Ik kan nog alles

Per 1 januari 2015 gaat er een hoop veranderen in de zorg. Kort gezegd moeten gemeenten meer zorg gaan regelen met minder geld. Het gevolg is dat tienduizenden Amsterdammers (een deel van) hun zorg waarschijnlijk zullen verliezen. GroenLinks Amsterdam wil graag weten hoe dit bij Amsterdammers landt. Daarom organiseerde raadslid Femke Roosma twee weken geleden een zogenaamde ‘huis-aan-huisactie’: GroenLinksers gingen ‘de wijk in’ om in gesprek te gaan met mensen die – al dan niet zijdelings – met deze veranderingen te maken krijgen.

Het concept huis-aan-huis houdt in dat je bij mensen aanbelt om hun vragen te stellen; zo ga je als politieke partij letterlijk de wijk in en kun je er dus beter achter komen wat er zoal leeft. Het leek me op z’n zachtst gezegd ongemakkelijk om bij mensen aan te bellen. Toch besloot ik mee te doen, omdat het onderwerp mij zo nauw aan het hart ligt.

In tweetallen gingen we op zorgontdekkingstocht door Betondorp, dat bekendstaat om zijn grote groep zorggebruikers. Ik vormde een team met Marten, die, net als ik, over zijn eigen schaduw heen wilde stappen voor het goede doel.

Wat leefde er in Betondorp? We liepen nog maar net de wijk in, of we zagen een oude dame, die net voor haar huis werd afgezet door AOV (Aanvullend Openbaar Vervoer), een taxisysteem voor mensen die zich niet (meer) op een andere manier kunnen verplaatsen. Ze reed met haar rollator naar de voordeur en pakte haar boodschappen stuk voor stuk uit het mandje, om ze in een boodschappentas te doen.

“Hallo mevrouw,” zei ik. “Wij zijn Hann en Marten van GroenLinks en we willen graag weten hoe de bewoners van Betondorp denken over de veranderingen in de zorg. Mogen we u een paar vragen stellen?” De vrouw keek even op en zei toen: “Nee hoor, daar maak ik geen gebruik van. Ik kan nog alles.” Deze mevrouw had kennelijk geen zin in een gesprekje; we liepen verder en belden aan bij andere mensen uit de buurt. Vaak werd er niet opengedaan, ook niet terwijl er licht brandde of er zelfs iemand voor de televisie zat. Die keren dat er wel werd opengedaan, waren we snel uitgepraat: mensen hadden niets met het onderwerp zorg.

Totdat we een wat ouder echtpaar op straat tegenkwamen. “Namens GroenLinks zijn we op zoek naar verhalen over zorg in Betondorp. Heeft u zelf iets te maken met zorg? Bent u bijvoorbeeld mantelzorger?” De mensen antwoordden ontkennend.

Toen besloten we het over een andere boeg te gooien: “Weet u misschien of mensen uit de buurt wel eens iets doen voor anderen?” Ja, er zaten hier studenten, die een woning van de woningbouwvereniging bewoonden in ruil voor een klusje hier en daar, hoewel ze er nog nooit iets van hadden gemerkt. Maar zelf deden ze ook wel eens iets. Daarachter woonde bijvoorbeeld een oude mevrouw, voor wie zij wel eens iets deden, zoals een lamp ophangen of boodschappen doen. Dat waren ze gewend, want ze hadden jarenlang de moeder van mevrouw ondersteund, omdat ze leed aan dementie. Wat ze dan voor haar hadden gedaan? Boodschappen doen, koken en helpen met aankleden.

“Goh, dus u bent eigenlijk wél mantelzorger?” vroeg ik.
“Dat is toch heel normaal, dat je elkaar een beetje helpt?” antwoordde meneer, en zijn vrouw knikte instemmend.

Mensen herkennen zichzelf kennelijk niet in het beeld van ‘zorggebruiker’ of ‘mantelzorger’, terwijl zorg toch een grote rol inneemt in hun dagelijks leven. Dat vind ik zorgwekkend en tegelijkertijd mooi; enerzijds blijkt hieruit dat mensen gewoon kunnen meedoen in de samenleving, zolang ze de juiste ondersteuning krijgen: een taxi, rollator, of goede buur. Het is echter wel van groot belang dat de gemeenten goed boven tafel krijgen welke zorgbehoefte er is bij mensen, ook al geven die mensen zelf aan dat ze ‘nog alles kunnen’.

Regeling passend onderwijs ongepast

Het is niemand ontgaan: per 1 augustus 2014 verdwijnt de ‘rugzak’, en wil het kabinet deze leerlinggebonden financiering vervangen door de zogenaamde regeling ‘passend onderwijs’. Schoolbesturen krijgen de verantwoordelijkheid om elk kind dat extra zorg nodig heeft, een passende plek op school te bieden. Liefst op een reguliere school. Een mooi idee, dat nauw aansluit bij het ideaal van een inclusieve samenleving. Hoe zal deze maatregel echter in de praktijk uitpakken?

Ik wil vooropstellen dat speciaal onderwijs niet zaligmakend is. Leerlingen in het speciaal onderwijs krijgen namelijk een beperkt wereldbeeld en worden vaak weinig uitgedaagd. Het onderwijsniveau is meestal lager dan op reguliere scholen, ook voor leerlingen die eigenlijk wel meer aankunnen. Het speciaal onderwijs kan bovendien een negatieve invloed hebben op de maatschappelijke participatie van leerlingen.

Dit laatste weet ik uit eigen ervaring. Tot mijn zeventiende heb ik onderwijs gevolgd aan een Mytylschool. Daarna ging ik naar een reguliere school, wat een eye-opener was; opeens kon ik mij meten aan ‘normale’ jongeren om me heen en had ik keuze uit veel meer mensen om vriendschappen mee te sluiten. Pas op deze school kon ik mijzelf vormen tot wie ik ben geworden, en kreeg ik perspectief op een normaal volwassenleven: studeren, werken en – hieruit voortvloeiend – een gezinsleven. 

