Uit de hoogte?

Zoals altijd wanneer ik met de tram reis, zet ik mijn rolstoel in de hoogste stand om vier strippen af te stempelen. Een vrouw met buggy en twee lopende jongetjes stappen in. De jongetjes kijken bewonderend naar de rolstoel, die zich ver boven hen verheft. Ik kan nét niet bij de stempelautomaat, want de buggy staat ervoor. Dat is helemaal geen ramp – zo kan ik even contact maken met de jongetjes. ‘Wil jij mij helpen met afstempelen?’ vraag ik de jongste. Hoewel hij zich even geen raad lijkt te weten met de situatie, steekt hij toch zijn kleine hand uit om de kaart aan te pakken. 

‘Kijk, hier moet ‘ie,’ zeg ik hem en hij gaat op zijn tenen staan, steekt de strippenkaart in de stempelautomaat en probeert af te stempelen. Maar de automaat pakt hem niet. Zijn grote broer, amper een kop groter, schiet hem al te hulp, maar hun moeder, die het tafereel vertederd aanschouwt, zegt: ‘Laat hem maar even’. En dan piept het apparaat; de stempel staat erop. ‘Dank je wel,’ zeg ik en ik glimlach naar zijn trotse moeder.    

Een in hoogte verstelbare rolstoel is een dagelijkse levensbehoefte. Toen ik ermee voor de klas stond, had ik overzicht over de leerlingen. Aan de bar hangen in een lage rolstoel is ontzettend suf en als ik met Melle door een winkel of museum loop, kunnen we tenminste arm in arm lopen als ieder ander verliefd stel. Ik gebruik de hoog/laagfunctie dus ontzettend veel; geen dag zou ik zonder kunnen.

Toch kijken de meeste mensen er behoorlijk raar van op. Er zijn dagen dat wel twintig mensen gesprekken met mij aangaan. ‘Wat een mooie rolstoel is dat,’ zeggen ze dan, en vervolgens gaan ze een gesprek aan van gemiddeld drie minuten over hoe handig dat moet zijn, zo’n rolstoel, en dat je nooit meer zo omhoog hoeft te kijken als je met mensen praat.

Meestal beaam ik dat en doe ik net of het ook voor mij de eerste keer is dat ik inzie hoe vreselijk handig zo’n stoel is. Soms ook ben ik het zat en dan reageer ik wat korter: ‘Ja, het is inderdaad een prachtige rolstoel. U bent vandaag pas de achttiende die dat zegt’. Kinderen reageren lekker primair. Die gaan geen praatjes aan over hoe handig zo’n hoog/laagfunctie is. Ze kijken wel en een enkele keer roepen ze vol enthousiasme: ‘Kijk mama, die stoel kan omhoog!’.

Soms krijg je heel wat minder voor de hand liggende reacties. Vandaag nog, toen ik onderaan de trap van Utrecht Centraal op een vriendin stond te wachten, werd ik aangesproken door een vrouw van middelbare leeftijd. Ze startte het gesprek met de gebruikelijke openingszin: ‘Goh, wat een mooie rolstoel is dat’. Maar het gesprek ontwikkelde zich niet zoals ik gewend ben. ‘Als je iets opvallends hebt, heb je tenminste wél wat aanspraak. Dat is wel fijn hè?’. Ik kon mijn oren niet geloven. Deze mevrouw dacht dat ik daar, onderaan CS, met mijn rolstoel in de hoogste stand stond omdat ik verlegen zat om een praatje.

Eigenlijk had ik het gewoon moeten doen. Ik had moeten zeggen dat ik de bemoeizucht en de verbazing van mensen helemaal zat ben, maar dat het mijn lot is om altijd met iedereen nietszeggende praatjes aan te gaan over mijn rolstoel. Dat mijn rolstoel mijn vervoermiddel is en dat ik er helemaal niet dag in dag uit aan herinnerd hoef te worden dat het zo’n geweldig apparaat is. Omdat het voor mij de normaalste zaak van de wereld is.

Dit is een oproep aan alle rolstoelgebruikers met een hoog/laagfunctie: gebruik dat ding! Laat je niet wegstoppen op een hoogte van 1.40 meter, maar laat jezelf zien. Doe het met elegantie trots, zodat anderen het normaal gaan vinden en zodat IK niet eeuwig die ontzettend saaie praatjes hoef aan te gaan.

Gevloerd

Het is zover: voor het eerst in mijn leven ga ik een vloer kopen. Melle en ik verhuizen binnenkort naar Amsterdam. Het is een nieuw huis, pas opgeleverd en dus nog helemaal kaal. Dat heeft zo z’n voordelen, want je kunt het nog helemaal naar eigen smaak inrichten: er zit nog geen behang of verf op de muren, de plinten zijn nog helder wit en er ligt nog niets op de vloer.

