Jarig in Kopenhagen

Ik ben vandaag 32 jaar geworden. In Kopenhagen, en het sneeuwt. Ik weet niet of ik ooit eerder sneeuw heb gezien op mijn verjaardag. Wel ken ik alle varianten tussen zon (in de tuin gebak eten) en regen (speurtochten tussen de hoosbuien door), maar mijn laatste verjaardag met sneeuw kan ik me niet heugen.

Jarig zijn vind ik leuk. Als kind verheugde ik me er al vanaf begin januari op, en als het dan eenmaal voorbij was, werd het lente, en dan had ik zes weken zomervakantie, en dan kwam Sinterklaas en dan Kerst en Oud en Nieuw, en voor ik het wist, was ik weer een jaar ouder. In de zomer nadat ik acht was geworden, maakte ik een button met een grote 9 erop, alvast voor mijn volgende verjaardag.
We hadden thuis een heel ritueel rondom verjaardagen, dat tot op de dag van vandaag wordt voortgezet – als mijn ouders en ik tenminste bij elkaar in de buurt zijn. ’s Avonds worden er stiekem slingers en ballons opgehangen, de volgende ochtend ontbijten we met croissantjes, een halfzacht gekookt eitje en vers geperste sinaasappelsap. Daarna bakken mijn vader en ik twee taarten: een appeltaart en een monchoutaart met kersen of aardbeien. Op mijn moeders verjaardag gebruiken we kersen, maar ikzelf heb toch liever aardbeien.

Hoewel mijn plezier in jarig zijn nu minder kinderlijke vormen aanneemt dan vierentwintig jaar geleden, verheug ik me nog altijd op de Grote Dag. Ik kon bijvoorbeeld gisteravond niet zo goed slapen; ik betrapte mezelf op een bepaalde soort zenuwachtigheid. En nu ik hier met mijn lief in het gezelligste café van Kopenhagen zit te brunchen en we plannen maken voor de rest van de dag – naar het By Museum, dan koffie drinken in Det Gule Hus en vervolgens naar ons favoriete vegetarische restaurant in Crisitania om de dag ten slotte af te ronden met de ginger-cheese cake in Wagamama – voel ik me dan ook helemaal jarig!

Ober, ik ben jarig… mag ik een parapluutje op mijn koffie?

De kleine zeemeermin – Kopenhagen VIII

De kleine zeemeermin, je moet haar hebben gezien als je in Kopenhagen bent geweest. Het was vandaag een prachtige dag voor een wandeling; ijzig koud, maar zonnig. Stadswandeling twee uit het boekje leidde ons langs de prachtigste plekken in Kopenhagen. Zo hebben we het koninklijk paleis gezien, de Opera aan het water, een mooie Anglicaanse kerk en als klap op de vuurpijl: de kleine zeemeermin.

Dit kleine beeldje, parmantig zittend op een rots in het water, is razendpopulair bij toeristen. Helaas is ze daardoor ook vaak het mikpunt van allerlei ludieke acties. Ze is al eens ontvoerd, onthoofd en het schijnt dat feministen haar ooit een vibrator hebben gegeven omdat ze daar maar zo alleen op die rots zit. Aan aandacht heeft de meermin echter geen gebrek; er is geen dagdeel dat ze niet wordt gefotografeerd, bekeken, aanbeden.

Eerlijk is eerlijk: het is een mooi beeldje en ik ben dan ook blij dat ik het heb kunnen aanschouwen. Toch is wat er om het beeld heen gebeurt, minstens even interessant als het object zelf. Hele horden mensen poseren met haar op de achtergrond en laten zich fotograferen door iemand die zich vervolgens zelf voor de schaars geklede dame schaart en zich eveneens op de gevoelige plaat laat vastleggen. Schooljongens joelen naar haar, houden spandoeken van voetbalclubs omhoog terwijl ze worden gefilmd en lopen vervolgens ongeïnteresseerd verder naar een van de hotdogwagentjes. Kleine kinderen vinden het water onderaan de stenen kade veel interessanter dan dat ene beeldje, en worden door hun ouders gemaand nu eens stil te staan en in de camera te kijken.

