Milieuvriendelijke inkt

Ecofont_4Deze blog is getypt in een lettertype dat ik normaal niet gebruik op mijn blog. Het gaat om het lettertype Spranq Eco Sans, een inktbesparend lettertype. Het is opgebouwd uit ‘normale’ letters met heel veel gaatjes erin. Een uitgebalanceerd lettertype, want als je het print, is het nog zonder problemen leesbaar (als je de makers van Ecofont mag geloven). Een mooi alternatief dus in een samenleving waarin duurzaamheid steeds belangrijker wordt.

Het installeren van het lettertype is zo gepiept, dankzij de goede gebruiksaanwijzing op de website van Ecofont. Zelfs ik had de klus binnen twee minuten geklaard.

Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik mijn kersverse lettertype nog niet heb uitgeprint; ik heb immers geen werkende printer meer (zie blog Een beter milieu begint bij…?). Ook vraag ik mij af wat er gebeurt als je je je printer op besparend zet (door middel van de optie Klad bij Eigenschappen); zou je dan niet een heel mager lettertje krijgen? En wat zou er gebeuren als je uitgeprinte documenten kopieert?

Toch hoop ik vurig dat het werkt. Zo ontlast ik namelijk niet alleen mijn portemonnee én mijn printer, maar ook het milieu!

Hoe een rubber eend je leven kan veranderen

Dit jaar heb ik Sinterklaas gevierd met mijn schoonfamilie. We hadden lootjes getrokken. Na mijn ‘grote’ cadeau (het boek van Femke Halsema en een pot ayurvedische bodylotion), kreeg ik een klein pakje met de volgende tekst, getypt op een wit vel:

met dit kadootje

heel publiekelijk

(maak maar open!)

In het pakje zat een kleine rubberen eend, gekleed in een zwart colbert, met op zijn hoofd een hoge hoed. Op zijn borst prijkte een rode anjer.


vraag ik jou…                    ten huwelijk!

Ik had al ‘ja’ gezegd, ongeveer een week ervoor. Aan de ontbijttafel vroeg ik Melle, voor ongeveer de derde keer, ten huwelijk. Maar dat was niet de afspraak: hij zou ook mij vragen.
"Ik moet even weg," was Melles antwoord.

Hij kwam terug. "Even je ogen dicht doen en je hand uitsteken."

Toen ik ze weer opendeed, zat hij op één knie voor me. In mijn hand lag het eendje. Toen kwam het verhaal achter de eend.

Pc123588_2In juni dit jaar, toen Melle met zijn collegamuzikanten in Amerika was, had een van de muzikanten de eend op straat gevonden. Iedereen maakte de eend belachelijk. Maar Melle, die van de rubberen eend zijn mascotte heeft gemaakt (zie www.enter-ntr.com), nam de eend in bescherming.
"Als je hem aan mij geeft, vraag ik er mijn vriendin mee ten huwelijk," zei hij tegen de eendbelagers. Dat vonden ze wel wat. Zo reisde de eend in Melles koffer mee naar Nederland.

"Ik had het zo mooi bedacht: als ik thuis zou komen, zou ik op één knie gaan en je vragen, maar jij moest zo nodig tegenwerken," kreeg ik eind november te horen. Wat bleek? Ik had die bewuste middag in juni mijn hulp laten werken, zodat ik voor Melle kon koken na zijn lange reis. Dat ene etentje heeft me vijf maanden wachten gekost, maar de eend heeft uiteindelijk zijn werk gedaan: wij gaan in 2009 trouwen.

Hoe komt een man aan een rubber eend als mascotte? Toen Melle een jaar of 13 was, Rd_2had hij voor het eerst verkering. Met Cora. Cora gaf hem voor Sinterklaas een rubber eend, de eend die je op de foto’s op NTR ziet. Diezelfde dag nog maakte ze het uit. En zo werd de eend voor Melle het symbool van liefdesverdriet. Hij schreef er zelfs een lied over, dat je kunt horen op www.pickmeupandunfretme.com. Dit lied werd de titelsong van de Italiaanse cd.

