Voor alles

Het is een jaar geleden: elf hele weken lang verbleef ik in zelfisolatie bij mijn ouders in Drenthe, bang voor Corona – bang voor de dood. Ik zag Melle niet, ik zag de kinderen niet. Dagelijks vroegen ze me wanneer ik zou terugkeren. Het was hartverscheurend.

Geen moeder houdt dat vol, tenzij je ontzettend veel van het leven houdt. Het was amper vol te houden, maar ik wist: het is voor een goed doel, dit gaat over. En dan ben ik er nog, dan kan ik nog jaren bij mijn geliefden zijn.

Voor Melles moeder was dat anders. Twee weken geleden besloot zij een einde te maken aan haar leven. Niet omdat ze niet van het leven hield, maar omdat zij het niet kon dragen. Ze leed sinds haar twaalfde aan depressie. Elke dag was voor haar een strijd: opstaan, zich aankleden, naar de winkel gaan, eten koken. Natuurlijk waren er lichtpuntjes, zoals de geboorte van haar kleinkinderen, bezoek van familie, literatuur en muziek. Maar bovenal was er een diep zwart gat, dat er altijd keihard doorheen kwam.

Tijdens onze laatste ontmoeting, een week voor ze haar verlossende drankje zou nemen, liet ze Melle en mij een video zien waarop Wende Snijders een gedicht van Joost Zwagerman ten gehore brengt. Het lied heet ‘Voor alles‘ en omschreef hoe mijn schoonmoeder zich haar hele leven heeft gevoeld: bang voor alles – behalve voor de dood.

Ze vond herkenning in de tekst en hield van Wende Snijders’ stemgeluid. Toen we het samen luisterden, huilden we om de tragiek dat je zó van het leven kunt houden en het toch niet kunt leven. Om het achter moeten laten van mensen van wie je houdt. Om de liefde, die door ons en onze kinderen nooit zal verdwijnen.

Joost Zwagerman, die ook aan depressie leed,  pleegde zelfmoord in 2015. Daarvóór had hij Wende Snijders gevraagd of zij zijn gedicht ‘Voor alles’ op muziek wilde zetten. Zij had nog geen gehoor aan zijn verzoek gegeven toen zij op een ochtend de krant opensloeg en las dat Joost Zwagerman er niet meer was. Op dat moment besloot zij het lied alsnog te schrijven. Lees het hele verhaal en de songtekst hier. Denk je zelf aan zelfmoord? Praat erover en bel 113.

Meer weten over hulp bij zelfdoding? Kijk op de website van van de NVVE.

Til me op en draai me rond

Ook dit jaar zijn we weer op vakantie geweest naar Charme. Een week lang schrijven, theater maken, beeldhouwen en dansen… Een ongelooflijk fijne invulling van de vakantie. Dit jaar heb ik veel geschreven, onder andere het gedicht Huidhonger (dat ik heb geperformd in een kas!) en de spoken-word-tekst Racines requiem, over samenzijn op Charme in deze gekke coronatijd.

Dag 3 begon raadselachtig. We zaten rond de kampvuurplaats, waar de workhopleiders ons meenamen in het dagprogramma. ‘We gaan kijken naar een dansanimatie,’ vertelde Ruud, de schrijfdocent, ‘en schrijven daar een eigen tekst bij.’ Ik had geen idee wat ik me daarbij moest voorstellen, maar besloot ervoor te gaan.

Eenmaal in de workshop werd de opdracht concreter. Ruud liet ons de korte film Thought of You van animator Ryan Woodward zien, maar dan zónder het geluid dat er oorspronkelijk bij hoort. Tijdens het kijken schreven we op wat er in ons opkwam. Bij mij waren dit woorden als ‘Woeah’, ‘Pff’, ‘Haaah’ en ‘Tinkelbel verdwijnt als een spook’.

Vervolgens luisterden we naar elkaars associaties en bedachten we: hoe gaan we van al die verschillende geluiden nu één filmpje maken? Dat leek een onmogelijke opgave. We besloten elk een eigen tekst te schrijven en gingen aan het werk.

Bij mij ontstond de volgende tekst:

De dag begint en hij wordt wakker met een nieuw gevoel: hij zoekt naar zijn naam.
Plotseling duikt daar iets op. Een letter, een klank misschien.
Hij wil het pakken, vastgrijpen,
maar het stroomt als water door zijn vingers.
Alladin is uit de lamp. Hoeveel wensen mag hij doen?
Til me op en draai me rond. Geef me kleur
en ik zal weten wie ik ben.

