Nederland geen land voor roadrunners

Morgen is het zover: dan kunnen snelheidsduivels hun hart niet langer alleen ophalen op de Afsluitdijk, maar ook op stukken van de A16 (12 km), de A2 (16 km) en de A6 (82 km). En dat is nog niet alles: als het aan minister Schultz ligt, rijden we binnenkort op één derde van de Nederlandse snelwegen 130 kilometer per uur. Dit is een slecht idee. Het verhogen van de maximumsnelheid op snelwegen is niet alleen milieubelastend en onveilig, maar ook onuitvoerbaar. Nederland leent zich niet voor roadrunners.

Ik heb het aan den lijve ondervonden. Niet op de Afsluitdijk, maar in Duitsland, het land waar de Nederlandse die hard automobilist af en toe naar toe gaat om even de wind door zijn haren te voelen waaien.

Ik was op weg naar Berlijn, waar het direct over de grens al begon; waarom stonden er nergens borden met een maximumsnelheid langs de kant van de weg? Ook mijn TomTom, die anders zo trouw aangeeft hoe snel ik mag rijden, liet mij in het ongewisse. Ik besloot eerst maar eens netjes op de rechterrijstrook te blijven, waar ik 120 reed terwijl ik voortdurend werd ingehaald door auto’s die zeker anderhalf keer zo hard leken te rijden.

De rechterrijstrook was bijna leeg – een goed moment voor een experiment. Ik zette mijn duim op het gaspedaal en zag mijn snelheidsmeter opschuiven: van 125 naar 130, naar 135… Mijn Mercedez-Benz kwam tot leven; dit was waarvoor hij was bedoeld!

Toen zag ik een groene Volkswagen op de invoegstrook verschijnen. De bestuurder zette zijn knipperlicht aan en zette zijn auto binnen twee seconden op mijn strook, met een snelheid van ongeveer 80. Ik keek naar links, maar kon niet uitwijken; op de linkerstrook werd ik nog steeds met 150 kilometer per uur ingehaald. Nu uitwijken zou een aanrijding betekenen. Razendsnel kneep ik de rem in. Jonne schrok wakker uit haar middagslaapje en ik voelde mijn hart kloppen in mijn keel. Ik had een noodstop gemaakt.

Invoegstroken in Duitsland zijn korter dan die in Nederland. Daar wen je aan en daar kun je rekening mee houden – door bovenstaand incident leerde ik uitwijken zodra er een invoegstrook in beeld kwam. Wel op tempo uiteraard; anders kwam je links weer in het geding. Ik heb mijn snelheidsmeter op het traject naar Berlijn dan ook meerdere malen zien oplopen naar 145 km/u.

Als het in Duitsland blijkbaar kan, waarom dan in Nederland niet? Het belangrijkste argument is dat harder rijden ons wel de nadelen brengt, maar geen enkel voordeel. Onze wegen zijn te kort om echte tijdswinst te behalen. Zo heeft een automobilist die 130 rijdt op een traject van 82 kilometer slechts drie minuten tijdsvoordeel ten opzichte van iemand die 120 rijdt.

Bovendien zal een hogere snelheid de doorstroming op de weg niet bevorderen. Dat komt door ons rijgedrag. Nederlanders zijn namelijk eigenwijs: als wij 70-borden boven de weg zien, negeren we die tot we bij de file zijn aangekomen, om vervolgens hard op de rem te trappen. En dat is precies de oorzaak van de file. In Duitsland doet men dat beter: iedereen houdt zich bij grote drukte keurig aan de snelheidsbeperkingen, waardoor je niet in de file belandt, maar je na een paar minuten weer plankgas kan.

Een snelheidsverhoging naar 130 kilometer per uur levert ons dus niets op, behalve een hoop ellende: meer verkeersslachtoffers, hogere benzinekosten en bovenal een onevenredig hoge CO2-uitstoot. En dat kunnen we niet gebruiken in tijden van de economische crisis en de klimaatcrisis. Het is een egocentrische, politieke maatregel. Een speeltje voor minister Schultz.