Zo stond Melles eend eerst symbool voor verdriet, om vervolgens een symbool voor creativiteit en kracht te worden. Zo zal ons huwelijk zijn: krachtig en creatief. 

Nieuw klassiek: zwart met blankhout

Verhuizen staat op nummer twee van de meest stressvolle gebeurtenissen, zo wist mijn fysiotherapeut mij te vertellen. Ik snap niet waarom: niets is leuker dan vloeren leggen, kastjes opknappen, verhuiskaarten ontwerpen, fantaseren over een nieuwe boekenkast… Nu heb ik makkelijk praten, want ik kan me vooral bij het laatste houden, en bij alle administratieve zaken (zie blog over het CiZ); mijn ouders en Melle verrichten al het fysieke werk.

Vandaag houd ik me bezig met de verhuiskaarten, terwijl Melle en Marus de vloer in de woonkamer leggen. Die wordt prachtig; het allergoedkoopste, afgekeurde grenen geeft de witte muren een rozegele gloed alsof de kamer door kaarsen wordt verlicht. Zie hieronder het verschil tussen de woonkamer (hier nog zonder vloer) en de slaapkamer (met vloer):

Pc053576_5

Intussen praten Renske en ik over de nieuwe kleur van mijn keukenkast. Zwart, wit, antraciet? Een prachtige combinatie met witte muren en een blankhouten vloer is strak zwart. Nieuw klassiek, als ik de interieurtijdschriften mag geloven. 

Het leuke aan zelf klussen is dat je het resultaat direct terug krijgt. Al je inspanningen worden beloond met een yes-gevoel: wat wordt het mooi! Elke keer als we in het huis zijn, worden we overvallen met ongeduld – wanneer kunnen we er eindelijk gaan wonen? Toch grappig dat je je ergens al helemaal thuis kunt voelen terwijl je er nog lang niet woont.   

Jackies-weekend 2008

Het Jackies-weekend 2008 was genieten, hectisch, creatief, intiem, swingend, divers, vriendschappelijk, informatief, herkenbaar, gezellig, uitputtend, kicken. Het was in één woord geweldig!

Pb293436

De foto’s zijn te zien op mijn Flickr-site.

Het Jackies-weekend is een jaarlijks weekend voor en door jongeren en jongvolwassenen (16 t/m 30 jaar) met een spierziekte. Het wordt georganiseerd door vijf jongvolwassenen, met ondersteuning van de VSN. Deze ondersteuning bied ik de crew sinds twee jaar. Daarvoor ging ik zelf vier keer als deelnemer mee; de eerste keer op mijn 16e, later drie keer als twintiger.

Een beter milieu begint bij…?

Zo goed als ik kan, probeer ik mijn steentje bij te dragen aan een prettige samenleving. Dat is mijn plicht als burger, vind ik. Een beter milieu begint bij jezelf en de consument heeft de macht. Als iedereen alleen maar biologisch zou kopen – en duurzaam, en fair trade -, dan zou de wereld er heel anders uitzien. Denk je dan.

Vandaag kreeg ik een melding van mijn printer: Het absorbtiekussen voor het opvangen van uw afvalinkt is verzadigd. Neem contact op met servicecentrum. ‘Absorbtiekussen?’, dacht ik, ‘wat is dat?’ Even informeren bij It’s, die verkopen zoiets vast wel. Maar de medewerker van It’s had nog nooit van absorbtiekussens gehoord.
"Even kijken op gebruiksaanwijzing punt en el," was zijn advies.

Na wat nutteloos surfen (gebruiksaanwijzing.nl bestaat niet) besloot ik het Canon servicecentrum maar te bellen.

"Ik krijg een melding van mijn printer," begin ik het gesprek.
"Uw absorbtiekussen is vol?"
"Eh, inderdaad." Hoe zou ze dat nu weten?
"Daar was ik al bang voor," vervolgt ze, "die kunt u niet vervangen."
"Hoezo niet vervangen?"
"Uw printer is op."