Het zou dus helemaal niet zo gek zijn: alle kinderen – ongeacht beperking of gedragsproblematiek – naar het regulier onderwijs. Geen gedoe meer met busjes die leerlingen vervoeren naar scholen ver buiten de woonplaats, meer sociale contacten in de buurt en – niet onbelangrijk – een betere aansluiting op de maatschappij. Willen we dat mensen met een beperking of gedragsproblemen emanciperen op de arbeidsmarkt, dan helpt het om hen al vroeg te laten participeren. Hen leren bewegen in de wereld zoals die is, en niet een soort beschermende schijnwereld. School is daarvoor de aangewezen plek.

Toch zijn de plannen voor het passend onderwijs ongepast en onverantwoord. Het passend onderwijs moet een bezuiniging opleveren van 300 miljoen euro per jaar. Waar komt dit geld vandaan? Het kabinet wil allereerst fors bezuinigen op speciaal onderwijs: 16,5 procent op het onderwijs aan kinderen met een handicap, 20 procent op het onderwijs aan kinderen met gedragsproblematiek en 22 procent op het onderwijs aan kinderen met hoor- en spraakproblemen. Een deel van de zorgleerlingen zal dus naar een reguliere school moeten in plaats van naar het speciaal onderwijs. Daar hebben deze leerlingen extra ondersteuning nodig. Maar wat blijkt? Het kabinet investeert niet in extra ondersteuning aan zorgleerlingen in het reguliere onderwijs. Integendeel: er wordt op bezuinigd. Daar zit het probleem.

Reguliere scholen zijn helemaal niet berekend op meer zorgleerlingen per klas. De klassen zijn al te groot en docenten hebben een torenhoge werkdruk. De zorgleerling, die extra ondersteuning nodig heeft, zal deze dus onvoldoende krijgen, wat kan leiden tot isolatie of zelfs vroegtijdige uitval. Ook zal het werk van docenten nóg zwaarder worden, en zal het niveau van het onderwijs dalen doordat de docent minder tijd en aandacht kan besteden aan zijn (andere) leerlingen.

Wat we dus nodig hebben voor écht passend onderwijs, zijn middelen om ervoor te zorgen dat elke leerling een plek kan innemen binnen het regulier onderwijs – ongeacht zijn gedragsmatige, fysieke of mentale toestand. Pas als aan die voorwaarde is voldaan, mag het kabinet pronken met de term ‘passend onderwijs’.

Verder lezen? Kijk dan op de website van de Rijksoverheid, GroenLinks of Inclusief onderwijs.

Eigen hachje

Staatssecretaris Fred Teeven (Veiligheid en Justitie) heeft gisteren in een radiointerview met BNR aangegeven dat hij twijfelt aan de maatregel van de eigen bijdrage die ggz-patiënten zullen moeten betalen voor zwaardere geestelijke gezondheidszorg. Deze bezuinigingsmaatregel zal volgens Teeven namelijk mogelijk leiden tot hogere kosten bij Justitie. En “dat is niet de weg die we moeten hebben.”

Teeven heeft natuurlijk gelijk, maar er is één probleem: het is hem alleen te doen om zijn eigen hachje. Dat is niet alleen kortzichtig, maar ook misleidend. Want terwijl minister Schippers nu laat onderzoeken hoe ‘de meest kwetsbare groepen’ kunnen worden ontzien – en Teeven dus nationaal erkenning krijgt voor zijn inzicht -, gaat de hele gezondheidszorg er onder het bewind van dit kabinet aan. Het meest schrijnende van alles is, dat dit gebeurt onder het mom van kostenbesparing in de zorg. In werkelijkheid blijkt dit echter een illusie, want de zorgkosten lopen onder dit kabinetsbeleid alleen maar op (zie ook het artikel van Linda Voortman (GroenLinks), d.d. 9-11-2011).

Laten we nu alsjeblieft niet met zijn allen doen of Teeven een verrassend inzicht biedt als het gaat om het kortzichtig snijden in de zorgkosten, maar erkennen dat het kabinetsbeleid niet deugt. Je hoeft geen staatssecretaris zijn om dat te begrijpen. Dit regeerakkoord van plicht en dwang (zie blog) sluit mensen niet in, maar uit. En ja, dat kost geld.

De VVD spreekt met één mond

De fractie spreekt met één mond
– Van onze verslaggever

Toen onlangs officieel werd bekendgemaakt dat het kabinet voornemend is om 90 procent van de budgethouders van een Persoonsgebonden Budget (PGB) terug te werpen op de Zorg in Natura, werd regelmatig de vraag gesteld hoe het toch mogelijk was dat uitgerekend de VVD met dit plan kwam. Het was immers deze politieke partij die het PGB in 1996 vol trots introduceerde. Het PGB, dat staat voor vrijheid en verantwoordelijkheid, is jarenlang het paradepaardje van de VVD geweest. Het zal niemand zijn ontgaan dat Mark Rutte er zelfs in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen flinke sier mee heeft gemaakt.

In een maand tijd is het PGB in de ogen van de VVD gedegradeerd van paradepaardje tot last: een frauduleus systeem dat veel te snel groeit en waar zo snel mogelijk een einde aan moet worden gemaakt. Hoe is dit mogelijk in een liberale politieke partij? Onze verslaggever onderzocht de drijfveren van de Tweede Kamerfractieleden van de VVD. In dit interview spreken zij met één mond.