Aanvankelijk dachten we te gaan voor het welbekende klik-laminaat. Lekker goedkoop, best mooi en je draait je hand er niet voor om. Toch blijkt ook klik-laminaat zo z’n nadelen te hebben. Bij de IKEA hebben ze ze in vele soorten, maten en prijsklasses. Voor elke portemonnee wat wils. Tenzij je kieskeurig bent. Of een rolstoel hebt. Of je echt hout gewoon meer waardeert dan een fotootje op plastic.

Op naar Vloer het zelf dan maar. Daar hebben ze dikker laminaat, dat wel rolstoelbestendig schijnt te zijn. Niet eens zo lelijk ook. Dat is aan de prijs af te zien; dit laminaat is net zo duur als een mooie grenen of vuren vloer. Daar gaan we dan toch eerder voor. Maar grenen en vuren vloeren zijn weer te zacht; als je met een steentje tussen je profiel je huis binnen rijdt, heb je zó een kras te pakken van de gang tot in je woonkamer. En zand, daar schijnen ze ook niet goed tegen te kunnen.

Eiken moet het worden. Licht eiken, want donker eiken is ouderwets. Bij Vloer het zelf zien we een betaalbare lichteiken vloer, bestaande uit aan elkaar te leggen latjes. Brede planken vinden we toch mooier. En dus gaan we toch ook nog maar even bij de Hornbach langs. Wie schetst onze verbazing? Bij Hornbach hebben ze heel dik laminaat, in brede planken – weliswaar met een nephouten fotootje op plastic, maar betaalbaar en nét echt. Of zouden we toch liever…?

We zijn er nog niet helemaal uit, maar we kennen in elk geval de ins en outs van vloeren. Wie had dat ooit gedacht? Je kunt merken dat we ouder worden.

Babybadritueel

Mijn vriendin Margreet en haar man hebben sinds april dit jaar een dochter. Hoewel dat bij sommige andere vriendinnen het einde betekent van spontane avondjes naar het theater en samen een hapje eten, staat Margreet volop in het leven. Haar kun je altijd bellen met een goed plan. Zo kwam het dat wij gisteravond opeens bij haar en haar man aan de keukentafel zaten.

Natuurlijk is het leven met een kleine niet meer helemaal hetzelfde als daarvoor. Door de dag heen heb je wat meer momenten om rekening mee te houden: voeding, slaapjes, luierverschoonmomenten en het ritueel voor het naar bed gaan. Baby’s hebben ritme nodig. Dat gaat gewoon door, ook als er vrienden komen eten.

Toen we een heerlijke roti achter de kiezen hadden, was het badtijd. Om dit, volgens Margreet, zeer gezellige ritueel te delen, haalde ze het badje naar beneden – inclusief badeend en -boek. Het bad was bijna gevuld, toen Margreet tussen neus en lippen door aan Melle vroeg:
"Kleed jij haar vast even uit?"

In_bad1_2Melle, die van z’n leven nog nooit een baby had aan- of uitgekleed, wist zich heel even geen raad met de situatie. Maar Margreet, die zonder twijfel haar kroost in Melles handen had gelegd, zei alleen maar: "Toe maar." Het meisje had plezier in Melles voorzichtige aanpak: zij maakte van de gelegenheid gebruik om met haar armen en benen flink heen en weer te wiebelen, waardoor het uitkleden enigszins bemoeilijkt werd. Toch lukte het Melle het broekje, truitje en rompertje uit te trekken, om vervolgens de roze babyvoetjes te redden van een botsing met een volgepoepte luier.

In_bad2_2 "Nu moet je haar zo beetpakken," deed Margreet voor, "met je duim onder haar arm, zodat haar hoofd niet onder water zakt."

Badrituelen met baby’s zijn inderdaad heel gezellig – en schattig. Maar minstens even zo schattigIn_bad3 was Melle, die het meisje heel zacht heen en weer wiegde door het handwarme badwater. Ze lachte naar hem en hij was totaal verloren. "Ik wil er ook zo een!" was het enige wat hij kon uitbrengen. En hij droogde haar af, smeerde zalf op haar billetjes en deed haar luier om. Die zat in één keer perfect.

Over de toekomst hoef ik me geen zorgen te maken; Melle blijkt een geboren vader. En mocht hij voor die tijd nog eens te willen oefenen, dan kan hij vast zo nog een middagje bij Margreet terecht voor een lesje wassen, aankleden en voeden.

Een eigen bedrijf

Gezocht: 111 potentiële leiders van Nederland die samen willen werken aan een toekomstvisie voor ons land. Deze oproep sprak een groep mensen aan met bepaalde karaktereigenschappen: betrokkenheid, intelligentie, daadkracht. Er reageerden ruim 400 mensen op de oproep. Ik was er één van en werd uitgekozen.