Mijn printer is aan vervanging toe. Hij is nog niet eens zou oud, hooguit een jaar of twee, drie. En ik print er niet eens zo veel mee, hooguit een kantje of twee, drie per week. Alle onderdelen zijn nog prima in orde: de scanner, de papiertoevoerlade, de kopieerfunctie, de houders voor de inktpatronen. Alleen het absorbtiekussen zit vol.

Ik schaam me kapot dat ik in een maatschappij leef waarin apparaten worden verkocht met onvervangbare – maar onmisbare – onderdelen. Erger nog: we leven in een maatschappij waarin producten zo worden gemaakt, dat je elke paar jaar een nieuw exemplaar moet kopen.

Mijn vader is technisch. Die is nu met een pincet het absorbtiekussentje uit de printer aan het trekken. "Kunnen we het misschien wassen?" Wie niet waagt, wie niet wint – hij doet het nu toch ook niet meer.

Kader Abdollah – De boodschapper

De boodschapper is een roman over de profeet Mohammed, die behalve een profeet ook mens blijkt te zijn. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Zeeëd, de Kroniekschrijver. Zeeëd werd door Mohammed en zijn vrouw aangenomen als hun zoon en volgde Mohammed tot aan diens dood. Zeeëd neemt de taak op zich om de Koran op papier te zetten: het boek waarin Mohammed zijn boodschap in soera’s openbaart. Voordat hij de Koran schrijft, wil Zeeëd eerst het verhaal van Mohammed vertellen. Deze twee boeken worden zijn levensvervulling.

Abdollah is er in De boodschapper in geslaagd een van de meest invloedrijke personen uit de geschiedenis neer te zetten, waarbij de lezer zowel diens grootsheid als zijn zwaktes onder ogen krijgt. Mohammed groeit uit van een bekoorlijke, eerlijke en bescheiden jongen tot een sluwe, machtige strateeg. In dit proces blijft hij bovenal mens, die zijn vrouwen, kinderen en kleinkinderen liefheeft, maar die eveneens gevoelig blijkt te zijn voor macht en bezit.

Hierom houd ik van Kader Abdollahs boeken. De manier waarop hij zijn personages neerzet: zó overtuigend, zó echt. De manier waarop hij het vrouwelijk schoon beschrijft, de geur van honing en het stroeve van kamelenhuid, maakt bovendien dat ik zijn boeken verslind. De boodschapper vormt hierin geen uitzondering.

Sterk aan De boodschapper is bovendien de objectiviteit waarmee we een man leren kennen die vecht voor de goede zaak (het geloof in Allah en – daarmee samenhangend, de gelijkwaardigheid tussen meester/slaaf en man/vrouw), terwijl hij naarmate de tijd verstrijkt, steeds gewelddadiger en voor rede onvatbaar wordt. De lezer ziet de gebeurtenissen zonder er een oordeel bij te krijgen; deze ruimte gunt Abdollah zijn lezer. Althans, zo lijkt het, want tegelijkertijd is er wel degelijk sprake van enige sturing in de geloofwaardigheid van de uiterlijke objectiviteit.

Als Mohammed zijn eerste boodschappen en soera’s krijgt – alle zonder enig spoor van geweld – lezen we namelijk hoe hij die boodschappen tot zich krijgt: eerst in de vorm van de engel Gabriël, later ook door de fysieke en mentale impact die de boodschappen op Mohammed hebben: zweetdruppels op het voorhoofd, uitputting en verwarring. Deze blijven echter achterwege als Mohammed ‘van Allah doorkrijgt’ dat hij geweld niet moet schuwen en dat hij ongelovigen de oorlog mag verklaren. Hierdoor blijft de lezer door de profetische daden heen de mens Mohammed zien.

Hoewel deze (subjectieve) sturing enerzijds knap is door zijn onopvallendheid, snijdt Abdollah zich hiermee toch in de vingers. Het is namelijk onvoorstelbaar dat Zeeëd, de man die zijn leven voor Mohammeds boodschap geeft, die al sinds zijn kindertijd als een schaduw aanwezig is in het leven van de boodschapper, die hem beschouwt als zijn vader en als geestelijk leider, dat déze Zeeëd ook Mohammeds wrede, sluwe en machtsbeluste kant laat zien.