13.685 kilometer

Vandaag rijd ik 16 weken auto en heb ik 13.685 kilometer op de teller staan. Dat is ongelooflijk veel, zou je zeggen, want welke GroenLinkser rijdt er nu 855 kilometer per week? Ik in ieder geval niet, dacht ik, maar de cijfers liegen er niet om: ik ben een veelgebruiker.

Mijn auto geeft me een vrijheid waarvan ik ‘vroeger’ niet eens wist dat die bestond. Dat ik een bruikleenauto had van het UWV en voor de chauffeurs mijn PGB kon inzetten, was al een walhalla – zeker in vergelijking met de situatie van veel andere rolstoelgebruikers. Voor hen betekent mobiliteit een beperkt kilometerbudget (750 kilometer per jaar), waarbij ze ook nog eens afhankelijk zijn van taxibusjes die te laat komen, die naar sigarettenrook of zwetende taxichauffeurs stinken en die, voordat ze je afzetten op de plaats van bestemming, eerst nog vier andere klanten moeten ophalen en wegbrengen. Mijn chauffeurs waren zo gek nog niet.

En toch, als ik nú op vrijdagmiddag om 15.30 uur een keer niets meer te doen heb op mijn werk, pak ik mijn sleutels en ga ik thee drinken bij een vriendin. Loopt de vergadering uit? Dan werk ik over, zonder dat er iemand op mij staat te wachten die straks nog een eetafspraak of voetbaltraining heeft. Op mijn vrije dag bedenk ik tijdens het ontbijt pas of ik thuis zal blijven om een boek te lezen of zal gaan wandelen op de Veluwe.

Voor de meeste mensen is deze bewegingsvrijheid een vanzelfsprekendheid; voor mij zal het dat, gek genoeg, ooit ook worden. Maar zolang het nog kan, zolang ik mij nog elke dag realiseer hoe bijzonder het is om helemaal zelf te bepalen waar ik wanneer ga en sta, doe ik dat. Zélfs in de file.

Seksuele beeldvorming in reclames

Toen ik deze week op de tram stond te wachten, viel mijn oog op een abri van HP Beats Audio: vier foto’s van mensen die luisteren naar muziek. ‘Zo heb je muziek nog nooit beleefd,’ luidde het onderschrift van de poster.

HP 

Op de poster staan foto’s van mensen in vier settings. Op de eerste drie foto’s staat een stel dat samen geniet van muziek die uit een laptop komt:

  • 1. aan een diner (wit tafelkleed, kaarsje, vrouw gekleed in zwart en man in pak); 
    2. in het uitgaansleven (rood gordijn, hippe bank, vrouw in top met blote schouders, man in poloshirt en sneakers);
    3. thuis (bank met kleed, luxaflex, informele kleding).

Op de vierde foto staat geen stel, maar een vrouw alleen. Ze danst op de bank. Haar computer is geen laptop, maar een ingebouwde HP.

De boodschap van de reclame lijkt te zijn: Met Beats Audio op een HP computer kun je altijd en overal van muziek genieten, met wie je maar wilt. Hoewel deze reclameuiting op het eerste gezicht onschuldig lijkt, is er méér aan de hand: de afbeeldingen leggen een verborgen norm op over mannelijke en vrouwelijke seksualiteit. 

Aan de individuele foto’s ligt het niet. De mensen op de foto’s worden niet seksueel ongelijkwaardig afgebeeld, zoals bijvoorbeeld wél het geval was bij de reclamefoto’s van Suit Supply – die daardoor onlangs grote ophef in de media hebben veroorzaakt. Integendeel: op de foto’s van HP Beats Audio zitten twee mensen steeds netjes en gelijkwaardig naar muziek te luisteren.