De afgelopen vier dagen zat ik met de 110 anderen in een hutje op de hei voor het kick-offweekend. Het is bijzonder om vier dagen lang met volstrekt vreemden alleen maar te praten over dingen die ertoe doen: duurzaamheid en milieu, onderwijs, participatie en diversiteit, zorg, mentaliteit, religie, innovatie, economie, vergrijzing, etc. Iedereen blijkt een doordachte mening te hebben over deze thema’s, terwijl je in het dagelijks leven wordt overspoeld met ongenuanceerde, stigmatiserende ideeën die je niet meer aan het denken zetten.

We werden meegetrokken in een proces van onderzoeken, inspireren en creëren. We werden niet alleen uitgedaagd om onze visie op Nederland op papier te krijgen; eerst werd uitgebreid stilgestaan bij je persoonlijke visie, die is gebaseerd op kernwaarden als ‘je dromen naleven’, ‘intimiteit’, ‘eerlijkheid’, ‘uitdaging’, ‘moed’, ‘diversiteit’ en ‘creativiteit’. We onderzochten onze barrières en grenzen, reflecteerden in groepen met verschillende samenstellingen en brachten dit alles in verband met onze visie op de samenleving. Alles viel op zijn plek.

De komende maanden gaan diverse subgroepen aan de slag met een toekomstvisie op Nederland. We hebben allen een coach tot onze beschikking gekregen en kunnen te allen tijde voor advies terecht bij de SER. In mei 2009 ligt onze visie er en zijn er initiatieven van de grond gekomen die het verschil zullen maken.

Vandaag kwam ik thuis. Moe, met een hoofd vol ideeën. Ik kon niet stilzitten, wilde een start maken aan mijn persoonlijke voornemens. En dus zette ik de computer aan. Het begin is er. Ik ga een eigen bedrijf opzetten.

Wordt vervolgd…

Mishandelde bomen in park Oudegein

Zondagmiddag. De zon schijnt. Marus en ik maken een wandelingetje door park Oudegein. Voor de zekerheid hebben we een tas meegenomen, want het is notentijd en het park staat vol walnootbomen. Marus weet al die bomen te vinden.

Zondagmiddag blijkt niet de beste tijd om noten te rapen. Het hele park staat bol van mensen die gebukt door het gras scharrelen, op zoek naar een vergeten noot. Aan de kant van het fietspad staat een oma in een rolstoel geparkeerd. Haar begeleidsters schoppen vol overgave met platte gympen tegen de walnootboom aan, tot er een noot valt. Gretig rapen ze hem op. Het groepje komt ons tegemoet. Geen schijn van kans dus dat er nog een noot te rapen valt.

Overal liggen takken en bladeren van kaalgeslagen bomen. Ik weet dat bomen geen zenuwstelsel hebben, maar toch heb ik medelijden. Mishandelde bomen in park Oudegein, het moet toch niet gekker worden. We lopen de bocht om, waar een echtpaar van middelbare leeftijd tevergeefs met een tas loopt.

"We zijn te laat," concludeert de vrouw, "ze gaan zelfs met ladders de boom in, wist je dat?"

Dat wist ik niet. Het heeft bovendien geen enkele zin om met een ladder een boom in te gaan om walnoten te plukken, want een noot die niet zelf is gevallen, is niet rijp en dus niet lekker. Maar dat zeg ik maar niet; voor je het weet ben je in een gesprek beland.

"Ja, ze zeggen wel van ons Nederlanders dat we zo hebberig zijn, maar hebberigheid is van alle culturen hoor," zegt ze hoofdschuddend. 

We lopen door. Verder zoeken heeft geen zin; we moeten maar eens terugkomen op een minder mooie dag. Onderweg komen we de oma met haar begeleidsters weer tegen. De fanatiekste trapster laat een bruinrode kastanje vallen terwijl ze met haar hak een walnoot probeert te kraken.

"Verdomme, hij rolt weg," zegt ze.

"Wat, die walnoot?" vraagt haar vriendin.

"Nee, die eikel," zegt de trapster, "of die kastanje, wat het ook maar is."

Domeinnaam koppelen

Toegeven, ik ben niet echt een computermens. Ik ben niet alleen geen nerd – ik kan me niet in computers verplaatsen. Ik snap ze niet. Dat resulteert soms in frustraties, want tegelijkertijd kan ik geen dag zonder mijn computer. Ik werk ermee, schrijf erop, zelfs mijn identiteit wordt erop gevormd. Deze dubbelzinnige relatie met een gebruiksvoorwerp kost tijd. Veel tijd. 