Hierdoor verliest De boodschapper zijn geloofwaardigheid. En dat terwijl Abdollah er zo verschrikkelijk goed in is geslaagd Mohammed neer te zetten als een bevlogen mens van vlees en bloed. Eeuwig zonde.

als de bloedrode klanken
van jouw stille gitaar
het gebergte doen trillen

– een vrouw die de draak trotseert, met blote handen
het vuur koesterend in haar schoot –

als 19 honingwitte kaarsen
mijn inkt doen smelten op papier

laat het vuur dan nooit meer doven

© Hann van Schendel, november 2008 

Griepprik

Het is al tien voor vijf als ik mijn laptop dichtklap. Het gezondheidscentrum zal wel om vijf uur sluiten. Goede reden om niet te gaan. Ik zucht en kijk op de uitnodiging. Daarop staat dat je twee keer terecht kunt: op 4 en op 12 november. Van 14.00 tot 18.00 uur. Shit.

De rrrrrr zit weer in de maand – tijd voor uw jaarlijkse griepprik. Het gezondheidscentrum adverteert ermee alsof het om een fancy hebbeding gaat. Ook dit jaar lag de uitnodiging voor de griepprik weer in mijn bus. Als carapatiënt behoor ik namelijk tot de risicogroepen – en dan ontkom je er niet aan.

"Eric, ik wil niet," zeg ik op zeurderige toon tegen mijn hulp, die op mijn aanwijzingen een Indiase wortelsoep in elkaar draait. "Ik ben bang voor prikken. Bovendien is het maar de vraag of ik überhaupt wel griep zou krijgen als ik hem niet neem." Ik kijk hem hoopvol aan. Maar Eric schudt zijn hoofd en zegt: "Tja, dat weet je maar nooit. Griep krijgen is ook geen pretje." Daarin heeft hij dan ook wel weer gelijk. Ik zucht nog eens diep.

Niet gaan omdat ik bang ben is geen goede reden. Als ik er echt diep van overtuigd zou zijn dat een griepprik slecht voor me zou zijn, of geen nut zou hebben, of als ik gewoon te laat klaar zou zijn geweest met werken, was het tot daar aan toe. Maar angst? Nee.

En dus ga ik. Er is niemand voor me, dus ik kan zo doorrijden naar het piepkleine behandelkamertje. Lysanne, de doktersassistente, zit al klaar met haar naald.
"Je weet toch dat ik bang ben hè?" vraag ik haar. Ze knikt.
"Gewoon even niet kijken," is haar mening.

Je moet juist wél kijken. Dat heb ik geleerd tijdens mijn antiprikfobietherapie. Een exposuretherapie was het. Maandenlang heb wekelijks naar filmpjes met naalden gekeken, naar echte naalden gekeken, naalden aangeraakt en me uiteindelijk ook laten prikken met naalden. Zomaar, bij de huisarts, om niets. Omdat ik mijn angst wilde overwinnen voor als het echt nodig was.

En ik kijk. De naald gaat erin en hé, ik voel helemaal niets. Dan spuit Lysanne het griepvaccin naar binnen, een wat dikkige, doorzichtige vloeistof. Allemachtig, wat een akeligheid. Ik slik. En nog een keer. In mijn hoofd tel ik tot vijf. Dan schuift ze het watje erop en trekt ze de naald eruit. Ik wrijf even over mijn arm.
"O, dat viel reuze mee," zeg ik. Gelukt: mijn stem klinkt stabiel.

Laat hem maar komen, die rrrrr in de maand!