Het probleem zit in de combinatie van de foto’s – de reeks: samen vertellen de foto’s namelijk een verhaal. Als je de foto’s beter bekijkt, blijkt de man op de foto’s drie keer dezelfde man te zijn. Hij geniet van (muziek met) drie verschillende vrouwen, waarbij hij drie verschillende outfits draagt. De foto’s verwijzen subtiel naar een seksuele verhouding tussen deze man en de vrouwen; hij is close met hen alle drie. Naar de eerste vrouw buigt hij zich toe (om haar te kussen?), de tweede vrouw zit bij hem op schoot en om de derde vrouw heeft hij zijn arm geslagen. Dit doe je niet bij je zus of ‘gewone’ vriendin – deze man is intiem met de vrouwen.

Dan is er de vierde vrouw. Zij zit alleen thuis. Omdat de man alleen op déze afbeelding ontbreekt, wordt de suggestie gewekt dat hij afwezig is; hij hoort bij haar, maar is er niet. Hij is wél bij drie andere vrouwen; dit wekt de suggestie dat hij (veelvuldig) vreemdgaat.

De vrouw die alleen op de foto staat, is echter geen slachtoffer; zij vermaakt zich thuis prima met haar HP Beats Audio. Is deze reclame dan wel problematisch te noemen? Ik vind van wel. Omdat het de man is die vreemdgaat, niet de vrouw. Dit bevestigt het conventionele beeld dat vrouwen trouw en monogaam zouden zijn (en naïef, want deze bedrogen vrouw heeft niets door), terwijl mannen niet genoeg zouden hebben aan één partner. Dit is een eeuwenoud beeld, dat al sinds mensenheugenis wordt herhaald.

Als wij willen dat mannen en vrouwen niet langer in hokjes worden geplaatst, maar individuele keuzes kunnen maken, zou het goed zijn om dit stereotiepe beeld eens wat vaker te doorbreken. De sleutel hiertoe is diversiteit in reclameuitingen: polygame mannen én vrouwen. Ook eens een vrouw aan de macht, of een man als seksobject. Zo gaan jonge jongens het misschien minder vanzelfsprekend vinden dat zij losse seksuele contacten hebben, en worden meisjes juist uitgenodigd om ook iets meer te (s)experimenteren.

In de schaduw van Femke

Voor wie het het grote nieuws heeft gemist: afgelopen vrijdag heeft Femke Halsema kenbaar gemaakt dat zij haar functie als fractievoorzitter van GroenLinks per direct had neergelegd. Jolande Sap, de nummer 2 op de lijst, volgt haar op.

Na de persconferentie volgde een prachtig afscheid van Femke bij Pauw & Witteman, waarin beelden voorbij kwamen van Femke in jaren negentig-outfits, Femke met een superkort koppie en Femke zoals ze nu is: humoristisch, scherp en – na al die jaren – nog altijd vol passie. Voor mij is ze zonder twijfel de beste politica die Nederland ooit heeft gekend.

Met het vertrek van Femke Halsema rijst onmiddellijk de vraag hoe Jolande Sap in háár voetsporen kan treden. Niet alleen vond Maurice de Hond het nodig om een dag na Halsema’s vertrek op de proppen te komen met peilingen waarin GroenLinks één zetel minder scoorde dan de dag ervoor (het zogenaamde ‘Sap-effect’), ook wordt Sap voortdurend aan de tand gevoeld over haar voortzetting van ‘Femke Halsema’s lijn’.

Saps reacties zijn rustig, nuchter en consistent (zie ook het overzicht in Trouw van 18 december j.l.). Ze laat zich niet gek maken door de voortdurende vergelijkingen met haar voorgangster en de vraag wat nu eigenlijk háár ding wordt. Sap heeft hierop geen spectaculair antwoord, maar het is de vraag of je dat zou moeten willen. Ze maakte immers deel uit van de huidige fractie en is bovendien al jarenlang actief betrokken bij GroenLinks. Het zou pas echt schokkend zijn als zij de koers van haar partij opeens volledig zou wijzigen.

