en vuren vloeren zijn weer te zacht; als je met een steentje tussen je profiel je huis binnen rijdt, heb je zó een kras te pakken van de gang tot in je woonkamer. En zand, daar schijnen ze ook niet goed tegen te kunnen.

Eiken moet het worden. Licht eiken, want donker eiken is ouderwets. Bij Vloer het zelf zien we een betaalbare lichteiken vloer, bestaande uit aan elkaar te leggen latjes. Brede planken vinden we toch mooier. En dus gaan we toch ook nog maar even bij de Hornbach langs. Wie schetst onze verbazing? Bij Hornbach hebben ze heel dik laminaat, in brede planken – weliswaar met een nephouten fotootje op plastic, maar betaalbaar en nét echt. Of zouden we toch liever…?

We zijn er nog niet helemaal uit, maar we kennen in elk geval de ins en outs van vloeren. Wie had dat ooit gedacht? Je kunt merken dat we ouder worden.

Babybadritueel

Mijn vriendin Margreet en haar man hebben sinds april dit jaar een dochter. Hoewel dat bij sommige andere vriendinnen het einde betekent van spontane avondjes naar het theater en samen een hapje eten, staat Margreet volop in het leven. Haar kun je altijd bellen met een goed plan. Zo kwam het dat wij gisteravond opeens bij haar en haar man aan de keukentafel zaten.

Natuurlijk is het leven met een kleine niet meer helemaal hetzelfde als daarvoor. Door de dag heen heb je wat meer momenten om rekening mee te houden: voeding, slaapjes, luierverschoonmomenten en het ritueel voor het naar bed gaan. Baby’s hebben ritme nodig. Dat gaat gewoon door, ook als er vrienden komen eten.

Toen we een heerlijke roti achter de kiezen hadden, was het badtijd. Om dit, volgens Margreet, zeer gezellige ritueel te delen, haalde ze het badje naar beneden – inclusief badeend en -boek. Het bad was bijna gevuld, toen Margreet tussen neus en lippen door aan Melle vroeg:
"Kleed jij haar vast even uit?"

In_bad1_2Melle, die van z’n leven nog nooit een baby had aan- of uitgekleed, wist zich heel even geen raad met de situatie. Maar Margreet, die zonder twijfel haar kroost in Melles handen had gelegd, zei alleen maar: "Toe maar." Het meisje had plezier in Melles voorzichtige aanpak: zij maakte van de gelegenheid gebruik om met haar armen en benen flink heen en weer te wiebelen, waardoor het uitkleden enigszins bemoeilijkt werd. Toch lukte het Melle het broekje, truitje en rompertje uit te trekken, om vervolgens de roze babyvoetjes te redden van een botsing met een volgepoepte luier.

In_bad2_2 "Nu moet je haar zo beetpakken," deed Margreet voor, "met je duim onder haar arm, zodat haar hoofd niet onder water zakt."

Badrituelen met baby’s zijn inderdaad heel gezellig – en schattig. Maar minstens even zo schattigIn_bad3 was Melle, die het meisje heel zacht heen en weer wiegde door het handwarme badwater. Ze lachte naar hem en hij was totaal verloren. "Ik wil er ook zo een!" was het enige wat hij kon uitbrengen. En hij droogde haar af, smeerde zalf op haar billetjes en deed haar luier om. Die zat in één keer perfect.

Over de toekomst hoef ik me geen zorgen te maken; Melle blijkt een geboren vader. En mocht hij voor die tijd nog eens te willen oefenen, dan kan hij vast zo nog een middagje bij Margreet terecht voor een lesje wassen, aankleden en voeden.

Mishandelde bomen in park Oudegein

Zondagmiddag. De zon schijnt. Marus en ik maken een wandelingetje door park Oudegein. Voor de zekerheid hebben we een tas meegenomen, want het is notentijd en het park staat vol walnootbomen. Marus weet al die bomen te vinden.

Zondagmiddag blijkt niet de beste tijd om noten te rapen. Het hele park staat bol van mensen die gebukt door het gras scharrelen, op zoek naar een vergeten noot. Aan de kant van het fietspad staat een oma in een rolstoel geparkeerd. Haar begeleidsters schoppen vol overgave met platte gympen tegen de walnootboom aan, tot er een noot valt. Gretig rapen ze hem op. Het groepje komt ons tegemoet. Geen schijn van kans dus dat er nog een noot te rapen valt.

Overal liggen takken en bladeren van kaalgeslagen bomen. Ik weet dat bomen geen zenuwstelsel hebben, maar toch heb ik medelijden. Mishandelde bomen in park Oudegein, het moet toch niet gekker worden. We lopen de bocht om, waar een echtpaar van middelbare leeftijd tevergeefs met een tas loopt.