De culinaire scheurkalender – Onno Kleyn

Culinaire_scheurkalender_2 Vorig jaar rond deze tijd kreeg ik van mijn hulp Eric de Culinaire Scheurkalender 2008 cadeau. Een prachtig naslagwerk voor iedere keukenprins(es), behalve als je – zoals ik – vegetariër bent. Nog nooit heb ik zoveel recepten bij elkaar gezien met dood dier: van eendenlever tot kippenier, geitenoor, volgens mij heb ik het allemaal al eens voorbij zien komen.

Toch is mijn culinaire scheurkalender netjes afgescheurd bij 8 november. Dat is uniek; meestal gaat een scheurkalender mij ergens in de maand juli al vervelen. Dan scheur ik een hele tijd niet, tot het echt niet meer kan. Als het in de woonkamer 27 juli is in plaats van 8 november bijvoorbeeld. Dan scheur ik de hele boel eraf, om de kalender vervolgens tot 31 december op 8 november te laten staan.

Dit jaar ging het anders. Dat is in de eerste plaats te danken aan de fantastische beschrijvingen van de auteur, Onno Kleyn. Niemand kan zo gepassioneerd over eten schrijven als hij:

Heb ik je al eens verteld hoe ik van kaas hou? O. Nou ja, dan doe ik het nog eens. Goede kaas is divers, altijd anders, tegen je op kruipend van lekkker, kaas nestelt zich met elke hap in je, zendt vanuit je gehemelte en neus bij elke kauw en elke slik louter aangename berichten naar je hersens; kaas galmt van zuivelige herinneringen aan berglandschappen, aan rollende heuvels vol met gras en koeienvlaaien, aan mekkerende geiten in stallen, aan hufterige donkere avonden in gehuurde huisjes en knetterende zonnelunches op terrassen.
Ik hou van kaas. (Bron: de Culinaire Scheurkalender, 6 november 2008)

Dit is toevallig een beschrijving van kaas, maar Onno houdt ook van verse kruiden, dikke karbonades en gepofte kastanjes. En zo kom ik op de tweede reden waarom ik de kalender zo graag lees: hij brengt me dikwijls op ideeën. Lees ik bijvoorbeeld een recept met eendenvet, knoflook, savooiekool, rookspek (in lucifertjes), karbonades, tijm en kastanjes, dan denk ik meteen aan koolrolletjes gevuld met gepofte kastanjes en knoflookboter. Een beetje tijm erbij en het is af.

Gelukkig eet ook Onno ongeveer eens per week vegetarisch – niet uit idealisme natuurlijk, maar omdat hij toevallig een geweldig recept heeft met spruitjes, sambal en kokosmelk. Dat maak ik dan onmiddellijk, mits de inhoud van onze Odin Groentetas dat toelaat. Meestal pakt dat aardig goed uit, want de kalender houdt rekening met de groenten uit de tijd van het jaar.

Zo heb ik al heel wat nieuwe, verrassende recepten uitgeprobeerd. In 2009 hangt hij dus zeker weer aan mijn muur, de Culinaire Scheurkalender, als Onno Kleyn hem tenminste weer schrijft!

Wijzingen in de AWBZ contraproductief

In de politiek heerst een dubbele moraal. Enerzijds wil men dat zoveel mogelijk mensen met een functiebeperking gaan werken. Hiervoor wordt veel geld uitgetrokken; het ene project volgt na het andere. Aan de andere kant wordt hetzelfde doel – volwaardig deelnemen aan de samenleving – tegengewerkt door de voorgestelde bezuinigingen in de AWBZ. Hoe kunnen we van mensen verwachten dat ze enerzijds meer gaan participeren, terwijl we hen hierin anderzijds beperken? Dat dit verregaande gevolgen zal hebben voor alle vormen van participatie, lijken veel mensen zich nog niet te realiseren.

Wat is participatie?
Participeren betekent meedoen. Als wij willen dat mensen zoveel mogelijk deelnemen aan de samenleving en daar niet als tweederangs burgers buiten staan, bedoelen we vaak dat iedereen een zinvolle dagbesteding moet hebben. Het liefst betaald werk, maar ook studie en vrijwilligerswerk worden onder het begrip ‘zinvolle dagbesteding’ verstaan.