Zo probeer ik al maanden een domeinnaam te koppelen aan mijn blog. Web-log.nl raadt daarvoor Argeweb aan, dus ik meld me aan bij Argeweb. Tot dusver is er nog niets aan de hand. Tot blijkt dat je ergens op Argeweb DNS-codes moet klaarzetten, die web-log dan weer oppikt. Hier gaat er iets mis.

Ik mail Argeweb. De helpdesk legt me uit wat ik verkeerd doe. Ik doe het beter, pas de instellingen op web-log aan en hé, het gaat weer mis. Ik controleer wat Argeweb me heeft opgedragen en ja, ik heb het echt goed gedaan.

Dan mail ik web-log. Ik leg het probleem uit, beschrijf wat ik er zoal aan heb gedaan om het op te lossen, maar web-log denkt dat de problemen bij Argeweb liggen.

Ik mail Argeweb. Ik krijg antwoord, verander weer iets en opeens verwijst mijn domeinnaam wel naar web-log, maar niet naar mijn blog. Deze blog bestaat niet meer, zegt web-log. Snel verander ik alles terug. Mijn blog doet het weer, mijn domeinnaam niet. Ik mail web-log. Zij dragen dezelfde suggestie aan als daarvoor. Ik ben weer terug bij af.

Eigenlijk heb ik hulp nodig van iemand die computers verstaat, die met liefde net zo lang cijfertjes invult totdat daar opeens mijn blog in beeld verschijnt als je mijn domeinnaam intypt. Voel jij je geroepen?

Voorzieningen geen voorwaarde voor zelfstandigheid

Vorige week vond het jaarlijkse EAMDA-congres plaats in Sofia (Bulgarije). EAMDA (European Alliance of neuroMuscular Disorders Associations) is een Europees netwerk van spierziekteverenigingen, dat als doel heeft om kennis en ervaringen te delen, zodat de situatie van mensen met een spierziekte in heel Europa verbetert. Voor het congres 2008 werd mij gevraagd een lezing te houden over mijn ‘daily life’.

Als je in Nederland wordt geboren met een spierziekte, is je het niet vanzelfsprekend dat je volledig zult participeren in de samenleving. Veel (jong-) volwassenen met een spierziekte (of andere functiebeperking) hebben immers geen baan op niveau, ook al hebben ze wel gestudeerd. Ze vinden geen passend werk, of ze vinden het te belastend om te werken. Ook lopen Nederlandse (jong-) volwassenen met een spierziekte tegen andere problemen aan: sommigen hebben weinig sociale contacten en maar weinig mensen uit deze groep hebben seksuele relaties en komen aan een gezinsleven toe. Om het nog maar niet te hebben over vakanties met vrienden, hobby’s en een zelfstandige woonruimte.

Dit is schrijnend, omdat het zoveel beter kan: als Nederlandse ‘spiero’ is het mogelijk om de regie over je eigen leven te nemen en om op al deze fronten te participeren in de samenleving. In Bulgarije (en een hoop andere Oost-Europese landen) is dit echter niet het geval; hier mag je blij zijn als je het huis uit komt als persoon met een spierziekte. Mijn situatie (drie keer afgestudeerd, met baan, huis en man) is voor het merendeel van deze mensen een haast onvoorstelbare situatie.

Doordat het congres in Sofia plaatsvond, waren er veel mensen uit Bulgarije, maar ook uit omliggende landen: Turkije, Slovenië, Servië, Slowakije, Malta en Italië. Dit maakte het voor mij enigszins bezwaarlijk om vrijuit te vertellen over mijn dagelijkse leven en alle verworvenheden die onze samenleving mij biedt. Zo is mijn rolstoel alleen al zoveel geavanceerder dan die van de meeste andere aanwezigen. Hoe kun je zo’n lezing tot meer maken dan ogenuitstekerij?

Na mijn lezing kwam – heel begrijpelijk – dan ook de vraag hoe je zelfstandig kunt leven en positief kunt blijven als je in jouw land geen recht hebt op persoonlijke verzorging, maar je bent aangewezen op hulp van je familie. Hetzelfde geldt voor maatschappelijke integratie: hoe kun je in vredesnaam werken als er geen voorzieningen voor je zijn, als bedrijven of universiteiten domweg niet toegankelijk zijn?

Beschikbare voorzieningen zijn nodig om te participeren in de samenleving, maar ze zijn geen voorwaarde voor een zelfstandig leven en regie over je eigen situatie. Maar om dat nou als rijke, West-Europese te verkondigen tegenover mensen die vaak een werkelijk onmenselijk bestaan leiden, gaat mij te ver. Ik zou mij schamen.

