De boodschapper is een roman over de profeet Mohammed, die behalve een profeet ook mens blijkt te zijn. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Zeeëd, de Kroniekschrijver. Zeeëd werd door Mohammed en zijn vrouw aangenomen als hun zoon en volgde Mohammed tot aan diens dood. Zeeëd neemt de taak op zich om de Koran op papier te zetten: het boek waarin Mohammed zijn boodschap in soera’s openbaart. Voordat hij de Koran schrijft, wil Zeeëd eerst het verhaal van Mohammed vertellen. Deze twee boeken worden zijn levensvervulling.
Abdollah is er in De boodschapper in geslaagd een van de meest invloedrijke personen uit de geschiedenis neer te zetten, waarbij de lezer zowel diens grootsheid als zijn zwaktes onder ogen krijgt. Mohammed groeit uit van een bekoorlijke, eerlijke en bescheiden jongen tot een sluwe, machtige strateeg. In dit proces blijft hij bovenal mens, die zijn vrouwen, kinderen en kleinkinderen liefheeft, maar die eveneens gevoelig blijkt te zijn voor macht en bezit.
Hierom houd ik van Kader Abdollahs boeken. De manier waarop hij zijn personages neerzet: zó overtuigend, zó echt. De manier waarop hij het vrouwelijk schoon beschrijft, de geur van honing en het stroeve van kamelenhuid, maakt bovendien dat ik zijn boeken verslind. De boodschapper vormt hierin geen uitzondering.
Sterk aan De boodschapper is bovendien de objectiviteit waarmee we een man leren kennen die vecht voor de goede zaak (het geloof in Allah en – daarmee samenhangend, de gelijkwaardigheid tussen meester/slaaf en man/vrouw), terwijl hij naarmate de tijd verstrijkt, steeds gewelddadiger en voor rede onvatbaar wordt. De lezer ziet de gebeurtenissen zonder er een oordeel bij te krijgen; deze ruimte gunt Abdollah zijn lezer. Althans, zo lijkt het, want tegelijkertijd is er wel degelijk sprake van enige sturing in de geloofwaardigheid van de uiterlijke objectiviteit.
Als Mohammed zijn eerste boodschappen en soera’s krijgt – alle zonder enig spoor van geweld – lezen we namelijk hoe hij die boodschappen tot zich krijgt: eerst in de vorm van de engel Gabriël, later ook door de fysieke en mentale impact die de boodschappen op Mohammed hebben: zweetdruppels op het voorhoofd, uitputting en verwarring. Deze blijven echter achterwege als Mohammed ‘van Allah doorkrijgt’ dat hij geweld niet moet schuwen en dat hij ongelovigen de oorlog mag verklaren. Hierdoor blijft de lezer door de profetische daden heen de mens Mohammed zien.
Hoewel deze (subjectieve) sturing enerzijds knap is door zijn onopvallendheid, snijdt Abdollah zich hiermee toch in de vingers. Het is namelijk onvoorstelbaar dat Zeeëd, de man die zijn leven voor Mohammeds boodschap geeft, die al sinds zijn kindertijd als een schaduw aanwezig is in het leven van de boodschapper, die hem beschouwt als zijn vader en als geestelijk leider, dat déze Zeeëd ook Mohammeds wrede, sluwe en machtsbeluste kant laat zien.
Hierdoor verliest De boodschapper zijn geloofwaardigheid. En dat terwijl Abdollah er zo verschrikkelijk goed in is geslaagd Mohammed neer te zetten als een bevlogen mens van vlees en bloed. Eeuwig zonde.