De kleine zeemeermin is vermoedelijk het meest gefotografeerde object van Denemarken. Je moet dus van goede huize komen om een beetje een originele foto van haar te maken. Ik vind Melles poging (zie boven) behoorlijk geslaagd.

Louisiana – Kopenhagen VII

Ja ja, het is ons toch gelukt: we hebben ons per Deense trein verplaatst, en wel 35 kilometer ten noorden van Kopenhagen. Rolstoelgebruikers rijden dit type trein zo in, zonder plank. Voor wie het gat tussen trein en perron te groot vindt, is er een plankje, dat elke conducteur zonder morren uitlegt. Het meest ironische van dit hele verhaal is dat precies deze trein ook naar Malmö (Zweden) rijdt. Als we dat hadden geweten, hadden we wellicht nu in Stockholm gezeten. Maar goed, Stockholm bewaren we voor de zomer.

De reden dat we naar Humlebæk reisden, is dat daar Louisiana ligt, het museum voor moderne kunst. Dat is dan ook de enige reden om naar dit dorp te reizen, want verder valt er weinig te beleven. Het museum was in elk geval erg de moeite waard; we hebben er zes uur rondgelopen.

Wat de meeste indruk op me heeft achtergelaten, is moeilijk te zeggen. De avant-gardistische kunst uit het interbellum sprak me aan, evenals de foto’s van Cindy Sherman. Over beide kunstpraktijken heb ik in het verleden colleges gevolgd voor mijn studie. Ik merk dat dat theoretische kader een meerwaarde heeft bij haast al mijn latere museumbezoeken. Het kunnen plaatsen van kunst in een sociaal-culturele context is niet alleen iets om mee te pochen in het gezelschap waarin je je in begeeft (blabla), maar het is oprecht leuk om bepaalde stromingen of ideeën te herkennen en deze ook in een afwijkend kader te kunnen plaatsen.

Heel indrukwekkend was een enorme zaal, waarin de eerste soloplaat van John Lennon na het  uiteenvallen van de Beatles integraal ten gehore werd gebracht. De van oorsprong Afrikaanse kunstenares, Candice Breitz, had vijfentwintig mensen individueel gefilmd terwijl ze de liedjes met een koptelefoon op meezongen, en deze filmpjes werden tegelijkertijd – in een lange rij naast elkaar – afgespeeld. Het resultaat: een tribal-achtig koor, met vijfentwintig individuele stemmen die je kon horen als je voor het filmpje van een persoon langsliep. Ook had deze kunstenares fans opgeroepen om te poseren voor groepsfoto’s. Er hingen foto’s met fans van onder andere Britney Spears, Grateful death en Abba.

Dan waren er nog de bekende en minder bekende werken van Paul Cézanne, aangevuld met een film over zijn leven als schilder. En het werk van Andy Warhol, en een te prachtige beeldentuin om niet even een kijkje in te nemen.

Eigenlijk is zes uur rondstruinen door een museum waanzin. Ik krijg althans te veel indrukken voor één dag, en bovendien heb ik nog steeds het gevoel dat ik dingen heb gemist. Als we in de zomer naar Stockholm gaan, moeten we misschien dus nog maar een dagje langs Humlebæk.

Atoom geheimen – Marja Pruis

In Hollands Diep, naar eigen zeggen het beste nieuwe tijdschrift van het jaar, staat een foto van haar. Haar boek Atoom geheimen, dat in april verschijnt, wordt gesigneerd cadeau gedaan aan nieuwe abonnees van het tijdschrift. Ik heb het over Marja.

Ze heeft twee boeken geschreven sinds ik haar voor het laatst zag. Bloem heb ik gelezen nog voor het werd uitgegeven. Ik was geraakt; niet zozeer door het boek zelf, als wel door haar. Ze had iets weemoedigs. Zo woonde ze in een stad waar ze niet van hield, maar waar ze niet vandaan kon. Adembenemend mooi was ze, en slim, maar iets weerhield haar ervan om dat zomaar te laten zien.