Gelukkig gaf ook Ivo Jakovlevic een lezing over zijn dagelijkse leven. Ivo is een 44-jarige Sloveen met een spierziekte. Hij heeft een baan en is gelukkig getrouwd. Vijf jaar geleden had Ivo nog geen beschikking over persoonlijk assistentie en de voorzieningen in Slovenië zijn tot voor kort ver onder de Nederlandse maatstaf geweest, maar toch is Ivo een vrij mens. Hij maakt zijn eigen beslissingen en leidt het leven dat hij wenst, ondanks alle belemmeringen die ik niet heb – puur en alleen doordat ik in Nederland ben geboren.

Daarmee is Ivo een rolmodel, niet alleen voor Oost-Europeanen met een spierziekte, maar ook voor mensen die wel beschikken over allerlei voorzieningen. Ivo heeft laten zien dat voorzieningen geen voorwaarde zijn voor zelfstandigheid en, nog belangrijker, dat we het gebrek aan die voorzieningen niet mogen gebruiken als excuus om geen eigen keuzes te maken over ons leven. Zelfstandigheid wordt hiermee een relatief begrip. Heel vaak blijken mensen met een spierziekte namelijk inventief genoeg te zijn om ogenschijnlijk bepalende beperkingen te omzeilen.

Met dit verhaal wil ik niet het grote belang van goede voorzieningen in twijfel trekken. Natuurlijk moeten we er alles aan doen om te zorgen dat mensen met een functiebeperking – of dit nou een spierziekte is of iets anders – volledig kunnen participeren in de samenleving. Dit gaat een stap verder dan zelfstandig keuzes kunnen maken; om te participeren zijn wel degelijk voorzieningen nodig. Elk land heeft hierbij een andere uitgangspositie. We kunnen niet verwachten dat onze Bulgaarse lotgenoten volgend jaar en masse aan het werk zijn, maar in Nederland is de tijd voor (volledige) participatie rijp. Hiervan moeten mensen met een functiebeperking niet alleen anderen (politici, werkgevers, ouders en vakbonden) overtuigen, maar ook zichzelf.

In Ivo’s woorden: Be yourself, believe yourself!

Jazz op je trouwdag

Beste Jules / Geachte heer Deelder,

We staan aan de rand van vertrekhal 3. Een grote, lege hal. In het midden staat slechts één persoon. Zijn haar is strak achterover gekamd. Hij draagt een donkere vlinderbril en een grijs pak, waaronder zwarte Oom Dagobert-schoenen uit steken.
"Kijk, dat is Jules Deelder," zegt Melle – mijn vriend -, en hij vertelt me dat u een groot jazzliefhebber bent. U heeft een onvoorstelbare collectie jazzplaten en die platen draait u op feesten. Fantastische feesten moeten dat zijn. Melles ogen glimmen als hij vertelt dat u drummer bent. Hij vormt zelf een duo met een drummer. Een jazzduo.

Zelf ken ik u vooral als performer. Op mijn twaalfde ging ik voor het eerst met mijn vader mee naar het theater, waar u optrad. Ook mijn vader is namelijk een groot liefhebber van u, al is het om een andere reden dan Melle: uw humor spreekt hem aan. Zelf herinner ik me nog één grap uit die show: de grap over die man in de kroeg die steeds een gehaktbal meeneemt naar het toilet, waar hij zijn lintworm blijkt te voeren. De rest van de show is me nauwelijks bijgebleven; waarschijnlijk was ik te jong om uw razendsnelle oraties helemaal te volgen.

Toen ik Nederlandse les gaf aan een examenklas, kwam u opnieuw in mijn leven. Uw naam werd genoemd in de literatuurboeken en ik droeg gedichten voor van uw hand. Daarmee oogste ik bewondering van mijn leerlingen, die u kenden van de wasmiddelenreclame van Robijns Black Velvet. U deed het goed bij de jonge generatie, die normaal gesproken weinig opheeft met jazz of poëzie.

En nu was u daar weer, in de vertrekhal op Schiphol. Eerst wilde ik het niet geloven, dus zette ik mijn rolstoel in de hoogste stand en reed ik nonchalant langs u heen. Ik keek u aan en deed net of ik u niet herkende. Maar ik had het wel gezien: u was het echt.

Eigenlijk wilde ik u aanspreken: vragen waarom u niet vanaf Rotterdam vloog, maar vanaf Amsterdam. Of u het prettig vindt om alleen te reizen en waarom niemand in die hal naar u toe kwam om te zeggen: "Meneer Deelder, ik ben een bewonderaar van u." Ik wilde u vertellen dat mijn vriend jaloers is op uw jazzcollectie en u vragen hoeveel het zou kosten om u een avond te laten draaien op ons trouwfeest.