Maatschappelijke participatie is echter meer dan werken. Het begrip bevat ook alle andere dagelijkse zaken:
– een eigen plek om te wonen;
– (seksuele) relaties;
– een aangename vrijetijdsbesteding of hobby;
– mobiliteit.

Eigen verantwoordelijkheid versus afhankelijkheid
Men spreekt bij de bezuinigingen in de AWBZ over ‘eigen verantwoordelijkheid’: de staat zou mensen met een beperking niet aan de hand moeten houden, maar deze mensen moeten zelf verantwoordelijkheid gaan ervaren en dragen over hun eigen leven.

Deze opvatting is misleidend en moet worden ontmanteld.  De zogenaamde eigen verantwoordelijkheid betekent namelijk niets meer dan dat de staat niet meer omkijkt naar deze mensen. Toch is het een illusie dat zij zelf opeens zelfstandig door het leven kunnen gaan. Het is niet langer de staat, maar de naaste omgeving van degene met de beperking, die gaat opdraaien voor essentiële begeleiding, vervoer en hulp bij het uitoefenen van hobby’s.

Zo wordt de hulpbehoevende persoon niet zelf verantwoordelijk voor zijn leven, maar afhankelijk van de goodwill van mantelzorgers en vrijwilligers. Dit ontneemt hem de mogelijkheid om de regie over zijn eigen leven te voeren. Altijd moet hij maar afwachten of iemand bereid is en tijd heeft om voor hem klaar te staan.

Zelfstandigheid
Afhankelijkheid leidt tot ongelijkwaardigheid en een gebrek aan zelfontplooiing. Dit zag je in het verleden veel bij jongeren met een functiebeperking: zolang zij bij hun ouders woonden en door hen werden verzorgd, leerden zij minder snel dan onbeperkte jongeren om eigen keuzes te maken. Dikwijls kochten hun ouders hun kleren, pakten zij hun schooltas in en beheerden zij het geld van hun kroost. Op deze manier werden veel jongeren beperkt in hun ontwikkeling tot een autonoom, volwassen mens.

Gelukkig biedt het PGB (met ondersteunende en activerende begeleiding) uitkomst: niet alleen leren jongeren met een fysieke beperking wennen aan vreemde handen, waardoor de stap naar zelfstandig wonen kleiner wordt, ook kunnen ondersteunende en activerende begeleiding een enorme stimulans geven tot zelfstandigheid. Zo kunnen ouders voor hun kind een leeftijdsgenoot inhuren die hem leert hoe hij met geld moet omgaan of die met hem de deur uit gaat. Zo raakt de jongere uit zijn isolement en ontwikkelt hij een eigen smaak en verantwoordelijkheid. Als hij zelfstandig gaat wonen, is hij beter voorbereid op de buitenwereld en heeft hij zichzelf op een normale manier ontplooid.

Als er straks geen ondersteunende en activerende begeleiding meer zijn, blijven jongeren afhankelijk van hun ouders – ook als zij eenmaal het huis verlaten. Ook volwassenen worden immers afhankelijk van hun sociale netwerk. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling, want:

  • Wie wil er iemand als werknemer aannemen als hij niet los is van keuzes van anderen, met andere woorden: als hij niet zelfstandig is? Er zijn voorbeelden van mensen die met hun moeder op sollicitatiegesprek komen. Deze mensen zijn bij voorbaat kansloos.
  • Hoe kan iemand zelfstandig wonen als hij nooit heeft geleerd om zelfstandig met geld om te gaan én als hij voor allerlei hand- en spandiensten afhankelijk is van mensen om hem heen? De stap om in een instelling te gaan wonen of bij de ouders te blijven, is kleiner en overzichtelijker.
  • Hoe kan iemand sociale contacten en seksuele relaties aangaan als er bij voorbaat al sprake is van een afhankelijkheidsrelatie? Dit is voor de persoon met de beperking belemmerend, maar zeker ook voor de andere partij.
  • Hoe kan iemand die niet zelfstandig de deur uitkan, nog vrijetijdsbesteding hebben als hij daarbij afhankelijk is van de smaak van anderen? Als je moeder niet van housemuziek houdt, gaat zij echt niet mee naar een housefeest. Zo wordt de eigen keuze beperkt, waardoor iemand zich niet volwaardig kan ontplooien.
  • Het vervoer van mensen met een beperking is nog altijd ver onder maat. Daarom gebruiken mensen ondersteunende begeleiding ook om zich naar belangrijke afspraken – zoals een sollicitatiegesprek of (vrijwilligers)werk – te laten brengen. Wie afhankelijk is van de beschikbare tijd van anderen, kan geen verplichtingen en afspraken meer nakomen.