Ik heb haar niet gevolgd de afgelopen jaren, maar het stukje in Hollands Diep slingert me terug in de tijd. “Pruis gaat in dit luchtig geschreven boek in op de thema’s angst, verleiding en straf.” Dat is zij: de luchtigheid zelve, maar met diepe gronden. Ik ga Atoom geheimen zeker lezen!

Schuilen – Kopenhagen VI

Om ons heen geroezemoezel. Een enkeling zit alleen een biertje te drinken aan de bar, maar voor de rest zijn er vooral grote groepen jongens en meisjes. Ik voel me een beetje alsof ik weer door de gangen rijd van Lek en Linge, de middelbare school waar ik werkte. Het enige verschil is dat deze jongeren allemaal op reis zijn. Ik zit in de kantine van het hostel in Kopenhagen.

Wat doe je op klaarlichte dag in een jeugdherberg? Schuilen. Nestelen. Het regent buiten. En het waait, ik gok windkracht 8. Bij het wakker worden stelde een blik uit het raam ons al een grijze, natte dag in het vooruitzicht. Na het ontbijt zijn we dus nog maar even in bed gekropen. En net, om een uur of vier, wilden we toch de sprong wagen. Gehuld in verwarmende sokken, drie lagen truien, jassen, een muts en een regencape, verlieten we het gebouw. Binnen vier seconden vloog de regencape de lucht in – de wind was eronder geraakt. Als het aankomt op kou en nattigheid ben ik een watje; er zat dus niet veel beters op dan terug het hostel in te gaan.

Als we nu maar vier dagen zouden hebben gehad in Kopenhagen hadden we ons niet laten leiden door een beetje regen en wind, maar doordat we – overigens zonder resultaat – al te veel tijd en energie hebben verloren aan het regelen van instaphulp voor de trein naar Stockholm, hebben we besloten dat Kopenhagen absoluut de moeite waard is om elf dagen te verblijven. Zo komen we niet alleen toe aan de strikt noodzakelijke toeristische bezienswaardigheden, maar ook aan bijkomen van alle indrukken. En aan schrijven; ik ben zelden zo productief geweest.

Ik zie dat de zon op het punt staat weer door te breken, en dat om vijf voor vijf. Het is nooit te laat om erop uit te trekken; we gaan een hapje eten en dan eens kijken hoe het eraan toe gaat in het Kopenhaagse nachtleven.

Homoseksualiteit in Kopenhagen – Kopenhagen V

We hebben inmiddels drie stamkroegen in Kopenhagen: een om te brunchen (Wanna B.), een om in te zakken en op te laden (Det Gule Hus) en een om – na een zwaar culturele dag – te chillen (Oscar).

Oscar is een homocafé. Zo krijgen we een kijkje in de keuken van homo/lesbisch Kopenhagen. En die keuken smaakt beslist anders dan die in Nederland: normaler, haast gewoontjes.

In Nederland moet je als homo van Abba houden, en als dat niet het geval is, leer je de Zweedse leuke-liedjesband vanzelf waarderen; ik ben nog nooit op een homofeest geweest waar niet minstens drie keer Abba werd gedraaid. In Denemarken trekken homo’s hun neus op voor Abba, weet ik sinds ik in Oscar kom. In Oscar draaien ze Top40-muziek. 

Bovendien profileren homo’s en lesbo’s zich in Nederland veel uitgesprokener dan hier in Kopenhagen. Om maar een paar stereotypen te noemen: lesbiennes hebben in Nederland vaker dan gemiddeld kort haar en homo’s staan – als ik mijn homovrienden mag geloven – minimaal vier keer per uur voor de spiegel om te constateren dat hun kapsel nog steeds tiptop in orde is.