Hann van Schendel,  4 augustus 2020

Terwijl ik schreef, moest ik steeds denken aan Gavotte – Arr. for Cello and Piano van Jean-Baptiste de Lully (uitgevoerd door Mischa Maisky), een prachtig muziekstukje dat ik al mijn hele leven met mij meedraag. De lengte van dit arrangement bleek precies even lang te zijn als Thought of You. Het arrangement was perféct bij deze dans; het leek er wel voor gemaakt!

Ik zette mijn tekst onder het beeld en zette daar vervolgens de Gavotte onder. Zie hier het resultaat (of klik op de afbeelding):

De Avonden: op expeditie

Rituelen maken het leven mooier. Daarom besloot ik op 20 december om ook dit jaar weer ‘De Avonden: een wintervertelling’ van Gerard Reve te lezen. Het boek speelt zich af tussen 22 en 31 december 1946. Het toeval wilde dat 22 december in 2019  op een zondag viel, net als in 1946. Reden te meer om het boek nog eens te herlezen.

Bron: Paulien Cornelisse in De Volkskrant, 20 december 2019

 

Samen lezen is leuker en motiverender dan alleen; je hebt een stok achter de deur én je kunt ervaringen delen. Ik deed daarom dit jaar, net als in 2011 en 2013, een oproep om samen te lezen, ditmaal onder mijn vrienden en collega’s. Eén collega reageerde enthousiast – en prompt hadden we tien dagen lang app-contact over de personages, thema’s, motieven en betekenislagen in het boek.

Als je een boek meermaals herleest, vallen steeds weer andere dingen op. Zo had ik de thematiek (de angst voor de dood) al eerder herleid. De pesterijen van het hoofdpersonage (Frits van Egters) over kaalhoofdigheid en dodelijke ziektes verwijzen naar dood/verval, evenals de oorspronkelijke ondertitel van het boek: ‘een wintervertelling’. Bovendien wordt de protagonist voortdurend geteisterd door dromen waarin camouflagemotieven, opgestoken rechterhanden en doodskisten veel voorkomen. Deze dromen verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog en het trauma dat Frits naar mijn idee heeft.

Niet alleen het herlezen, ook het samen lezen levert nieuwe inzichten op. Nu ik het boek met mijn collega las, kwamen we er al app’end achter dat ook de vader van Frits’ schoonzus Ina verwijst naar de oorlog: de man heet Adelaar (naar het wapen van Nazi-Duitsland), draagt zijn haar zijwaards over zijn deels kale hoofd (net als Hitler) én hij heeft een volumeregelaar voor zijn radio op schoot, waarmee hij op afstand aan de knoppen draait.

Het leek me leuk deze leeservaring af te sluiten in café De Avonden in Betondorp, waar Reve opgroeide, maar het café bleek op nieuwjaarsdag gesloten. In de zoektocht naar een andere plek waar de geest van Reve moest ronddwalen, kwam mijn collega erachter dat Reve niet zijn hele jeugd in Betondorp had gewoond; daarna was de familie verhuisd naar Oud-Zuid.

“Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de twee en twintigste December 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters ontwaakte.”

Dit is de openingszin van ‘De Avonden’. De Schilderskade bleek in werkelijkheid de Jozes Israëlskade 116 (na hernummering 415) te zijn. En dus spraken we daar af, om vervolgens op expeditie te gaan. Maar voor we de routes gingen lopen die Frits van Egters moest hebben gelopen tijdens zijn dagelijkse avondwandelingen naar zijn vrienden en broer, bekeken we eerst het huis goed. Als ware literaire detectives keken we naar binnen in het appartement op de eerste verdieping.

‘Hier moet Reve hebben zitten schrijven!’ 

‘Ja, en daar keek hij uit het raam toen hij het hondje van de buren zag!’.

Vervolgens liepen we rond, speurend naar andere clues uit het boek.

‘De Lantaarn, de bioscoop waar Frits in het boek naartoe gaat, moet Cinetol zijn geweest!’ En inderdaad, de oude bioscoop in het buurtje van Frits van Egters leek zowaar op een lantaarn.

Het was koud, dus we besloten iets te gaan drinken in hotel Pestana. Daar pakten we het boek er nog eens bij en reconstrueerden we waar de huizen van Louis, Bep en Victor moeten zijn geweest. Hoe meer we ontdekten, hoe enthousiaster we werden. Ik voelde me net een kind dat een speurtocht deed. Helaas ontbrak het ons aan tijd om álle routes te lopen. We spraken wel af: dat doen we een keer als de kou uit de lucht is.