Consequenties voor mantelzorgers
Niet alleen voor de mensen met een functiebeperking zijn de voorgestelde maatregelen voor de AWBZ drastisch; ook voor de mantelzorgers zullen deze negatief uitpakken. Er zal namelijk een groot beroep op deze mensen worden gedaan, ook als de mantelzorger daarvoor geen tijd heeft. Meer mensen zullen overspannen raken en vervolgens minder moeten gaan werken. Sommigen zullen hun baan er zelfs voor moeten opzeggen of hun eigen vrijetijdsbesteding en sociale contacten moeten inleveren. Velen zullen schuldgevoelens krijgen en ook niet goed kunnen omgaan met de ongelijkwaardige afhankelijkheidsrelatie met hun ouder, partner of kind. En dat terwijl we graag willen dat iedereen participeert!

Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat iemand niet kan participeren in de samenleving als hij zich niet kan ontwikkelen als een zelfstandig mens, dat de regie over zijn eigen leven voert. Door de participatie af te schuiven op ‘eigen verantwoordelijkheid’, maak je mensen met een functiebeperking tot afhankelijke en ongelijkwaardige mensen. Dit is slecht voor de beeldvorming in de maatschappij, maar ook voor de identiteit van de functiebeperkten zelf en hun naasten.

Erhu

Ik was zeven toen ik blokfluit ging spelen. Op school wilde ik altijd de beste zijn, en dus speelde ik dag in dag uit, zodat ik elke week weer met kop en schouders boven mijn klasgenoten zou uitsteken. Mijn ouders vonden het maar niets, zoveel gepiep in huis: "kattegejank". De deur tussen de woonkamer en de slaapkamer, waar ik mijn nieuwe hobby minstens twee uur per dag uitoefende, bleef dan ook angstvallig dicht. Maar al gauw werd ik beter. Mijn eindeloze oefeningen hadden resultaat. Ik mocht zelfs in de woonkamer spelen.

Blokfluit is een mooi instrument, bovendien heb je ze in allerlei soorten in maten. Toen ik weinig meer bijleerde op de sopraan, verraste ik mijn blokfluitleraar door stiekem de altpartij in te studeren op een oude plastic altblokfluit van mijn vader. "Vandaag speel ik de alt en jij de sopraan." Ik deed het zonder aarzeling en foutloos.

Toch is ook mijn interesse in blokfluit eindig gebleken. Toen ik het huis uit ging, kocht ik nog een dure hardhouten fluit, net over de grens in Duitsland. Maar ik had geen leraar meer en bovendien bleek het studentenleven veel te leuk om twee of drie uur per dag blokfluit te spelen. Ik stopte ermee, nog voor de fluit goed ingespeeld was. Dit heb ik altijd pijnlijk gevonden. Af en toe haal ik die mooie, zwartglanzende fluit weer eens uit de kast, maar echt gelukkig word ik er niet meer van. Niet zoals vroeger, toen alle holtes in mijn hoofd begonnen te trillen zodra ik de fluit aan mijn lippen zette.