Dat zul je in Denemarken niet tegenkomen. Er bestaat geen homoseksuele subcultuur. Deense homo’s zijn namelijk net zo niet-ijdel als hun heteroseksuele seksegenoten. Ze dragen verwassen kleren en hebben niet echt een kapsel. Deense lesbo’s hebben lang haar, ze maken zich op en hun kleding verschilt niet van andere vrouwen in het straatbeeld.

Waarom zijn Nederlandse homo’s en lesbo’s ogenschijnlijk meer dan de Denen geneigd een homoseksuele identiteit uit te dragen? Zijn zij trotser op hun geaardheid, of is er iets anders aan de hand? Ik denk dat het te maken heeft met normalisering. Homoseksualiteit is in Denemarken al lang geen item meer – je kunt hier zelfs in de kerk trouwen als je wilt, iets wat in Nederland geen vanzelfsprekendheid is.

Het is het overbodig jezelf te profileren als homo/lesbo als je geaardheid er niet toe doet in een maatschappij. Wat dat betreft zijn onze stoere lesbo’s en onze verzorgde homo’s een teken aan de wand: er valt nog veel te verbeteren in de beeldvorming rondom homoseksualiteit. Wanneer gaan wij nou eens erkennen dat de liefde voor hetzelfde geslacht de normaalste zaak van de wereld is?

Aan de andere kant heeft het ook wel wat, die diversiteit. Je zou zelfs kunnen stellen dat Nederlandse homo’s en lesbo’s voorop lopen als het gaat om het doorbreken van stereotiepe beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Man, doe iets met je haar en vrouw, durf die (zogenaamd vrouwelijke) tuttigheid toch eens los te laten!

De jacht op het verloren schaap – Haruki Murakami

Alweer een Murakami die me belet om in ook maar enig ander boek verder te lezen: De jacht op het verloren schaap. Dit boek heeft me al weken in de greep en gisteren heb ik het uit gelezen.

Het hoofdpersonage heeft een reclamebureau. Voor een van zijn opdrachten gebruikt hij een foto die hij heeft toegestuurd gekregen van een oude kennis. Kort daarna komt een afgezant van de Leider naar hem toe. De foto moet van de markt worden gehaald, wordt hem medegedeeld. De reden: op de foto staat een schaap met een ster op zijn rug. Dit schaap heeft in de Leider gewoond, maar het is verdwenen. Het hoofdpersonage is aangewezen om het schaap te vinden, binnen een maand, anders heeft het leven voor hem daarna geen enkele zin meer. Zo begint de jacht op het verloren schaap, die ik hier verder niet al te uitgebreid kan beschrijven; de plot in dit boek moet je beslist zelf ontdekken.

Wat me raakt is de voorbestemming van het hoofdpersonage om deze ontdekkingsreis te maken. Aanvankelijk wordt hij gesteund door zijn vriendin – een vrouw met onweerstaanbare oren – maar uiteindelijk staat hij alleen. Dat dat er vanaf het begin al in zit, wordt duidelijk doordat zij geen naam krijgt; ze wordt slechts aangeduid met ‘zij’. Toch zou de reis zonder haar nooit hebben kunnen slagen. Zij voelt namelijk dingen aan; door het volgen van haar intuïtie komt de hoofdpersoon op de plek waar het raadsel zich ontvouwt. De prijs is echter groot: eenmaal op de plek aangekomen vertrekt zij en zal ze nooit meer bij hem terugkeren. De weemoed hiervan blijft hangen, ook al worden dingen op een gegeven moment duidelijk.

Bepaalde stukken van het mysterie blijven bovendien onopgelost, wat een onbevredigend gevoel achterlaat. Dat is misschien de reden dat ik nog niet kan beginnen in een ander boek. Ik wil bijvoorbeeld weten waarom juist het hoofdpersonage is aangewezen om het schaap te vinden, en waarom het überhaupt gevonden moet worden. En hoe zit dat nou met de gave van die vriendin, en waarom mag zij geen getuige zijn van de ontknoping?