Hoewel het dus waar is dat Sap de dingen voorlopig niet drastisch anders aanpakt dan haar voorgangster Halsema, werd ik vandaag onaangenaam verrast door een interview met ‘politiek watcher’ Jan Kuitenbrower in Nieuwsshow (Radio 1). In dit interview noemde Kuitenbrouwer Jolande Sap ‘een soort kloon’ van Femke Halsema. Om dit standpunt kracht bij te zetten, liet Kuitenbrouwer termen vallen als te weirdy en nerdy, cerebraal, intelligent en taalvaardig. Dat hij dit niet als compliment bedoelde, blijkt uit Kuitenbrouwers snedige opmerking dat er maar een kleine groep kiezers is die dit aanspreekt.

Jolande is geen tweede Femke. Ik ken haar niet goed genoeg om te weten of zij ook een voorliefde heeft voor schrijven of filosofie, maar opmerkelijk zijn haar rust, betrokkenheid en haar economische achtergrond.  Dit zal tot uiting komen in de samenwerking met andere partijen, maar ook gewoon, omdat haar gezicht vanaf nu onlosmakelijk verbonden is met GroenLinks. Natúúrlijk gaat zij haar eigen stempel drukken op de partij!

Bron foto: www.groenlinks.nl

Wat heeft ZIJ dan?

We lopen een rondje door het dorp op de Veluwe. De sneeuw kraakt onder onze voeten en wielen. Jonne kijkt ondeugend onder haar roze capuchon vandaan en wappert met haar handen, waaraan twee harige paarse handschoenen prijken. Berenklauwtjes.

Het dorp ademt een en al kerstsfeer. In vensterbanken staan verlichte nepkaarstrappetjes, aan voordeuren hangen kransen met roodglimmende ballen. 

We komen aan bij de buurtsuper. De tijd dat mijn auto vol met dozen voedingswaren meeging op vakantie, heb ik achter me gelaten; waarom alles meeslepen als toch alles te koop is? 

In het gangpad met koffie en thee zet ik mijn rolstoel omhoog als ik een jongen het gangpad in zie lopen. Hij draagt een donkerblauwe overall en grote gele klompen. Ik schat hem een jaar of elf.

Bij het zien van mijn rolstoel blijft de jongen stokstijf staan. Hij kijkt heen en weer tussen Melle en mij en vraagt Melle ten slotte, terwijl hij naar me knikt: "Wat heeft ZIJ dan?" De 'zij' spuugt hij uit, alsof hij net een slok lapsang souchon heeft genomen en nog niet gewend is aan de rokerige nasmaak.

Melle weet zich niet direct raad met de vraag en herhaalt deze, meer voor zichzelf dan voor de jongen: "Wat heeft zij dan?". Hij kijkt mij vragend aan. En dus antwoord ik. Ik vertel hem dat ik in een rolstoel zit omdat ik niet kan lopen.
    "Wat is er dan gebeurd?" Hij doet een stap in mijn richting. 
    "Er is niets gebeurd. Ik heb een ziekte aan mijn spieren en ben zo geboren."

De jongen knikt. Ja, nee, dat kent hij natuurlijk wel. Maar waarom staat die rolstoel dan zo hoog? Ik leg hem uit dat dat handig is bij het boodschappen doen en pak ter illustratie een theedoos uit het schap.

Blijkbaar werkt het aanmoedigend, want de jongen wil nog veel meer weten: hoe ik naar bed ga, en of ik zelf auto kan rijden. 
    "Ja, dat kan. Binnenkort krijg ik een auto waarin ik zó achter het stuur kan rijden."