Lang heb ik uitgekeken naar een ander instrument. Blazen leek voor mij de enige optie, omdat ik te weinig spierkracht (en sinds kort ook een gebrek aan motoriek) heb om snaarinstrumenten te bespelen. Totdat ik op Jackies een prachtig stuk las van Siroun over de Erhu, een soort Chinese viool:

Het is een geweldig intiem instrument. Ook omdat je het zo dicht bij je kunt houden, als een kindje op schoot. Ik speel vaak terwijl ik met mijn hoofd heerlijk tegen de hals van de erhu leun. Het pure geluid van strijken kan ook veel gevoel opwekken, het is echt ontspannend.

Ik raakte in contact met Siroun we spraken iets af, zodat ik haar Erhu eens kon zien. Heel even heb ik de Erhu toen op schoot genomen en ja, het klikte. Vrijwel direct na onze afspraak bestelde ik er een in Singapore.

Eerst moest hij door de douane. Zo kwamen er invoerrechten bij, maar erger nog: ook een riskante controle (Is slangeleer in Nederland niet verboden? Misschien wordt hij wel teruggestuurd naar Singapore. Of vernietigd!). Maar vandaag streek hij neer voor mijn deur en sloot hij zich onmiddellijk in mijn armen.

En nu begint het opnieuw: piep, kras, au (mijn oren). Een paar mooie klanken. Piep, kras. Au? Gelukkig heb ik ooit blokfluit gespeeld, en weet ik dat het vanzelf goed komt. Gewoon twee uur per dag oefenen.

Wil je eens een Erhu horen? Luister dan naar dit fragment. Voorlopig bespaar ik je nog even het geluid dat ik uit het instrument weet te wringen. :-)

De mallemolen van het CiZ

Verhuizen van Nieuwegein naar Amsterdam zou de makkelijkste zaak van de wereld moeten zijn. Inschrijven, binnen een maand verhuizen, klaar. Tenzij je rolstoelgebonden bent en voorzieningen nodig hebt.

Om ons Amsterdamse paradijsje te kunnen betrekken, moeten de keuken en badkamer worden verbouwd: je kunt met een rolstoel niet onder het aanrechtblad rijden en de badkamer is zo ingericht dat er geen tillift en douchebrancard in passen. En die heb ik toch echt nodig om een douche te nemen of naar het toilet te gaan. Daarom moet de wastafel van de ene muur naar de andere worden verplaatst. Bovendien moeten er ook nog een tillift, douchebrancard en elektrische voordeur komen. Tot die tijd is het voor mij onmogelijk om er te wonen.

Daarom heb ik anderhalve week geleden – toen wij de sleutel van ons nieuwe huis kregen – gelijk het aanvraagformulier opgestuurd naar de CiZ, die de indicaties stelt voor de gemeente Amsterdam. Toen ik vandaag nog niets had gehoord, heb ik de telefoon gepakt. Bij het CiZ in Amsterdam was mijn formulier binnengekomen, maar dat was vervolgens onmiddellijk doorgestuurd naar Utrecht; ik woon immers nog niet in Amsterdam en dat is een voorwaarde voor het in behandeling nemen van een aanvraag.
"Maar ik kan nog niet in het huis wonen," sputterde ik tegen. Dan was het heel simpel: ik kon geen aanvraag indienen voor voorzieningen in Amsterdam. Daarom kon ik mij maar beter gewoon inschrijven bij de gemeente.

Ik belde de gemeente Amsterdam. Voordat ik iemand aan de lijn had die verstand van zaken zei te hebben, was ik achttien minuten verder. Natuurlijk kon ik mij inschrijven in Amsterdam, geen probleem. Ik werd dan automatisch uitgeschreven in Nieuwegein. Maar dat is juist niet de bedoeling, want zolang ik in Nieuwegein woon, moet ik gebruikmaken van de hulp en voorzieningen hier. Geen goede oplossing dus om in de mallemolen van het CiZ te geraken.

De oplossing is simpeler dan het probleem: het CiZ moet gewoon een indicatie stellen terwijl ik nog ben ingeschreven in Nieuwegein. Ik betaal immers al huur in Amsterdam, dus ze hoeven niet bang te zijn dat ik de woning opeens toch niet neem. Maar wie gaat dat het CiZ duidelijk maken? Daarvoor moet je van goede huize komen.