Dat deze open plekken niet worden ingevuld, heeft niets te maken met zinloosheid van het verhaal; als lezer ervaar ik absoluut de urgentie van de situatie, ik kan er alleen geen grip op krijgen. Een onbevredigend gevoel dat tegelijkertijd de voedingsbodem is voor een haast onbeschrijflijke bewondering – als een schrijver dat bij zijn lezer teweegbrengt, MOET hij wel geniaal zijn.

100% Kopenhagen – Kopenhagen IV

Ik ben wel van de reisgidsen. Zonder boekje op zak voel ik me een beetje verloren. Aan de andere kant is er niets erger dan een reisgids vol onzinnigheden. Ellenlange verhalen over de ontstaansgeschiedenis van een gehuchtje waar dan een of andere lokale bekendheid heeft gewoond, niet ter zake doende informatie over musea die je toch nooit zou aandoen of een aanbeveling van een veel te duur restaurant. Een reisgids hoort een aanvulling te zijn op je verblijf. Zo’n gids hebben we nu op zak: 100% Kopenhagen, geschreven door de Nederlandse maar in Kopenhagende wonende en studerende Annemarie Zijlstra.

Zijlstra is jong en Kopenhagengek, wat resulteert in een gids die helemaal aansluit bij de interesses van de hedendaagse toerist. De gids bevat zes hoofdstukken met stadswandelingen. Tijdens een wandeling is er voor elk wat wils: bezienswaardigheden, shoppen, eten & drinken en leuk om te doen. De wandelingen zijn behapbaar in tijd en energie en er wordt rekening gehouden met eventuele koffie- en theebehoefte. 

Geen lange beschrijvingen, maar net voldoende om te bedenken of je ergens naartoe wilt. Dat is wat mij betreft genoeg; mocht je meer info willen over een bezienswaardigheid, dan vind je ter plekke vaak genoeg Engelstalige informatie. Zo blijft de gids lekker dun en dus goed mee te nemen tijdens de wandeling.

Opvallend is het hippe karakter van het boekje, zowel wat betreft de selectie die Zijlstra heeft gemaakt als wat betreft de vormgeving. Zo is er geen stadwandeling zonder plek waar hippe locals en kunstenaars komen, wordt er veel aandacht besteed aan (Deens) design en goedkoop maar leuk lunchen. De plekken zijn over het algemeen weinig toeristisch maar erg de moeite waard. Bovendien zijn de foto’s van fotograaf Duncan de Fey adembenemend kleurrijk en creatief.

Bij het bezoek aan een andere stad ga ik zeker nog eens een boekje proberen uit de 100%-serie. Dan kunnen we zien of het gewoon een gave reeks is, of dat alle lof voor Annemarie Zijlstra is.

Deense mannen achter de kinderwagen – Kopenhagen III

Achter Kopenhaagse kinderwagens lopen mannen. Alleen maar mannen, op een enkele uitzondering na. Als Nederlanders zijn wij helemaal niet gewend aan de man als opvoeder en verzorger; wij zien meestal vrouwen rondtuttelen met hun kroost. Mij doet het goed te zien dat het ook anders kan. Mannen in Denemarken nemen hun taak als opvoeder serieus, wat betekent dat vrouwen meer kansen hebben op de arbeidsmarkt. Dat is pas emancipatie: zowel voor de vrouw – die zich op haar carrière mag richten (als zij dat wenst) – als voor de man, die de taak van verzorgende op zich mag nemen (als hij dat wenst). Of zouden ze het gewoon netjes half-half doen: elk drieënhalve dag?

Als we op zondagmiddag in de foyer van het Danish Design Center zitten en we alweer een man met zijn zoontje bezig zien terwijl de moeder van het kind de drankjes bestelt, besluit ik dat ik er meer over wil weten. Ik spreek de man aan en vraag hem of ik een foto van hem en zijn zoon mag maken. Dat vindt hij leuk; hij lacht vriendelijk in de camera en kijkt vervolgens belangstellend naar het resultaat.
“You Danish man are really engaged with your children,” zeg ik vol bewondering.