"We zijn te laat," concludeert de vrouw, "ze gaan zelfs met ladders de boom in, wist je dat?"

Dat wist ik niet. Het heeft bovendien geen enkele zin om met een ladder een boom in te gaan om walnoten te plukken, want een noot die niet zelf is gevallen, is niet rijp en dus niet lekker. Maar dat zeg ik maar niet; voor je het weet ben je in een gesprek beland.

"Ja, ze zeggen wel van ons Nederlanders dat we zo hebberig zijn, maar hebberigheid is van alle culturen hoor," zegt ze hoofdschuddend. 

We lopen door. Verder zoeken heeft geen zin; we moeten maar eens terugkomen op een minder mooie dag. Onderweg komen we de oma met haar begeleidsters weer tegen. De fanatiekste trapster laat een bruinrode kastanje vallen terwijl ze met haar hak een walnoot probeert te kraken.

"Verdomme, hij rolt weg," zegt ze.

"Wat, die walnoot?" vraagt haar vriendin.

"Nee, die eikel," zegt de trapster, "of die kastanje, wat het ook maar is."

Jazz op je trouwdag

Beste Jules / Geachte heer Deelder,

We staan aan de rand van vertrekhal 3. Een grote, lege hal. In het midden staat slechts één persoon. Zijn haar is strak achterover gekamd. Hij draagt een donkere vlinderbril en een grijs pak, waaronder zwarte Oom Dagobert-schoenen uit steken.
"Kijk, dat is Jules Deelder," zegt Melle – mijn vriend -, en hij vertelt me dat u een groot jazzliefhebber bent. U heeft een onvoorstelbare collectie jazzplaten en die platen draait u op feesten. Fantastische feesten moeten dat zijn. Melles ogen glimmen als hij vertelt dat u drummer bent. Hij vormt zelf een duo met een drummer. Een jazzduo.

Zelf ken ik u vooral als performer. Op mijn twaalfde ging ik voor het eerst met mijn vader mee naar het theater, waar u optrad. Ook mijn vader is namelijk een groot liefhebber van u, al is het om een andere reden dan Melle: uw humor spreekt hem aan. Zelf herinner ik me nog één grap uit die show: de grap over die man in de kroeg die steeds een gehaktbal meeneemt naar het toilet, waar hij zijn lintworm blijkt te voeren. De rest van de show is me nauwelijks bijgebleven; waarschijnlijk was ik te jong om uw razendsnelle oraties helemaal te volgen.

Toen ik Nederlandse les gaf aan een examenklas, kwam u opnieuw in mijn leven. Uw naam werd genoemd in de literatuurboeken en ik droeg gedichten voor van uw hand. Daarmee oogste ik bewondering van mijn leerlingen, die u kenden van de wasmiddelenreclame van Robijns Black Velvet. U deed het goed bij de jonge generatie, die normaal gesproken weinig opheeft met jazz of poëzie.

En nu was u daar weer, in de vertrekhal op Schiphol. Eerst wilde ik het niet geloven, dus zette ik mijn rolstoel in de hoogste stand en reed ik nonchalant langs u heen. Ik keek u aan en deed net of ik u niet herkende. Maar ik had het wel gezien: u was het echt.

Eigenlijk wilde ik u aanspreken: vragen waarom u niet vanaf Rotterdam vloog, maar vanaf Amsterdam. Of u het prettig vindt om alleen te reizen en waarom niemand in die hal naar u toe kwam om te zeggen: "Meneer Deelder, ik ben een bewonderaar van u." Ik wilde u vertellen dat mijn vriend jaloers is op uw jazzcollectie en u vragen hoeveel het zou kosten om u een avond te laten draaien op ons trouwfeest.

Maar ik dacht dat u het vast raar of onprettig zou vinden om zomaar te worden aangesproken door een onbekende vrouw, en dus reed ik terug naar de rand van vertrekhal 3, waar u zich nog even naar mij omdraaide. Bij de paspoortcontrole kreeg ik een tweede kans: wij stonden naast u. Maar weer ontbrak het mij aan ballen en sprak ik u niet aan. Daar heb ik spijt van, tot op de dag van vandaag.

In mijn hoofd is namelijk het beeld ontstaan van een bevlogen feest waar u jazzplaatjes draait tot niemand meer op zijn benen kan staan. Een feest dat swingt, leeft en vervoert. Een feest dat zwart is, wit en rood, niet grijs. Een feest dat moet. Daarom wil ik u alsnog vragen: zou u op ons trouwfeest willen komen draaien?

Met vriendelijke groet,
Hann van Schendel

p.s.: Mocht u meer willen weten over het duo van Melle, dan kunt u terecht op de website van NTR.