Waarom bent u Kamerlid geworden?
Lid zijn van de Tweede Kamer is voor mij een heel eervolle baan in dienst van een prachtig land. Als volksvertegenwoordiger wil ik de regering scherp houden en confronteren met wat er in het land leeft. De Tweede Kamer is het hoogste orgaan, hier mag je het volk vertegenwoordigen en kun je invloed uitoefenen. Als volksvertegenwoordiger moet je heel goed kunnen luisteren en de wensen van mensen weten te vertalen.*

En waarom bij de VVD?
Ik sta voor een klassiek-liberale manier van leven. Ik bedrijf politiek op basis van de liberale uitgangspunten, ik maak duidelijk waar ik voor sta en waarom. Ik wil mensen overtuigen. In het debat, maar ook in gesprekken. Ik wil een bijdrage leveren aan de maatschappij.*

Hoe kan de VVD volgens u een bijdrage leveren aan een betere samenleving?
Ik sta voor een politiek die dicht bij mensen staat, bij mensen die wat van hun leven willen maken, die hun kansen willen grijpen. Mensen moeten het maximale uit zichzelf kunnen halen. Minder regels en betutteling, meer eigen verantwoordelijkheid en keuzes. Ik wil dat mensen in Nederland de bestaande kansen zien en pakken. Je moet je dromen uitspreken en durven najagen. Kiezen voor eigen verantwoordelijkheid. Straatwijs blijven en je gezond verstand gebruiken. Ik vind dat we in Nederland meer vertrouwen moeten hebben in ons eigen kunnen. Een kleinere overheid en minder regels, waarbij werken echt loont.*

Minder regels en betutteling, meer eigen verantwoordelijkheid en keuzes. Staat dat niet haaks op de plannen om het PGB zo fors in te perken?
Er zijn genoeg mooie plannen, maar ze moeten wel uitgevoerd kunnen worden.*

Precies. De Zorg in Natura dreigt duurder uit te pakken dan het huidige PGB. Waarom heeft u de motie van GroenLinks om de cijfers nog eens goed na te rekenen niet gesteund?
Ik wil een bijdrage leveren aan de publieke zaak. Als Kamerlid wil ik goed op de hoogte blijven van wat er speelt bij mijn VVD-achterban. Nederland heeft een goed en gedegen bestuur nodig. Ik ben de politiek in gegaan om sport een stem te geven en buurten veiliger te maken. De belangen van het mkb worden onderbelicht in de politiek.*

Er zijn mensen die deze bezuinigingen op het PGB onmenselijk, of zelfs monsterlijk, noemen. Wat vindt u daarvan?
Ik wil me inzetten om dit land meer als een bedrijf te gaan besturen. Als ik ergens aan begin, dan ga ik tot het gaatje. Vrijheid schept verantwoordelijkheid. Ik wil werken aan het uiterlijk van Nederland.*

Ziet u dan helemaal geen mogelijkheid meer om het PGB te redden?
Samenwerking maakt alles mogelijk.*

Daar gaat de oppositie u aan houden! Dank u wel voor dit interview. Wat zou u de kiezers nog meer willen meegeven?
Kies inhoud, stem Leegte.*

* Dit is een gefingeerd interview. De zinnen in de antwoorden zijn echter wél afkomstig van VVD Kamerleden; ze zijn integraal overgenomen uit de persoonlijke profielen op de website van de Tweede Kamer.

Boegbeeld PGB

Afgelopen donderdag, op 9 juni 2011, vond er in de Tweede Kamer een debat plaats over de druk van bezuinigingsmaatregelen op de kwetsbaarste mensen in de samenleving. Ik was erbij. Niet alleen als publiek, maar ook als boegbeeld voor het PGB. Diezelfde ochtend nog had GroenLinks namelijk besloten een flyer te maken over het PGB, met daarop mijn verhaal inclusief naam en foto.

Die flyer werd niet alleen door GroenLinks en mijzelf uitgedeeld, ook heeft Jolande Sap de tekst tijdens het debat gebruikt voordat zij de flyer aan de minister president uitreikte:

Ik heb een foldertje bij me voor de premier waarin ik hem herinner aan zijn woorden en waarin ook het verhaal wordt geschetst van Hann, die hier vandaag op de publieke tribune aanwezig is. Hann zit in een rolstoel vanwege een spierziekte, maar Han heeft het goed voor elkaar. Ze heeft een baan, is getrouwd, heeft een lieve dochter en is in haar vrije tijd actief voor GroenLinks. Daar ben ik supertrots op. Het kan, maar het is niet makkelijk als je hebt wat Hann heeft. Het kan, omdat Hann zelf haar zorg kan inkopen met een persoonsgebonden budget. Hann moet namelijk om 06.00 uur opstaan als ze om 09.00 uur op haar werk wil zijn. Dan is de thuiszorg nog niet eens wakker. Hann regelt zelf een hulp die haar wel zo vroeg uit bed kan halen en die haar overal kan helpen: op haar werk, na een bestuursvergadering of op vakantie.

In een rolstoel heb je nooit een normaal leven, daar is niets aan te doen, maar dankzij het persoonsgebonden budget en dankzij haar wilskracht kan Hann ondanks een handicap echt meedoen. Dat is beschaving; dat ben ik helemaal met de premier eens. Laten wij dat ook zo houden. (Bron: Verslag vergadering 9 juni)

Terwijl Jolande het foldertje voorlas en het ene na het andere Twitter-bericht over mij volgde, kreeg ik het warm. Maar dat was nog maar het begin. Op een later moment in het debat kwam Jolande op de flyer terug:

Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik heb nog een laatste vraag voor de premier. Ik heb hem een foldertje aangeboden..

Minister Rutte:
Ja, dank daarvoor.

Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik heb gezien dat hij dat foldertje met veel belangstelling heeft gelezen.

Minister Rutte:
Zeker.

Mevrouw Sap (GroenLinks):
In dat foldertje heeft de premier kennis kunnen maken met Hann, die ook op de tribune zit.