Maar ik dacht dat u het vast raar of onprettig zou vinden om zomaar te worden aangesproken door een onbekende vrouw, en dus reed ik terug naar de rand van vertrekhal 3, waar u zich nog even naar mij omdraaide. Bij de paspoortcontrole kreeg ik een tweede kans: wij stonden naast u. Maar weer ontbrak het mij aan ballen en sprak ik u niet aan. Daar heb ik spijt van, tot op de dag van vandaag.

In mijn hoofd is namelijk het beeld ontstaan van een bevlogen feest waar u jazzplaatjes draait tot niemand meer op zijn benen kan staan. Een feest dat swingt, leeft en vervoert. Een feest dat zwart is, wit en rood, niet grijs. Een feest dat moet. Daarom wil ik u alsnog vragen: zou u op ons trouwfeest willen komen draaien?

Met vriendelijke groet,
Hann van Schendel

p.s.: Mocht u meer willen weten over het duo van Melle, dan kunt u terecht op de website van NTR.

Kopenhagen versus Stockholm – Zweden VII

We zijn thuis. Niet thuis in Nieuwegein, maar thuis in Kopenhagen. Gisteren hebben we een lange treinreis gemaakt van Stockholm naar Kopenhagen, een reis van zes uur. In maart waren we hier tien dagen. Toen heb ik mijn hart verpand aan Kopenhagen. Het Dan-Hostel is niets veranderd. Het eten in Wagamama is nog net zo vers en pittig. De kelners herkennen me nog, ondanks mijn wel heel natuurlijke haarkleur (de vorige keer was het paars met turquoise). Op zondagochtend neemt elke gast in Wanna B. een Wannabrunch, net als wij. En de internetverbinding is nog steeds gratis.

Objectief gezien is Stockholm leuker. Het leven is er goedkoper, er zijn meer bezienswaardigheden, de stad is schoner en bovendien is Stockholm rolstoeltoegankelijker dan Kopenhagen. En, niet te vergeten, het voedsel is er lekkerder en gezonder.

Zo dwaalden wij vorige week rond in Stockholms alternatiefste wijk Södermalm. In deze wijk troffen we kledingwinkels aan met bergen hippe vintagekleding en een enorme ondergrondse muziekwinkel, beide met een lange hellingbaan naar beneden. Ook absoluut de moeite waard was de winkel Grandpa, een soort vintage/designwinkel, waar niet alleen de sjiekste bolhoeden werden verkocht, maar ook boeken over Zweedse fetish en schoudertassen om je gitaar in te vervoeren. Toen was het lunchtijd. We hadden gelezen over het vegetarische restaurant Chutney. Het was niet zozeer stijle trap naar beneden die ons deed besluiten op het terras te gaan zitten, maar het prachtige weer. Het restaurant bleek namelijk te beschikken over een traplift.

Dit gold ook voor het vegetarische restaurant Hermans Trädgårdscafé, waar we eveneens een trap naar beneden aantroffen. We dachten dat het feest niet zou doorgaan en we hadden al besloten dat Melle dan maar een afhaalmaaltijd zou halen, zodat we die in het zonnetje konden opeten. Toen bleek dat hier ook een lift aanwezig was, die uitkwam op het terras.

Hermans Trädgårdscafé bleek een verbluffend uitzicht te hebben op de stad. Bovendien hebben we hier de beste maaltijd allertijden gegeten: een Indiaas buffet met de meest goddelijke salades die er bestaan. Ik heb wel eens gehoord dat er healers staan in de keukens van sommige restaurants – dit was hier zeker het geval. Mocht je ooit in Stockholm zijn, dan mag je dit eigenlijk niet missen, of je nou vegetariër bent of niet. www.hermans.se

Maar niet alles in Zweden draait om eten. We hebben ook een boottrip gemaakt naar het koninklijk paleis. Ik ben dol op water. Eigenlijk wilden we al een boottrip maken toen we in maart in Kopenhagen waren, maar hier zijn de boten niet rolstoeltoegankelijk. In Stockholm wel. En wat nergens in Kopenhagen lukt, lukte in Stockholm wel: we hebben een concert bezocht in een heuse jazzclub. Weliswaar via een obscure achteringang met een gammele lift die vol stond met bierkratten, maar we kwamen er. De kunst is dus: vraag altijd naar planken of een lift als je voor een gebouw met een trap staat – grote kans dat er wel iets is geregeld voor rolstoelers.

Objectief gezien kun je als rolstoeler dus beter in Zweden vertoeven dan in Denemarken. Maar toch, dan kom je aan op het centraal station in Kopenhagen en dan weet je: hier wil ik zijn. De sfeer is er gemoedelijk: mensen op straat vragen je spontaan of je het kunt vinden zodra je op een plattegrond kijkt. Denen zijn opener, vriendelijker. De café’s zijn gezellig en het personeel maakt graag een praatje met de klanten, ook al is het druk. De pleinen zijn weidser, de muziek swingt er. Het ruikt er anders, de zon voelt zoeter op je huid. Eigenlijk is het net een beetje Nederland. Thuis.