Onze expeditie smaakte naar meer. Dezelfde week nog lazen mijn collega en ik ‘Werther Nieland’, het boek dat Reve na ‘De Avonden’ schreef en dat zich wél in Betondorp afspeelt. Om straks snel weer op expeditie te gaan, noteerde ik alvast alle plaatsen uit het boek die we beslist moeten opzoeken. En ja, dan drinken we vast en zeker een kopje thee in café De Avonden!

Meer weten over de parallellen tussen het verhaal en de werkelijkheid? Hier vind je een overzicht.

 

Het hout: overtuigend en intens

Toen Melle 33 jaar werd, kreeg hij de roman Het hout van Jeroen Brouwers cadeau. Terwijl hij het las, zag ik hem af en toe bleek weg trekken en naarmate het einde in zicht kwam, zette hij een eindsprint in – zo graag wilde hij weten hoe het afliep.

‘Waar gaat het eigenlijk over?’ vroeg ik hem toen hij het boek uit had en hij het met een zucht had weggelegd.
‘Over seksueel misbruik en mishandeling in een Rooms-Katholiek jongensinternaat.’

Ik wist genoeg: dat boek was aan mij niet besteed. Als ik iets lees over seksueel misbruik, kun je me opvegen. ‘Het is niet echt,’ kan ik dan tegen mijzelf zeggen, ‘het is maar een verhaal,’ maar kennelijk is mijn empathisch vermogen zo groot, dat ik het niet kan stopzetten: ik ben dagen van de kaart. Daarom begin ik er niet meer aan.

Met theater is dat vast anders, dacht ik, want daar zie je die beelden niet – niet zo gedetailleerd. En dus stemde ik in toen Melle me vorige maand uitnodigde om mee te gaan naar de theaterproductie van Het hout in het Internationaal Theater Amsterdam. Op zaterdag 21 december 2019 was het zover.

Bron: https://tga.nl

De toeschouwer krijgt een kijkje in de keuken van een na-oorlogs Rooms-Katholiek jongenspensionaat door de ogen van Bonaventura (Aus Greidanus Jr.). Deze kloosterling werkt aanvankelijk als leraar op het internaat, maar doet noodgedwongen zijn intrede in het klooster als het gastenverblijf moet worden verbouwd. Eenmaal binnen raakt hij langzaam zijn bezittingen – en daarmee zijn identiteit – kwijt.

Bonaventura is getuige van afschuwelijke gebeurtenissen binnen het pensionaat: vernedering van de jongens, opsluiting in een donkere put, (lijf)straffen en doktersbezoekjes, waarbij de jongens rectaal moeten worden ‘onderzocht’. Bonaventura doet er zelf niet aan mee en toont empathie met de jongens door hen bij hun voornaam te noemen, maar voelt zich niet bij machte om het tij binnen het klooster te keren, of de wantoestanden zelfs maar aan de kaak te stellen.

Tot op een avond Mark Freelink (Joep Paddenburg), urenlang vermist wordt nadat hij op de kamer is geroepen van overste Mansuetus (Bart Slegers). Bonaventura gaat hem zoeken in het schoolgebouw en treft daar Mansuetus aan in zijn onderbroek. Geen spoor van Mark, die later door een andere monnik op de dokterspost wordt binnengebracht. Hier hoort Bonaventura hoe Mark aan zijn maatje Wil (Achraf Koutet) vertelt hoe hij door Manuetus is bedreigd en verkracht.

Ik dacht nog: zo beeldend als een boek kan het niet worden – niet zo gedetailleerd; ik hoef niet bang te zijn. Maar ik had het mis.

Bron: https://tga.nl

Twee acteurs op een podium, beide met hun kleren aan. En toch was deze verkrachtingsscène zó intens, dat ik met ingehouden adem en een hand voor mijn mond zat te kijken. Naarmate de scène verstreek, kon ik mijn tranen niet meer tegenhouden. Ik wilde weg, weg uit dat jongenspensionaat, mijn ogen sluiten voor de gruwelijkheden die daar hebben plaatsgevonden – en die nog steeds plaatsvinden op allerlei plekken waar machtsmisbruik een voedingsbodem heeft.

<spoiler alert> Gelukkig besluit Bonaventura weg te gaan uit het klooster; hij breekt uit tijdens een processie, waarbij de twee jongens volgen. Zij verlaten het toneel op verrassende wijze; in een stoet kruipen zij over de hoofden van het publiek in de grote zaal van het ITA. Ingehouden adem, en tot slot een zucht van verlichting.