Minister Rutte:
Het is Hann met dubbel “n”, waarmee de vrouwennaam wordt geaccentueerd.

Mevrouw Sap (GroenLinks):
Hann heeft geen verblijfsindicatie en zal door de plannen van het kabinet haar persoonsgebonden budget verliezen. Zorg in natura biedt daarvoor geen alternatief, omdat die niet zo flexibel is dat zij om 06.00 uur al aangekleed kan worden en op tijd op haar werken kan komen. Die zorg in natura is ook niet zo flexibel dat haar wisselende dagritme — de ene dag heeft ze nog een avondvergadering, de andere dag gaat ze iets eerder weg — gevolgd kan worden. Zij krijgt dus met een fors probleem te maken. Daarom vraag ik de premier: wat hebt u in haar geval, en in vergelijkbare gevallen, wel te bieden?

Minister Rutte:
Ik geef een rechtstreeks antwoord op die vraag. Ik kan nu geen garantie bieden aan betrokkene, aan Hann. Ik kan wel het volgende zeggen voor mensen die nu gebruikmaken van een pgb en die op een creatieve wijze doelmatig hun zorg inkopen bijvoorbeeld omdat zorg zo vroeg op de ochtend niet beschikbaar is, zoals in dit geval. Het kan gelden voor zorgondernemingen en waarschijnlijk ook voor zzp’ers. Dit kabinet zal daarvoor drie dingen doen. Daarom nemen ook tot 2014 de tijd voor het invoeren van deze maatregelen. Wij zorgen er allereerst voor dat zzp’ers zo veel mogelijk de mogelijkheid krijgen om contracten met zorgkantoren te sluiten. Ten tweede bekijken wij hoe wij barrières kunnen wegnemen zodat ook zorg in natura kan worden aangeboden door zorgondernemingen die nu alleen zorg bieden die met een pgb wordt betaald. Op die manier kunnen dit soort constructies zo goed mogelijk overeind blijven.

Tot slot gaan wij er alles aan doen om de vreselijke regeldruk die eromheen zit, weg te halen. Dat is mijn rechtstreekse antwoord.

Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik probeer te volgen wat de ratio erachter is. Laat ik eerst het volgende zeggen. Als de premier met zijn antwoord zegt dat hij ervoor gaat zorgen dat in dit soort gevallen het mogelijk blijft dat adequate zorg ingekocht kan worden, dat de eigen regie in stand blijft en dat mensen zorg op hun voorwaarden kunnen blijven inkopen, is dat een heel belangrijke toezegging. Ik hoor graag van de premier of ik dat goed heb begrepen.

Minister Rutte:
Ik heb gezegd dat wij voor die gevallen waarin het pgb wordt omgezet in zorg in natura en mensen zelf op een heel handige, slimme manier constructies hebben gekozen, een aantal maatregelen gaan nemen om er zo veel mogelijk voor te zorgen dat die constructies overeind kunnen blijven. Dat zijn de maatregelen die ik net heb genoemd. Het gaat bijvoorbeeld om de positie van de zzp’er die een rol speelt in zo’n pakket dat iemand om zichzelf heen heeft georganiseerd. Ik kan echter geen garantie geven. Daarom zeg ik ook dat ik niet ga beloven aan Hann van Schendel dat dit is opgelost. Dat zou goedkoop zijn en gratuit. Het zijn juist de Hann van Schendels die ik voor ogen heb als ik zeg dat je voor mensen die het handig hebben geregeld maar door deze maatregel het pgb kwijt raken en zorg in natura krijgen, maximale ruimte moet creëren om die constructies overeind te houden. (Bron: Verslag vergadering 9 juni)

Terwijl de premier sprak, keek hij me af en toe aan of wees hij naar mij. Twitter hield het niet meer bij. Ik was het boegbeeld voor het PGB geworden.

Zo’n jaar geleden heb ik mij voorgenomen geen boegbeeld (meer) te willen zijn voor alles wat met handicap te maken heeft. Zo heb ik een interview met Flair niet door laten gaan en heb ik verschillende andere interviews (op tv en in tijdschriften) geweigerd die gingen over mijn leven als gehandicapte. Toch heb ik deze keer ‘ja’ gezegd. Omdat het van levensbelang is. Niet alleen voor mij, maar ook voor al die anderen voor deze maatregelen een regelrechte nachtmerrie zijn.

Doe mee, red het PGB!

Het laatste wat Mark Rutte zou doen is gezinnen hun pgb afpakken. Het is beschamend dat dat nu toch gebeurt. GroenLinks vindt het een teken van beschaving om mensen díe zorg te bieden waarmee ze zichzelf kunnen redden. Dit is de ontmaskering van het kabinet van ‘op eigen benen’ staan en ‘zelf je eigen broek ophouden.’ Juist op het persoonsgebonden budget, waarmee mensen zelfstandig kunnen blijven, bezuinigen ze heftig. GroenLinks voert actie om het persoonsgebonden budget te behouden. (Bron: GroenLinks)

Monsterbezuinigingen op PGB

Het bericht lekte zondag uit: het kabinet heeft plannen om 90 procent van de PGB's te schrappen. Alleen mensen die in aanmerking komen voor verblijf in een instelling, behouden het recht op een PGB. Dat dit een grote ramp zou betekenen voor de autonomie van zorgvragers, is duidelijk. Maar dat de zorgkosten door deze maatregel juist zullen stijgen, is misschien wel net zo erg.

Het PGB werd in 1996 opgericht door VVD-prominent Erica Terpstra, om mensen meer eigen regie te geven in hun zorgvraag, en om hen de mogelijkheid te geven te ontsnappen aan de betutteling van thuiszorgorganisaties en instellingen. Een gouden greep, waar ik zelf al vanaf 1996 gebruik van maak. Toentertijd alleen voor de huishoudelijke zorg, inmiddels voor mijn dagelijkse verzorging.