Abyssinia – Zweden VI

Stockholm is prachtig – voor zover ik er na anderhalve dag een oordeel over kan geven. De reis van Göteborg naar Stockholm verliep soepel; instappen op de trein was een vanzelfsprekendheid, de rolstoelplaatsen in de coupé waren ruim en comfortabel en hoewel er een afstand van zo’n 500 kilometer moest worden overbrugd, waren we er binnen drie uur. Eenmaal in de stad werd mijn eerste indruk echter gevormd door een heel andere windstreek: Ethiopië.

We waren moe van het reizen, het hostel bleek niet direct een geschikte kamer beschikbaar te hebben en we hadden honger. Er moest nodig worden gegeten. Gelukkig biedt Lonely Planet in dat soort situaties de uitkomst. Niet enorm ver van het hostel bevond zich een Ethiopisch restaurant met een uitgebreide vegetarische kaart: Abyssinia:

Forget what your mother said and eat with your hands at this down-to-earth gem, which serves up authentic, award-winning Ethiopean grub in Technicolor mesobs (traditionally woven baskets). The multi-flavoured Abyssinia Special (carnivorous, vegetarian or vegan option), as is the heavenly Ethiopian coffee – made to a secret recipe you’ll never know, no matter how sweetly you ask.

Het restaurant zat behoorlijk vol, maar net bij de ingang was nog een tweepersoons tafel vrij. We gingen zitten. Toen kwam ze naar ons toe; met haar heupen wiegend en vriendelijk lachend manoevreerde zij zichzelf tussen de etende mensen in onze richting. Ze vroeg of het onze eerste Etiopische maaltijd zou worden, en adviseerde ons bij onze keuze. We kozen voor een combinatieschotel, zodat onze eerste kennismaking met de Ethiopische keuken zo veelzijdig mogelijk zou worden.

De schaal was kleurrijk en groot: er lag een zacht, pannekoekachtig brood op de bodem, en daarop waren negen gerechten opgemaakt. Bestek was er niet. Het was de bedoeling om wat brood af te scheuren en daarmee iets op te pakken en naar je mond te brengen. Heel basic, niet onaangenaam; door op deze manier te eten, krijg je minder voedsel tegelijk binnen en proef je beter wat je eet. Het smakenpalet was eveneens kleurrijk: de ene smaakexplosie volgde na de andere. Sommige smaken waren even wennen. Het brood was bijvoorbeeld vrij zuur en er zat een bonenpurree bij die zowel Melle als mij rillingen op de rug bezorgde – zo zout, zo intens. De rest was eigenlijk heerlijk.

Dat gold ook voor de koffie (uit respect hebben we maar niet naar het recept gevraagd), thee en het nagerecht: een chocoladetaart die deed denken aan de nogat-ruiten met het laagje chocola van vroeger, die in die gekleurde aluminiumfolie – maar dan smeuiïger en minder suikerachtig.

Toen we klaar waren met eten, praatten we nog wat met de eigenares. Ze bleek het hele restaurant in haar eentje te runnen, werkte 16 uur per dag. Met liefde. Dat was eraan af te proeven.

Wil je ook Ethiopisch eten in Stockholm? Ga dan zeker een keer langs bij Abyssinia: www.abyssinia.se.

Tram-avontuur – Zweden V

Göteborg is prachtig, maar toch iets minder ‘svenska’ dan ik de zaken had voorgesteld. Niet dat het eten slecht is, integendeel: ook in dit hotel is het ontbijt ekologisk en er zijn vijf vegetarische restaurants in de stad. Aan goed eten dus geen gebrek. Nee, het is het openbaar vervoer waar we tegenaan lopen. En dan niet de trein of de bus, maar de tram. Haast alle trams zijn rolstoeltoegankelijk: op de voorkant steekt de blauwe sticker fel af tegen de tramstellen. Goed nieuws dus – dachten wij. Helaas blijkt deze informatie niet helemaal kloppend.

Er rijden oude en nieuwe trams in Göteborg. Beide dragen het vignet ‘rolstoeltoegankelijk’, maar in de oude trams betekent dit niet meer dan een instap zonder de gebruikelijke trap. Een verlaagde instap, waar je met een wandelwagen of duwrolstoel makkelijk op komt. Met een elektrische rolstoel is dit een ander verhaal; de drempel is zeker vijfentwintig centimeter hoog – niet te doen. Gelukkig zijn er ook nieuwe trams. Deze hebben een verlaagde instap en een elektrisch uitschuifbare plank. We zagen al snel dat de kans op een nieuwe tram ongeveer 50 procent is; in het ergste geval moet je dus even wachten op de volgende.