Veel lof gaat naar de regisseur, Michiel van Erp. Naast het adembenemende spel van Bart Slegers en Joep Paddenburg (zie filmfragment vanaf sec. 40), is zijn geheim het gebruik van het decor. Een paar verrijdbare schotten is alles wat Van Erp nodig heeft om de setting van een jongenspensionaat overtuigend neer te zetten – de verbeeldingskracht doet de rest. Hierdoor krijg je het gevoel erbij te zijn en ervaar je wat het is om, net als Bonaventura, machteloos getuige te zijn van wat zich daar allemaal afspeelt.

Het thema is dan wel niet aan mij besteed, maar ik had deze voorstelling voor geen goud willen missen!

Batavialand gefotografeerd

Vandaag bezochten we Batavialand, een fantastisch museum waar kinderen hun ogen kunnen uitkijken en waar ze heerlijk kunnen spelen in nagebouwde schepen en andere historische settings.

Ik besloot eens niet door de ogen van een moeder te kijken, maar door die van een fotograaf. Dit leverde de volgende plaatjes op. Batavialand in koele tinten!

Vrouwelijke kunstenaars in nieuw perspectief

Als feminist en kunstliefhebber kan ik mijn hart ophalen; nooit eerder was er zoveel aandacht voor vrouwelijke kunstenaars. Zo zag ik dit voorjaar tentoonstellingen met het werk van onder meer Kati Horna (Cobra Museum) en Maria Lasnig (Stedelijk Museum Amsterdam) en bezocht ik vandaag opnieuw het Cobra Museum voor Nieuwe Nuances, een tentoonstelling over vrouwelijke kunstenaars rondom de kunstbeweging Cobra.

Mijn interesse voor vrouwen in de kunst werd vorig jaar nieuw leven ingeblazen, toen ik in het Groninger Museum een tentoonstelling bezocht over De Ploeg. Tussen de schilderijen hingen een paar werken van Alida Pott. Ze fascineerden mij, maar meer nog raakte ik benieuwd naar hun maker.

Bron: Groninger Museum

Ik had nog nooit van Alida Pott gehoord. Dat bleek niet zo gek, want na haar huwelijk met George Martens stopte Pott met schilderen. Toen zij vervolgens op 43-jarige leeftijd stierf, stopte Martens haar werk weg in de kelder – uit desinteresse, liefdesverdriet, rouw…? Wie zal het zeggen. Het werk, dat ten tijde van De Ploeg zeer veel waardering had gekregen, werd in ieder geval lange tijd niet meer getoond. Pas in 1981 – twee jaar na de dood van Martens – werd haar werk herontdekt en tentoongesteld.

Helaas blijken vergetelheid en onderwaardering het lot te zijn van een groot aantal vrouwelijke kunstenaars, maar het lijkt erop dat musea momenteel een inhaalslag maken en vrouwelijke kunstenaars (met terugwerkende kracht) de erkenning geven die zij verdienen.

Mocht je deze zomer nog gebruik willen maken van je museumjaarkaart, ga dan zeker even langs het Cobra Museum voor Nieuwe Nuances. Of reis af naar het Stedelijk Museum Schiedam, waar je het werk van tien vrouwelijke avant-garde kunstenaars kunt bewonderen in de tentoonstelling Meesterlijke vrouwen. Ik ga dat in ieder geval doen, om mijn feministische kunsthart op te halen.

Speurneuzen

Het is twee uur ’s middags. De zon schijnt en het is mijn laatste vakantiedag. De kinderen zitten in hun pyjama’s te legoën. Een week of vier heb ik praktisch buiten geleefd en het benauwt me hierbinnen. Ik wil eruit: het bos in, dolen door de stad – als ik maar niet tussen vier muren hoef blijven zitten wachten tot ik weer aan het werk mag.

Gisteravond had ik het al geprobeerd: ‘Zullen we morgen lekker op pad gaan, naar een speeltuin of museum?’ Maar de kinderen waren blij dat ze eindelijk weer eens even helemaal in hun zelfgebouwde Lego-stad konden vertoeven. Ik kreeg geen respons.

Hoe krijg ik mijn huismussen naar buiten?

Ik gooi het over een andere boeg: ‘Wie gaat er mee speurneuzen?’ Twee paar ogen kijken me nieuwsgierig aan. Nu moet ik wel met iets héél goeds komen. ‘Dan kiezen we een vorm of een kleur en speuren we naar dingen die die kleur of vorm hebben,’ verzin ik. ‘En dan maken we foto’s van alles wat we mooi vinden.’

JonneTom springt op van haar Lego-werkje. ‘Ja, ik!’ Voor ik het doorheb, staat ze aangekleed voor me.

We kiezen ROOD en hangen allebei een camera om onze nek. JonneTom blijkt een gepassioneerde fotograaf te zijn. In het begin klikt ze recht-toe-recht-aan, maar als ik haar vraag wat ze eigenlijk wil laten zien, wordt ze steeds creatiever.