Het PGB biedt alles wat een thuiszorgorganisatie mij niet kan bieden:

  • Het PGB is niet tijdgebonden. Dit is noodzakelijk om te kunnen werken, want ik heb 's ochtends veel verzorgingstijd nodig en moet dus al om zes uur opstaan om op tijd op mijn werk te zijn. Bovendien ben ik 's avonds regelmatig na elf uur thuis. De thuiszorg geeft dan niet thuis.
  • Mijn PGB'ers zijn flexibel. Als ik plotseling een spoedklus heb, kunnen ze eerder komen en als mijn vergadering uitloopt, komen ze gewoon drie kwartier later. Deze flexibiliteit heb ik, als werkende vrouw, nodig om mijn afspraken na te komen.
  • Het PGB is niet plaatsgebonden. Zo kan ik iemand meenemen als ik een training of rolstoelpassing heb, of kan ik iemand buitenshuis inhuren. De afgelopen twee jaar woonde ik bijvoorbeeld in Amsterdam en werkte ik in Apeldoorn, Tilburg en Zeist. Daar had ik ook assistentie nodig. Als ik een dagje of weekend wegga, huur ik mijn zorg elders in.
  • Het PGB is vrij van arbo-wetgeving en laat daarmee ruimte voor maatwerk. Zo word ik bijvoorbeeld regelmatig getild door mijn zorgverleners omdat ik maar een paar kilo boven de wettelijke 25 kilo weeg. Voor een student die een paar keer per week komt, is dat geen enkel probleem en het scheelt mij al gauw 20 minuten tijd per toiletgang. Ook is handmatig getild worden handig op plekken waar geen tillift aanwezig is. Toen ik bijvoorbeeld rijlessen had, kon ik door mijn zorgverleners gewoon in de lesauto worden getild. Zonder PGB had ik nu geen rijbewijs gehad.
  • Mijn PGB'ers zijn maar met z'n vijven, zijn door mij gekozen en zijn allemaal aardig. Wie denkt dat dit een overbodige luxe is, is nooit geholpen door naar rook stinkende, hardhandige vrouwen met schelle stemmen, die 's ochtends het grote licht aandoen omdat ze anders niets kunnen zien. Of door mannen die 'per ongeluk' om de haverklap je borsten aanraken. Of door mensen die vinden dat jij maar eens per twee dagen hoeft te douchen. Of door veertig verschillende mensen, waarvan er zo'n vijf per maand wisselen nadat ze net zijn ingewerkt. Het is voor mij en voor mijn gezin ontzettend belangrijk dat de mensen die mij helpen, ons kennen. Dat ze zich aanpassen aan het gezinsleven, zodat wij ons geen gast voelen in ons eigen huis. Ze komen toch zo'n vijf uur per dag over de vloer.
  • Mijn PGB'ers verdienen twee keer zoveel als hun collega's in de thuiszorg, terwijl ik maar de helft betaal van het thuiszorgtarief. Daardoor heb ik de mogelijkheid om meer uren in te kopen, bijvoorbeeld bij een activiteit buiten de deur, zoals een politiek congres of bezoek aan mijn oma in Noord-Oost Groningen.

Ik maak mij grote zorgen over hoe mijn leven er na 2014 uit gaat zien. Zal ik mijn werkgever moeten gaan verkopen dat ik pas na half elf kan beginnen, omdat de thuiszorg mij pas na achten uit bed kan halen? Zal ik al mijn bestuurswerk en vrienden moeten opgeven, moet ik zelfs mijn politieke ambities opzij zetten? Ga ik dag op dag slikken dat ik word geholpen door mensen die ik liever niet in mijn huis wil? Kan ik nooit meer een weekendje weg?

En dan heb ik het alleen nog maar over mijzelf. Met een afschaffing van het PGB zullen de zorgkosten de pan uit rijzen, de tekorten aan arbeidskrachten oplopen en zal een grote groep mensen terugvallen naar de situatie in de jaren '50, waarin mensen met een beperking niet in de maatschappij stonden, maar erbuiten. Honderdduizenden mensen zullen niet meer kunnen deelnemen aan het reguliere arbeidsproces; deze mensen zullen terugvallen op een uitkering. Een bijstandsuitkering wel te verstaan, want de Wajong is door dit kabinet ook al om zeep geholpen. 

Dat de VVD zich tot deze koehandel zou verlagen, récht tegen het liberale gedachtegoed in, had ik niet zien aankomen. Het is kiezersbedrog, en bovenal heel onverstandig. Natuurlijk moet er worden bezuinigd, ook in de gezondheidszorg, maar er zijn alternatieven. Als staatssecretaris Veldhuijzen-Van Zanten hierover een keer met mij van gedachten wil wisselen, kom ik graag naar Den Haag. Dat moet dan wel vóór 2014, anders weet ik niet of ik dat nog kan waarmaken.

Nederland geen land voor roadrunners

Morgen is het zover: dan kunnen snelheidsduivels hun hart niet langer alleen ophalen op de Afsluitdijk, maar ook op stukken van de A16 (12 km), de A2 (16 km) en de A6 (82 km). En dat is nog niet alles: als het aan minister Schultz ligt, rijden we binnenkort op één derde van de Nederlandse snelwegen 130 kilometer per uur. Dit is een slecht idee. Het verhogen van de maximumsnelheid op snelwegen is niet alleen milieubelastend en onveilig, maar ook onuitvoerbaar. Nederland leent zich niet voor roadrunners.

Ik heb het aan den lijve ondervonden. Niet op de Afsluitdijk, maar in Duitsland, het land waar de Nederlandse die hard automobilist af en toe naar toe gaat om even de wind door zijn haren te voelen waaien.