De man kijkt me een ogenblik aan en legt dan uit dat zijn vrouw een jaar ouderschapsverlof heeft opgenomen. Zij zorgt dus vijf dagen per week voor hun zoon. In de weekends zet hij alles op alles om zo veel mogelijk tijd met hem door te brengen: hij duwt de kinderwagen, hij voedt het kind en hij verschoont de luiers.

Het klopt: we zijn alleen nog maar in het weekend in Kopenhagen geweest. Dan mogen mannen dus ook een dagje achter de kinderwagen. Weg is mijn bewondering.

’s Avonds in het hostel zitten we nog even aan de bar. Ik raak aan de praat met een local, een Deense vrouw die op cursus is in Kopenhagen. Ik leg haar mijn observatie voor om te zien hoe zij erover denkt: “Danish men take good care of their children, don’t they?”

Ze is het er helemaal mee eens; Deense mannen doen het goed in de opvoeding; ze hebben bovendien vaak een serieuze kinderwens. Wat dat betreft is er een hoop veranderd, meent zij: het is niet meer alleen de vrouw die zo nodig aan de kinderen moet. Ik vraag hoe het zit met ouderschapsverlof: nemen mannen ook een jaar op? De vrouw fronst. Helaas krijgen mannen vaak de kans niet om verlof op te nemen, legt zij uit: na een jaar verliezen zij soms zelfs hun baan, terwijl het ouderschapsverlof voor vrouwelijke werknemers veel meer wordt geaccepteerd.

Hoewel ik in eerste instantie een beetje teleurgesteld was in de Deense man, werd ik vandaag, op maandag, aangenaam verrast toen ik een man zag lopen achter een kinderwagen. Het kan dus toch!

Nederlandse man, neem een voorbeeld aan de Denen. En als je door de week niet de kans krijgt om je kind te verzorgen, zet dan in elk geval álles op alles om de kinderwagen op zaterdag en zondag te duwen. Dat is het begin van emancipatie.

Blij met spierziekte – Kopenhagen II

Een unieke ervaring tot nog toe in mijn bestaan: ik ben dankbaar voor mijn spierziekte. Het is niet altijd leuk om rond te crossen in plaats van rond te huppelen, maar tegelijkertijd raak je als spiero verzeild in situaties waarin mijn lopende medemens nooit zou belanden. Behalve Melle dan: die mag meeprofiteren.

De treinreis van Utrecht naar Kopenhagen verliep niet helemaal zoals we ons hadden voorgesteld: er was geen plek om mijn rolstoel te stallen, dus die bleef onbeheerd in het gangpad staan. Toch heeft het gebrekkige rolstoelvervoer ook zo z’n voordelen.

Toen de trein vanmorgen in Kopenhagen aankwam, bleek dat de plank van de gehandicaptenservice met geen mogelijkheid tussen de smalle klapdeuren van de internationale trein paste. Vier mannen van de Deense spoorwegen stonden erbij te kijken, maar geen van hen ondernam ook maar enige actie. Daarom hakte de conductrice de knoop door en vroeg ze Melle om mij in een treinstel op een bank te leggen, zodat de mannen mijn rolstoel uit de trein konden tillen.

Nu ben ik nooit zo’n voorstander van rolstoelen tillen (stel je voor dat ‘ie kapot gaat), maar er viel weinig te kiezen: de mannen kwamen niet met iets beters. Toen ik goed en wel op een bankje lag, kwam de conductrice stoom afblazen: het was echt iets voor mánnen om daar maar zo naar boven te staan kijken met hun handen in hun zakken, alsof God die rolstoel wel even naar beneden zou laten glijden. Dat kon ze echt niet hebben, zulke blöde kerels.

Na ruim drie kwartier bleek er opeens een lift op het station te staan die smal genoeg was. Binnen een minuut stond de rolstoel op het perron en liepen de mannen zonder er een woord aan vuil te maken, weg.

Dit alles zou ik hebben gemist als ik had kunnen lopen. Dan had ik nooit geweten dat Russische conducteurs binnen een uur kunnen omslaan van een opvliegende, vuurspuwende duivel (zie eerdere blog) in een vriendelijke, humoristische kerel, en dat Duitse conductrices zich doodergeren aan lummelende mannen. Bovendien is gebleken dat ik heel goed in staat ben om in kartonnen bekertjes te plassen.