Na tweeënhalf uur komen we thuis. ‘En?’ vraag ik, ‘wat vond je van het speurneuzen?’

‘Er is veel meer rood op straat dan ik dacht,’ antwoordt ze. Ik realiseer me dat we drie vliegen in één klap hebben geslagen: we zijn buiten geweest, hebben ons verwonderd over de wereld om ons heen én JonneTom heeft die wereld op haar geheel eigen, creatieve wijze weergegeven.

Ik ben heel trots op JonneTom. Daarom hierbij een selectie uit haar werk:

JonneTom, 22-08-2018

JonneTom, 22-08-2018

JonneTom, 22-08-2018

JonneTom, 22-08-2018

JonneTom, 22-08-2018

JonneTom, 22-08-2018

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tentverhaal

Eindelijk. Na vele enthousiaste verhalen van vrienden zijn ook wij dit jaar naar Charme geweest. Charme is een creatieve en kunstzinnige camping in Frankrijk, waar je dagelijks verschillende workshops kunt doen onder begeleiding van professionals, zoals schrijven, houtbewerking, zang, theater, dans, …

Ik nam me voor elke dag iets anders te doen en vooral ook een beetje buiten mijn comfortzone te werken. Zo heb ik rapteksten van Kraantje Pappie gezongen in een koor (om maar iets vervreemdends te noemen).

Er was echter één workshop die wél helemaal in mijn straatje viel: het maken van een tentverhaal geïnspireerd op de stijl van Jan Rothuizen. Ik kende deze stijl nog niet, maar verwerk zelf graag tekst in mijn tekeningen. Wat ik ook leuk vond aan deze workshop, was de journalistieke insteek; je observeerde de tent van een ander, noteerde wat je er allemaal aan opviel en vervolgens noteerde je waarover je graag meer wilde weten. Vervolgens kreeg je een kwartier de tijd om de bewoner van de tent te interviewen. Daarna ging je aan de slag: je zette het verhaal om in woord en beeld.

Hieronder het tentverhaal dat ik maakte van Judith, met wie ik een duo vormde:

Tentverhaal, opgemaakt door Hann van Schendel

Terwijl ik me verwonderde over de mysteries rondom Judiths tent (Waar is deze oude tent allemaal al geweest en van wie is die tent ernaast? Waarom staat daar een fles met jassenspray? En zou ze van merkkleding houden?), zat Judith bij onze blokhut, Bottet.

Hieronder vind je mijn ’tentverhaal’, gemaakt door Judith:

Tentverhaal, opgemaakt door Judith Vlagsma

De workshop viel niet buiten mijn comfortzone, maar kennelijk is dat niet altijd nodig voor een groot verrassingseffect; wat leer je veel over een ander als je eerst observeert en van daaruit je vragen stelt. We bleven weg van hobby’s, werk en gezin (dat kwam later alsnog) en zo ontstond er een ánder beeld en geluid: het tentverhaal.

En het leuke is: je kunt overal een tentverhaal van maken. Alles wat je ervoor hoeft te doen, is goed kijken, jezelf verwonderen en dan die vraag ook daadwerkelijk stellen.

Grip

grip

Als je het voornemen hebt elke dag een uur te lezen, lees je nog eens wat. Nu vond ik wederom een boek dat al een paar jaar in mijn kast op mij stond te wachten: ‘Grip’ van Stephan Enter.

‘Grip’ gaat over de veertigjarige Paul en Vincent, die samen naar Wales reizen om Martin en Lotte op te zoeken. De vier waren in hun studententijd klimvrienden en ze hebben indertijd samen een zomer doorgebracht in de bergen van Noorwegen. Daar is Lotte een ‘ongeluk’ overkomen waar alleen Paul getuige van is geweest. Was het wel een ongeluk, en als dit niet zo was: probeerde Lotte zich van het leven te beroven? Om deze vragen draait het verhaal, dat door drie verschillende vertellers wordt verteld.

Het meervoudig vertelperspectief geeft de lezer inzicht in Lottes beweegredenen, terwijl de drie vertellers slechts beperkte (maar wel aanvullende) informatie over de gebeurtenis hebben.

Zo begint het verhaal vanuit het perspectief van Paul, die bij het ongeluk aanwezig was. Op weg naar Wales overdenkt hij de gebeurtenis en herinnert hij zich dat Lotte, vlak nadat ze een onvoorzichtige stap had gezet en door een gletsjer zakte, tegen hem had gezegd: “Het was een ongeluk – goed?”. Paul neemt zich voor Lotte nu, na twintig jaar, te vragen wat haar toen bezielde. Tijdens de treinreis leest hij een artikel op de voorpagina van de krant: de mensheid zal onsterfelijk worden. Hij raakt gefascineerd door deze stelling.