Ik was op weg naar Berlijn, waar het direct over de grens al begon; waarom stonden er nergens borden met een maximumsnelheid langs de kant van de weg? Ook mijn TomTom, die anders zo trouw aangeeft hoe snel ik mag rijden, liet mij in het ongewisse. Ik besloot eerst maar eens netjes op de rechterrijstrook te blijven, waar ik 120 reed terwijl ik voortdurend werd ingehaald door auto’s die zeker anderhalf keer zo hard leken te rijden.

De rechterrijstrook was bijna leeg – een goed moment voor een experiment. Ik zette mijn duim op het gaspedaal en zag mijn snelheidsmeter opschuiven: van 125 naar 130, naar 135… Mijn Mercedez-Benz kwam tot leven; dit was waarvoor hij was bedoeld!

Toen zag ik een groene Volkswagen op de invoegstrook verschijnen. De bestuurder zette zijn knipperlicht aan en zette zijn auto binnen twee seconden op mijn strook, met een snelheid van ongeveer 80. Ik keek naar links, maar kon niet uitwijken; op de linkerstrook werd ik nog steeds met 150 kilometer per uur ingehaald. Nu uitwijken zou een aanrijding betekenen. Razendsnel kneep ik de rem in. Jonne schrok wakker uit haar middagslaapje en ik voelde mijn hart kloppen in mijn keel. Ik had een noodstop gemaakt.

Invoegstroken in Duitsland zijn korter dan die in Nederland. Daar wen je aan en daar kun je rekening mee houden – door bovenstaand incident leerde ik uitwijken zodra er een invoegstrook in beeld kwam. Wel op tempo uiteraard; anders kwam je links weer in het geding. Ik heb mijn snelheidsmeter op het traject naar Berlijn dan ook meerdere malen zien oplopen naar 145 km/u.

Als het in Duitsland blijkbaar kan, waarom dan in Nederland niet? Het belangrijkste argument is dat harder rijden ons wel de nadelen brengt, maar geen enkel voordeel. Onze wegen zijn te kort om echte tijdswinst te behalen. Zo heeft een automobilist die 130 rijdt op een traject van 82 kilometer slechts drie minuten tijdsvoordeel ten opzichte van iemand die 120 rijdt.

Bovendien zal een hogere snelheid de doorstroming op de weg niet bevorderen. Dat komt door ons rijgedrag. Nederlanders zijn namelijk eigenwijs: als wij 70-borden boven de weg zien, negeren we die tot we bij de file zijn aangekomen, om vervolgens hard op de rem te trappen. En dat is precies de oorzaak van de file. In Duitsland doet men dat beter: iedereen houdt zich bij grote drukte keurig aan de snelheidsbeperkingen, waardoor je niet in de file belandt, maar je na een paar minuten weer plankgas kan.

Een snelheidsverhoging naar 130 kilometer per uur levert ons dus niets op, behalve een hoop ellende: meer verkeersslachtoffers, hogere benzinekosten en bovenal een onevenredig hoge CO2-uitstoot. En dat kunnen we niet gebruiken in tijden van de economische crisis en de klimaatcrisis. Het is een egocentrische, politieke maatregel. Een speeltje voor minister Schultz.

In de schaduw van Femke

Voor wie het het grote nieuws heeft gemist: afgelopen vrijdag heeft Femke Halsema kenbaar gemaakt dat zij haar functie als fractievoorzitter van GroenLinks per direct had neergelegd. Jolande Sap, de nummer 2 op de lijst, volgt haar op.

Na de persconferentie volgde een prachtig afscheid van Femke bij Pauw & Witteman, waarin beelden voorbij kwamen van Femke in jaren negentig-outfits, Femke met een superkort koppie en Femke zoals ze nu is: humoristisch, scherp en – na al die jaren – nog altijd vol passie. Voor mij is ze zonder twijfel de beste politica die Nederland ooit heeft gekend.

Met het vertrek van Femke Halsema rijst onmiddellijk de vraag hoe Jolande Sap in háár voetsporen kan treden. Niet alleen vond Maurice de Hond het nodig om een dag na Halsema’s vertrek op de proppen te komen met peilingen waarin GroenLinks één zetel minder scoorde dan de dag ervoor (het zogenaamde ‘Sap-effect’), ook wordt Sap voortdurend aan de tand gevoeld over haar voortzetting van ‘Femke Halsema’s lijn’.

Saps reacties zijn rustig, nuchter en consistent (zie ook het overzicht in Trouw van 18 december j.l.). Ze laat zich niet gek maken door de voortdurende vergelijkingen met haar voorgangster en de vraag wat nu eigenlijk háár ding wordt. Sap heeft hierop geen spectaculair antwoord, maar het is de vraag of je dat zou moeten willen. Ze maakte immers deel uit van de huidige fractie en is bovendien al jarenlang actief betrokken bij GroenLinks. Het zou pas echt schokkend zijn als zij de koers van haar partij opeens volledig zou wijzigen.

Hoewel het dus waar is dat Sap de dingen voorlopig niet drastisch anders aanpakt dan haar voorgangster Halsema, werd ik vandaag onaangenaam verrast door een interview met ‘politiek watcher’ Jan Kuitenbrower in Nieuwsshow (Radio 1). In dit interview noemde Kuitenbrouwer Jolande Sap ‘een soort kloon’ van Femke Halsema. Om dit standpunt kracht bij te zetten, liet Kuitenbrouwer termen vallen als te weirdy en nerdy, cerebraal, intelligent en taalvaardig. Dat hij dit niet als compliment bedoelde, blijkt uit Kuitenbrouwers snedige opmerking dat er maar een kleine groep kiezers is die dit aanspreekt.