Het allerbeste aan de hele situatie is echter dat we ervan leren: relativeren, improviseren en vertrouwen. Leren reizen is ook een beetje leren leven.

Ich hab' kein rolstuhlplatz – Kopenhagen I

Vrijdag 7 maart 2008, 20.34 uur. We zitten in de trein naar Kopenhagen. Onze reis is nu al avontuurlijker dan we hadden durven dromen. Vorige week nog verzekerde Ingrid van NS International ons ervan dat treinstel 202 een rolstoelcoupé had, en ze wees het rolstoelvignet op haar plattegrond aan. De plaatsen 201 en 203 zagen er inderdaad ruim uit – heel anders dan de opgepropte zespersoons coupés.

Op het perron zag het er echter anders uit dan op het flatscreen beeldscherm van NS International. De smalle deuren bij treinstel 202 waren niet berekend op een rolstoel en de plaatsen 201 en 203 bleken ‘gewoon’ onderdeel van een zespersoons coupé. De NS-servicemedewerkster hielp ons er dus maar een deur verderop in, ondanks een tegensputterende, rood aangelopen conducteur. “Ich hab’ kein rolstuhlplatz!” riep hij. Het mocht niet baten; mijn rolstoel, door alle rugzakken achterop nog groter dan normaal, blokkeerde het veel te smalle gangpad al toen de trein in beweging kwam.

Ons door de trein bewegen leek onmogelijk. Wat nu? In het gangpad blijven staan en daar proberen de slaap te vatten? Ook de conducteur was niet  opgewassen tegen zoveel avontuur. Hij verweet ons dat we geen rolstoelplaats hadden gereserveerd (ik had Melle nog nooit ruzie horen maken, laat staan in het Duits – hij was er trots op).

Gelukkig is Melle de allersterkste en allerliefste man ter wereld. Hij tilde me uit mijn stoel en droeg me door het smalle gangpad naar onze slaapcoupé. De banken zijn hard en het is hier stoffig. Gelukkig kan de deur op slot, want er schijnen ’s nachts mensen beroofd te worden. Plassen op een wc zit er niet in de komende veertien uur, dus zal ik het in een bekertje moeten doen.

Maar weet je? Dit is wat ik wil. Avontuur. Mijn dromen naleven.

p.s.: Mijn haar is superkort, dieppaars en zeegroen!!!

Nachttrein naar het noorden

Geloof het of niet, maar Melle en ik gaan weer op reis. We wilden eigenlijk naar Barcelona, met de trein. Vliegen bleek te duur, en het leek mij bovendien heerlijk: kunnen zeggen dat je de nachttrein naar het zuiden had genomen. Helaas stimuleert Thalys gehandicapte reizigers niet echt om de trein te nemen; je wordt verplicht eersteklas te reizen als je rolstoelgebonden bent. Dan wordt zo’n treinreis al snel duurder dan een standaard vlucht met KLM. 

En dus is het Kopenhagen geworden, als tussenstop op weg naar Stockholm. Binnen een aantal landen in de EU, waaronder Denemarken, mogen gehandicapten gratis een begeleider meenemen in de trein. En wat blijkt? Je kunt voor € 49,- met de nachttrein naar Kopenhagen! Het is dan wel niet Het Zuiden, maar wie kijkt er nou op een beetje windrichting voor die prijs?

Ik heb nog nooit met de nachttrein gereist, maar het lijkt me te gek: snurkende mensen in je cabine, het razende geluid van een trein in de nacht, zelf wakker blijven terwijl iedereen om je heen slaapt. Het wordt een avontuurlijke reis. Behalve onze heen- en terugreis boeken we niets; we willen – met slechts een rugzak achterop – gewoon doen waar we zin in hebben. Dat is volgens mij de essentie van reizen: vrijheid, moed en de bereidheid om je hart te volgen.