Het tweede deel van het verhaal wordt verteld vanuit Martins perspectief. Zijn functie in het verhaal is laten zien dat Lotte en hij elkaar eigenlijk niet echt kennen; hij is nooit verliefd op haar geweest en het had hem verbaasd dat ze hem had uitgekozen. Ook heeft hij het gevoel dat ze iets voor hem achterhoudt, wat te maken heeft met het ongeluk tijdens de zomer in Noorwegen. Inmiddels wonen ze prachtig en hebben ze een kind, maar echt goed passen ze niet bij elkaar. Zonder overleg met Lotte heeft hij Paul en Vincent uitgenodigd, eigenlijk tegen haar zin in. De vrienden zijn elkaar na die ene zomer uit het oog verloren en Lotte vraagt zich af waarom Martin hen weer bij elkaar wil hebben.

Tot slot lezen we het verhaal van Vincent. Nu vallen de puzzelstukjes samen, want hij blijkt Lotte tijdens hun klimvakantie te hebben afgewezen toen zij hem de liefde verklaarde. Lotte blijkt kapot te zijn van die afwijzing, waarna ze zegt dat ze zich dan wel aan de eerste de beste voorbijganger zal binden. Dat wordt Martin, die na haar ‘ongeluk’ met haar meereist naar het ziekenhuis. Vincent kan het niet verkroppen dat ze uitgerekend Martin koos – de man met wie ze altijd de draak staken. Hij vraagt zich af hoe het gelopen zou zijn als hij haar liefde had beantwoord.

Door deze drie vertelperspectieven wordt duidelijk waarom Lotte zich bijna van het leven beroofde, maar geen van de personages zal dit ooit te weten komen.

Het verhaal zit dus goed in elkaar: stukje bij beetje worden de open plekken ingevuld. Toch is dat niet de grootste kracht van dit boek. De thematiek – vergankelijkheid, spijt, vriendschap – is diepgaand en interessant. Hoe belangrijk zijn de keuzes die je in je leven maakt, en zou dat anders zijn als we onsterfelijk waren?

Daarnaast wordt de lezer de bergen mee ingenomen op zo’n levensechte manier dat ik zelf geen bergtocht meer hoef te maken om het te hebben ondervonden. De sfeer en landschapsomschrijving doen me enigszins denken aan ‘Nooit meer slapen’ van W.F. Hermans, maar nog gedetailleerder maak je mee hoe een klimmer zich voelt als zijn leven aan een zijden draadje hangt:

Het was er weer, meteen – het intense dat het klimmen destijds had gegeven, de overweldigende sensatie van vrijheid en geluk, waarin niet je voeten en handen de berg beklommen maar waarin de rots en de hemel en de zuivere lucht je leken mee te nemen – mee, mee omhoog. Een roes, een omarming van vergetelheid waarin je echter tegelijkertijd meer dan ooit leek te leven, waarin al je zintuigen tot verrukking werden gebracht. Want wat een genot was het stoffelijk te zijn, een lichaam te hebben en dat zo te voelen – elke aanraking, elk pijntje zelfs; wat een genot je spieren te kunnen aanspannen en met gebalde energie meter na meter soepel naar boven te grijpen. De sensatie werd nog verhoogd door het contact van zijn blote vingers en voeten met de kale steen, die trouwens helemaal niet zo warm aanvoelde maar juist bij elke aanraking warmte uit hem leek te zuigen – en ook dat paste precies in zijn herinnering.

Stephan Enter legt ook elders in het verhaal een verband tussen de klimsport en de vergankelijkheid van het leven, als hij stelt dat we eenzaam sterven: klimmers kijken voor een dodelijke val soms iemand als laatste in de ogen wiens achternaam ze niet eens kennen. We staan er alleen voor, lijkt hij te willen zeggen, en daaraan kan geen onsterfelijkheid iets veranderen.

Het boek is echt een aanrader voor wie geïnteresseerd is in klimmen, jongensvriendschappen en terugkijken op de jeugd. Als je echter zoekt naar de weemoedige toon die het boek ook oproept, kun je beter Remco Campert of Thomas Verbogt lezen.

Het smelt

1 XgNKp0ydRoszGZdHtuzd8AAl vijf maanden lang staat het boek op nummer één in de Vlaamse bestsellerlijst, het boek verschijnt binnenkort in acht landen én de filmrechten zijn al verkocht: ‘Het smelt’ van de Vlaamse debutante Lize Spit. In Nederland geniet het boek nog niet zo’n grote bekendheid en daar moet verandering in komen, vindt uitgeverij Das Mag. Daarom worden er deze week maar liefst honderd exemplaren van deze pil verspreid in de Nederlandse treinen.