Jolande is geen tweede Femke. Ik ken haar niet goed genoeg om te weten of zij ook een voorliefde heeft voor schrijven of filosofie, maar opmerkelijk zijn haar rust, betrokkenheid en haar economische achtergrond.  Dit zal tot uiting komen in de samenwerking met andere partijen, maar ook gewoon, omdat haar gezicht vanaf nu onlosmakelijk verbonden is met GroenLinks. Natúúrlijk gaat zij haar eigen stempel drukken op de partij!

Bron foto: www.groenlinks.nl

Regeerakkoord: plicht en dwang overschaduwen vrijheid en verantwoordelijkheid

Vrijheid en verantwoordelijkheid, dat is het motto van het regeerakkoord dat vandaag fier door Mark Rutte en Maxime Verhagen werd gepresenteerd. Ook Geert Wilders was trots. Trots op zijn partij, die nu maar mooi in het centrum van de invloed stond en die over vijf jaar de grootste zou zijn. Trots op de harde maatregelen tegen de Islam.

Vrijheid en verantwoordelijkheid. In de inleiding van het Concept Regeerakkoord VVD-CDA worden deze woorden onderbouwd met zinnen als Ieder mens heeft recht op zelfbeschikking; verdient de kans het beste uit zichzelf te halen en zich te ontplooien. Een prachtige zin, waarbij elke liberaal, ook een GroenLinkser zoals ik, zijn vingers kan aflikken – om maar even met de woorden van Mark Rutte te spreken. In dit regeerakkoord pakt het principe van zelfbeschikking echter desastreus uit.

Zo komen er strenge financiële maatregelen voor mensen met een psychische of psychiatrische aandoening die niet 'komen opdagen' bij een afspraak. Het is algemeen bekend dat therapieontrouw onderdeel kan zijn van GGZ-problematiek. Daar komt nog eens bij dat onder deze groep ook vaak een verslavingsproblematiek aan de orde is, wat op zijn beurt weer gepaard gaat met financiële onzekerheid. Zo bezien dragen financiële sancties op therapieontrouw niet bij aan herstel, maar aan verder verval: iemand die de sanctie niet kan betalen, bouwt schulden op. Dit heeft tot gevolg dat mensen minder snel een beroep zullen doen op geestelijke gezondheidszorg, wat zal leiden tot meer verplichte opnames – en dus hogere zorgkosten. Mensen doen niet mee aan de samenleving, maar worden juist uitgesloten.

Een tweede voorbeeld is de kinderopvang. Het kabinet staat voor dat ouders 'proportioneel' bijdragen aan de kinderopvang, waardoor de kinderopvang voor velen niet meer uit kan: werken levert even weinig op als niet-werken. Dit zal voor veel mensen – met name vrouwen – een reden zijn om hun (parttime) baan op te zeggen. In tijden van vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt, waarin we iedereen nodig hebben om zorg te bieden aan ouderen en mensen met een handicap, kunnen we dit niet gebruiken. Ook hier blijkt dit regeerakkoord een anti-emancipatoir (en dus contraproductief) effect te hebben.

En dan, last but not least: de inburgering van niet-westerse immigranten. Hierin spreekt het regeerakkoord met dubbele tong. Enerzijds wordt er een beroep gedaan op het beginsel van gelijkwaardigheid; tegelijkertijd staan er in het regeerakkoord verschillende maatregelen die moslims, direct en indirect, uitsluiten en discrimineren. Denk aan het verbod op het dragen van een hoofddoek voor politieagenten of leden van de rechterlijke macht. Het enige wat met dit verbod wordt bereikt, is dat moslima's deze beroepen niet langer zullen uitoefenen. De maatregel staat participatie dus in de weg, evenals de bezuiniging op de subsidies voor integratie. Men wil dat nieuwkomers integreren, maar hierin worden zij niet ondersteund. Wie het niet in zijn eentje kan, ligt eruit.

Zo kent dit regeerakkoord nog tal van andere maatregelen die worden verkocht onder het mom van vrijheid en verantwoordelijkheid, maar die in werkelijkheid leiden tot een polariserende samenleving waarin de sterken (lees: gezonde, veel verdienende, Nederlandse mannen) overleven en waarin de mensen die het minder goed hebben getroffen met hun sekse, gezondheid, afkomst of religie, aan de kant komen te staan.

Het regeerakkoord is niet gefundeerd op vertrouwen, maar op angst en dwang. Dit resulteert in een degradatie van verantwoordelijkheid en vrijheid tot plicht en dwang.

In de Kamer

“Mam, wat ga jij stemmen?”
“Ach kind, dat weet ik nog niet hoor,” zegt mijn moeder met een moeilijk gezicht. Ze zou me liever niet in de Kamer zien. Een ‘hondenbaan’ noemt ze dat.

Gelukkig zijn er ook enthousiaste reacties, uit bekende én onbekende hoek. Van een goede vriendin, zelf volledig gezond en participerend, kreeg ik vorige week dit bericht: Hann. Ik denk dat je een enorm voorbeeld voor iedereen zou kunnen zijn, wanneer je in de Kamer zou komen. Dan mag NIEMAND meer lopen te miepen dat ‘ie iets niet kan.

In haar mail beschrijft ze twee situaties van personen uit haar omgeving. De een zit vanwege zijn handicap in een slachtofferrol, waardoor hij niet tot maatschappelijke participatie komt. De ander heeft zich door haar ouders zó laten kleineren, dat ze op een sociale werkplaats terecht is gekomen. Mijn vriendin schrijft hierover: ‘DAT KAN TOCH NIET?! Denk ik ook weer: “Jij moet Hann ontmoeten.” En zo denk ik dat nog bij vele anderen. Die zouden allemaal jou moeten ontmoeten! Dus ga jij alsjeblieft in de Kamer. Heel Nederland moet jou ontmoeten!’