Zo kwam het dat wij op onze eerste dag in Göteborg de tram namen naar de botanische tuin. Het instappen verliep goed; wij drukten op de knop om de plank uit te schuiven, hij deed het niet en toen de chauffeur op een knopje drukte, deed hij het wel. Prinsheerlijk hebben we tijdens de rit genoten van rolstoeltoegankelijk Zweden.
“Dat het zo in Nederland niet kan,” zeiden we tegen elkaar, “gewoon een plankje dat niet kapot kan en nergens reserveren.”

Op de terugweg drukten wij weer op de knop van het uitschuifplankje. Weer deed deze het niet.  Logisch, want de chauffeur moest een knop indrukken, dachten wij. En dus sprak ik de chauffeur aan. Een jovele vent in korte broek en op gympen.
“Doesn’t the ramp work?” vroeg ik.
“I don’t think it works. Do you have experience with it working?” Hij had blijkbaar nog nooit een rolstoeler in zijn tram gehad, dus ik knikte: “Usually, it works.”
En inderdaad: de man drukte op een knopje en de plank schoof uit. We stapten in.

Maar de plank schoof niet meer in. Wat we ook probeerden, het lukte niet. Mensen keken op hun horloge en stapten uit om een andere tram te pakken. Die konden er echter niet langs, want wij konden niet rijden met een uitgeschoven plank en blokkeerden dus de rails. De tramchauffeur besloot de technische dienst te bellen. Die zou er binnen tien minuten zijn. Intussen verzamelde zich een enorme mensenmassa op het perron.

Toen de technische mannetjes er eenmaal waren, was het zo gepiept; ze haalden de elektriciteit van de plaat en schoven die handmatig in. Ik vroeg of ik er ook weer uit kon. Daar zorgden ze wel voor: ze reden mee tot onze eindbestemming. Onderweg vertelden ze dat er onduidelijkheid was over het gebruik van de plank. In de statuten was er niets over opgenomen en de regering had nog geen uitspraak gedaan over betaling van het onderhoud. Formeel gezien mochten de uitschuifbare planken dus niet eens worden gebruikt.

Vandaag zouden we het er toch nog eens op wagen. We wilden naar het strand en daar kon je alleen met de tram komen, niet met de bus. Tram 11 bleek vier keer achter elkaar een oud tramstel te hebben, zonder uitschuifplank. Zo zijn we niet in de verleiding gebracht om illegaal van uitschuifplankjes gebruik te maken, maar hebben we een dag in het museum doorgebracht, en daarna in de haven, om toch nog even het zon, zee, strand-gevoel te beleven.

'Typisk svenska' – Zweden IV

26 augustus 2008

Na drie dagen Zweden hebben we een paar dingen ontdekt die ‘typisk svenska’ te noemen zijn:

Ikea
Je zou denken dat het een cliché is, maar het is echt waar: Ikea viert hoogtijdagen in Zweden. Hoewel  we nog geen winkel van deze keten hebben gezien, laat deze zijn sporen onuitwisbaar na: niet alleen het hele hostel kon zo uit de catalogus geplukt zijn, maar ook in alle kroegen en musea vind je Ikea-stoelen, -tafels, -kopjes en bestek. Het is een manier om je land te standaardiseren, maar echt spannend is anders.

Gezond voedsel
Veel spannender is het Zweedse voedsel. Inmiddels hebben we gemerkt dat de fantastische lunch in de Konsthall geen uitzondering is: bijna overal krijg je heerlijk te eten. De levensstijl is absoluut gezonder dan in Nederland: over het algemeen krijg je minder vet en meer vitamines per maaltijd en er is altijd een goede vegetarische keuze. De schappen in de supermarkt liggen vol met volkorenpasta, -cornflakes en -rijst en bijna alle producten zijn ook verkrijgbaar in een biologische variant.

Rolstoeltoegankelijkheid
Opvallend is ook de rolstoelvriendelijkheid in zowel Malmö als Lund. Winkels met trappen hebben niet zelden een sticker waarop vermeld staat dat er planken aanwezig zijn; je hoeft enkel op een knopje te drukken en het winkelpersoneel komt helpen. Dit is ook het geval in treinen en bussen; reserveren is tot nog toe niet nodig geweest. Rolstoeltoiletten zijn er in overvloed; vandaag heb ik zelfs een toilet met elektrische deuropener gezien. En wat te denken van een luchtpomp, speciaal bedoeld voor fietsen, kinderwagens en rolstoelen?

Helemaal zo gek nog niet dus, Zweden!