Mij was de ophef over het boek niet ontgaan. En dus kocht ik vorige maand ‘Het smelt’.

De eerste honderd pagina’s moest ik wennen aan het taalgebruik in ‘Het smelt’. De zinsbouw van onze zuiderburen wijkt soms af van die van ons, en af en toe kom je woorden tegen waarvan je de betekenis niet direct kent. Wist je bijvoorbeeld dat een elastiek in het Vlaams een ‘rekkertje’ heet?

Toch werd ik al snel meegesleept door het verhaal: een jonge vrouw, Eva, gaat met een groot blok ijs in haar achterbak terug naar haar geboortedorp, waar ze is uitgenodigd voor een herdenking van de overleden Jan, de broer van haar jeugdvriend Pim. Pim woont op een boerderij en maakt van de herdenking gebruik om ook de nieuwe melkmachine feestelijk te openen. Waarom Eva zo’n enorm blok ijs in haar achterbak heeft, blijft tot ongeveer pagina 400 een mysterie.

Intussen gaan we terug in de tijd. Het jaar 1988 was een bijzonder jaar: in dat jaar werden er in het Vlaamse dorp maar drie kinderen werden geboren: Eva, Pim en Laurens. Ze vormen samen een aanhangsel bij een jongere of oudere klas en staan bekend als ‘de drie musketiers’. Als ze in de pubertijd komen, ontwikkelen Pim en Laurens een grote interesse voor meisjes. Ze bedenken daarom een spel: er worden meisjes uitgenodigd die het volgende raadsel moeten oplossen: een man heeft zich opgehangen en er ligt een plas water onder hem. Rara, hoe kan dit? Als het een meisje lukt om het juiste antwoord te geven, kan zij tweehonderd euro verdienen. Als het niet lukt, moet zij zich uitkleden.

Eva heeft het raadsel bedacht en is secretaris, maar ze heeft het er wel moeilijk mee dat geen meisje het antwoord raadt. Als een verstandelijk gehandicapt meisje wordt betrokken in het spel, geeft zij het geld weg. Daarna veranderen Pim en Laurens de spelregels: als het antwoord op het raadsel door een meisje wordt geraden, mag zij het drietal opdragen iets te doen; als het niet lukt, mogen de jongens met haar doen wat zij willen. Het spel wordt steeds grensoverschrijdender en heeft een fatale afloop.

In ‘Het smelt’ loopt de spanning in beide verhaallijnen prachtig parallel, totdat ze rond pagina 400 samenvallen: in één klap wordt duidelijk wat Eva met het blok ijs gaat doen. De kracht van het verhaal zit in het geven van de juiste informatie op de juiste plek, waardoor je als lezer wordt meegesleurd naar het eind. Lize Spit beheerst deze kunst als geen ander: ze schrijft confronterend en wreed, maar tegelijkertijd supergecontroleerd. De personages zijn bovendien krachtig en overtuigend neergezet; ze hebben elk hun eigen streken die veel informatie blootgeven over wat uiteindelijk tot de plot leidt.

Het is dus volledig terecht dat Das Mag ook de Nederlanders aan ‘Het smelt’ wil krijgen met de ludieke treinactie. Mocht je deze week met de trein reizen en het boek plotseling op een stoel zien liggen, neem het dan mee en lees het!

De hemel boven Parijs

Na ‘Bericht uit Berlijn‘, dat ik las tijdens een minivakantie in Berlijn, vond ik het tijd voor een andere stad in de literatuur. ‘De hemel boven Parijs’ van Bregje Hofstede stond hoog op mijn lijstje; het was me (evenals ‘Bericht uit Berlijn’) aangeraden door Marischka van Savannah Bay, mijn ‘oude’ boekhandel uit de tijd dat ik nog in Utrecht woonde.

De verhaallijn, in het kort:

De comfortabele routine van Olivier, professor in de kunstgeschiedenis aan de Sorbonne, raakt ontwricht wanneer zijn baas hem vraagt om als mentor van een uitwisselingsstudente op te treden. De stugge Nederlandse rakelt een geschiedenis op die Olivier had willen vergeten, maar die tegelijk het kostbaarste is dat hij bezit.