Ook van onbekenden ontvang ik af en toe steunbetuigingen. Zo kreeg ik laatst een e-mail waarin iemand die ik niet ken, mij vraagt of ze binnen haar kennissenkring campagne voor mij mag voeren. Ze schrijft ook waarom ze dit wil doen: ‘Voor de beeldvorming, de politiek en het land en voor mijzelf zou ik het echt zo ontzettend goed leuk en inspirerend vinden als ik jou in de Tweede Kamer zou zien zitten!’

Of ik daadwerkelijk in de Tweede Kamer kom, is nog de vraag. Plaats 16 is nog ver weg als we de peilingen mogen geloven. Laten we 9 juni afwachten. Ik geloof in onze campagne. Ik geloof in GroenLinks! En ik stiekem heb ik de hoop dat mijn moeder woensdag, in het stemhokje, haar rode potlood pakt en kleurt. Lijst 6, plaats 16.

Politiek voor iedereen

Sinds enkele weken voer ook ik actief campagne voor de Tweede Kamer-verkiezingen. Niet alleen op Twitter, in de kroeg en op verjaardagsfeestjes, maar ook tijdens bijeenkomsten over (bezuinigingen in de) zorg. Ik ben namelijk – na Jolande Sap – de eerste kandidaat op de lijst van GroenLinks met zorg in haar portefeuille.

Campagne voeren blijkt een zeer diverse bezigheid. Zo heb Hcpnik gedineerd in het Kurhaus tijdens de oprichting van het Health Care Platform Nederland (HCPN) (zie foto, afkomstig van de site), waar mijn tafelgenoten managers uit de zorg waren, farmaceuten en mede-politici. Niet alleen moet je verhaal op zo'n plek gestructureerd en goed onderbouwd zijn, ook kun je scherpe vragen en reacties van je collega's uit de andere politieke partijen verwachten. Ik ging dus goed voorbereid (en enigszins zenuwachtig) naar dit eerste politieke optreden toe.

Deze week stonden er twee totaal andere bijeenkomsten op het programma. Op dinsdag nam ik deel aan een politiek forum dat werd georganiseerd door de Centrale Cliëntenraad van de Gemiva-SVG Groep in Leefgemeenschap Swetterhage te Zoeterwoude. In de zaal zat een totaal ander publiek dan bij het HCPN, namelijk een aantal bewoners van de leefgemeenschap en – in grotere getale - hun ouders en verzorgers. Mensen voor wie zorg van hun kind essentieel is. Mensen die aan den lijve ondervinden wat bijvoorbeeld de invoering van zorgzwaartepakketten voor gevolgen heeft. Dit uitte zich in soms emotioneel geladen vragen en opmerkingen aan de (potentiële) Kamerleden. 

Hoogtepunt van de campagne tot nog toe was voor mij het politieke café dat zorginstelling Steinmetz | De Compaan afgelopen woensdag organiseerde voor 60 cliënten met een verstandelijke beperking. Niet alleen werd er - door middel van een filmpje met bekende politici – uitgelegd wat de Tweede Kamerverkiezingen zijn en waarom ook mensen met een verstandelijke beperking hun stem moeten laten horen, ook kregen de cliënten de kans om vragen te stellen aan ons, de politici. Het gesprek werd geleid door Johan Overdevest (TV-West).  

Op een rijtje zaten we: Renske Leijten (SP), Kees Verhoeven (D66), Anouchka van Miltenburg (VVD), Roos Vermeij (PvdA), Margreeth Smilde (CDA) en ik. In vijf minuten moesten we iets vertellen over ons verkiezingsprogramma. Maar hoe doe je dat als je publiek niet uit de voeten kan met termen als 'hypotheekrenteaftrek', 'duurzaamheid' en 'solidariteit'? De oplossing is simpel, maar niet eenvoudig: pas je taal aan aan de doelgroep, maar houd je bij je politieke uitgangspunten.

En zo hoorde ik mezelf vertellen dat GroenLinks graag bomen om ons heen wil houden, zodat we gewoon een wandelingetje kunnen maken, en dat we dus niet heel Nederland vol snelwegen willen. Ik vertelde ook dat wij graag willen dat mensen die in Steinmetz wonen, geld overhouden om af en toe een terrasje te pikken of naar de film te gaan.

Toen was het de beurt aan de cliënten, die ons vragen mochten stellen. Wie denkt dat mensen met verstandelijke handicaps geen politieke interesse hebben, heeft het mis. De vragen die ons werden gesteld, waren buitengewoon relevant:

  • Waarom is alles zo duur geworden?
  • Hoe moet ik straks reizen met de OV Chipkaart? Ik hoefde tot nu toe alleen mijn abonnement te laten zien en nu weet ik niet meer wat ik moet doen.
  • Ik werk op een activiteitencentrum en doe precies hetzelfde werk als iemand die in de sociale werkvoorziening werkt. Waarom krijgt hij een salaris en ik een uitkering?
  • Mensen moeten straks misschien werken tot hun 67e. Hoe moet het dan met mensen die niet kunnen werken omdat ze een beperking hebben?

De vragen waren helder, onze antwoorden moesten dat ook zijn. De ene partij slaagde hier beter in dan de andere, maar Johan Overdevest vervulde zijn rol als gespreksleider uitstekend door onze antwoorden te chargeren en op scherp te zetten: "Dus Kees van D66 gaat ervoor zorgen dat jij straks salaris krijgt voor je werk op het activiteitencentrum," of "Roos, wat bedoel je nou precies? Zeg gewoon 'ja' of 'nee'."

Ik ben er trots op dat ik de visie van GroenLinks mag verkondigen. Dat ik vol overtuiging kan zeggen dat wij meer in zorg investeren dan wij erop bezuinigen. Dat mensen als het aan ons ligt, echt de regie over hun leven krijgen en volop kunnen participeren aan alle aspecten van de samenleving. Dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Ik geloof in ons programma. Als genoeg anderen dat ook doen, kunnen wij ervoor zorgen dat ons zorgstelsel niet verschraalt.