Tegen beter weten in zoekt hij toenadering tot de studente, en geeft haar een advies dat hij zelf nooit heeft opgevolgd. Maar Fie heeft haar eigen leven. Zij worstelt met een onmogelijke keuze: streven naar het allerhoogste, en eraan kapot gaan – of nooit beginnen om niet te falen. Ze voert koppig verzet tegen haar eigen levensangst en daagt Olivier uit hetzelfde te doen. (Bron: Cossee)

de-hemel-boven-parijs-bregje-hofstedeMooi vind ik de thematiek die overal in het boek doorschemert: de angst om het leven te leven. Deze thematiek komt terug in de relatie tussen Olivier en zijn ex-vriendin Mathilde, op wie Fie verschrikkelijk veel lijkt, maar ook in de angst om een kind op de wereld te zetten. We zien het thema eveneens terug in de moeder van Fie en in een essay dat Fie voor haar studie schrijft, over een kunstenaar die bang is zijn visioen op het doek te zetten, omdat hij ergens weet dat het nooit zo perfect zal worden als hij voor ogen heeft. Dit essay staat symbool voor het leven dat Olivier en Fie beiden leiden.

Ook mooi is de manier waarop heden en verleden met elkaar worden samengebracht: Olivier kan zijn relatie met Mathilde pas verwerken door de komst van haar evenbeeld, Fie. Ik was tijdens het lezen van het verhaal wel de hele tijd bang dat Fie toch Mathildes dochter bleek te zijn, of zelfs die van Olivier zelf, maar gelukkig ontbreekt het ‘De hemel boven Parijs’ aan zo’n voorspelbaar plot.

Hofstedes debuutroman is zeer positief ontvangen, terecht. Volgens mij heeft zij de potentie om uit te groeien tot een romanschrijver die ertoe doet. Ik kijk in ieder geval uit naar haar volgende werk.

Bericht uit Berlijn

Op vrijdagochtend pakte ik mijn koffers in voor vijf dagen Berlijn en ik twijfelde: zou ik naast ‘De onervarenen’ nog wel een boek meenemen? Hoeveel boeken zijn er niet oningekeken teruggekeerd van een vakantiebestemming? Van lezen komt het zelden tijdens een stedentrip. Toch besloot ik nog een boek in te pakken; Amsterdam-Berlijn is ruim zes uur met de trein. Met alleen Joke van Leeuwen zou dat een lange reis worden.

Met het afronden van mijn leeschallenge ontstond er een nieuw vraagstuk: wat zou het volgende worden dat ik las? In mijn hoofd vormden zich nieuwe uitdagingen: zes Nederlandse klassiekers als ‘Max Havelaar’, ‘De donkere kamer van Damocles’ en ‘Eline Vere’, de boeken op de shortlist van de Fintro Literatuurprijs (daarvan heb ik er dan gelijk al drie gelezen), zes Russische meesters of het integrale werk van Simon Vestdijk.

imagesIk stond voor mijn boekenkast en mijn oog viel op de rug van een rode hardcover: ‘Bericht uit Berlijn’ van Otto de Kat. Zo’n vier jaar geleden werd dit boek mij aanbevolen. Ik had het aangeschaft, maar nooit opengeslagen. Goede titel. Toepasselijk ook.

En zo waande ik mij op een zonovergoten terras, opeens driekwart eeuw terug in de tijd, in het Berlijn van 1941. Het jaar waarin Duitsland Rusland binnenviel onder de naam ‘Operatie Barbarossa’.

De hoofdpersoon van ‘Bericht uit Berlijn’ is Oscar Verschuur, een diplomaat die vanuit Zwitserland heimelijk probeert de Duitsers tegen te werken. Een paar weken voor de operatie krijgt hij via zijn dochter Emma gedetailleerde informatie over de datum en het doel van Operatie Barbarossa. Emma is getrouwd met Carl, een Duitser die bij Buitenlandse Zaken in Berlijn werkt. Ze speelt Oscar deze informatie door, opdat hij de operatie kan tegengaan. Zal hij hiervoor kiezen, met het risico Emma in gevaar te brengen?

Mooi aan dit boek is de afwisseling tussen de drie personages op verschillende plekken tijdens de Tweede Wereldoorlog: Oscar in Bern, zijn dochter Emma in Berlijn en zijn vrouw Kate in Londen, die heel andere zaken aan haar hoofd heeft. Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van de oorlog, maar gaat eigenlijk over het vraagstuk van goed en kwaad in oorlogstijd en over de vraag wat echte liefde is.

Na twee Berlijnse terrasjes had ik het boek uit. Helaas heb ik er niet nog meer meegenomen, wat me alle tijd geeft om tijdens de terugreis na te denken over mijn volgende leeschallenge. Misschien ga ik ‘Een hemel boven Parijs’ van Bregje Hofstede lezen; dan heb ik gelijk een bestemming voor de volgende reis!