Hij vraagt of de rolstoel dan kan worden vastgezet. Meer dan een bevestigend antwoord heeft hij niet nodig, want deze jongen weet er álles van: hij heeft namelijk vaak genoeg een rolstoel in een auto gezien. Als hij ten slotte niets meer vraagt, maar slechts met open mond naar me staat te kijken, gaan we verder met boodschappen doen.

Eén gangpad verderop staat hij er weer. In zijn hand heeft hij zes opgestapelde plastic bekertjes, waarin hij blaast voor hij voorzichtig een slokje neemt. "Chocolademelk," ligt hij toe. 
    "Ben je hier alleen?" 
    De jongen knikt. "Kun je zó pakken, lekker hoor."

We rekenen af en gaan terug naar ons vakantiehuis. Dan zetten we thee. Lapsang souchon.

De verjaardagskroon

Op een winterachtige herfstavond als deze ben ik het liefst creatief bezig. Sinds Jonnes verjaardagskroon, die al een paar weken lag te wachten voordat Jonne hem vandaag eindelijk legaal mocht dragen, heb ik de smaak te pakken: uit mijn handen vloeiden een ster van vloeipapier, een hulstpophanger en een mini-leeuw van vilt. 

Als kind was ik – naar het voorbeeld van mijn moeder – altijd in de weer met scharen, verf, papier en stof. Hoewel ik dit in mijn studententijd nog even heb volgehouden door seizoenstafels te maken, had ik het de laatste jaren een beetje laten versloffen. Ik las liever een boek, schreef een blog of ging naar het theater. Huiselijkheid vond ik totaal onbelangrijk; buiten leek alles interessanter en spannender.

Totdat ik zelf moeder werd. Het begon allemaal met een borduurwerk – dat overigens nog altijd geduldig in de kast ligt te wachten om te worden afgemaakt. Toen naaide ik een eend, een vis en een uil met het doel een wagenspanner te maken. Maar de echte doorbraak was Jonnes verjaardagskroon.VerjaardagskroonMelle en ik zaten samen aan de keukentafel om hem in elkaar te zetten. We dronken een pot thee leeg en fantaseerden over hoe Jonne zich zou ontwikkelen. Wat voor kleren ze graag zou dragen, welke instrumenten ze zou gaan bespelen. Of ze ook van knutselen zou houden. Ik zag ons voor me, als gezin, zoals ik vroeger zelf met mijn ouders aan de keukentafel zat te boetseren of te schilderen.

Wat is er nu interessanter of spannender dan dat?

Hopeloos burgerlijk

Dit jaar heb ik nog vier vakantiedagen over - een hele week. "Waar zullen we eens naartoe gaan?" vroeg ik Melle gisteren onderweg naar mijn autopassing. "Athene, Zuid-Spanje? Ik heb zin in zon!"

Melle keek bedenkelijk. Hij zag ons al in een vliegtuig met een oplegmatras, staafmixer (of potjes babyvoeding), ventolinapparaat, campingbedje, acculader, buggy, rolstoel, luierdoekjes en een tas vol kinderspeelgoed en boeken. "En dan, als we daar zijn? Hoe komen we in godsnaam in het hotel, met al die spullen?" Daar had hij natuurlijk wel een punt.

Twee jaar geleden reisden we nog de hele wereld over. Parijs, Sofia, New York… niets was ons te gek. We hebben alles eruit gehaald wat erin zat en hebben fantastische tijden gehad. Maar met een kind erbij wordt het er niet makkelijker op. Denk alleen al aan het verzorgen van vrouw en kind in een onaangepaste omgeving. Laag tillen, je in alle bochten wringen om je vrouw in bad of onder de douche te zetten, een dreumes die voortdurend overal op en af klautert…

Nederland kon ook leuk zijn. Op mijn mobiele telefoon surfde ik naar Jackies. Daar stond toch een lijstje met rolstoelvriendelijke vakantiebestemmingen? Na wat rondsurfen kwam ik terecht op de site van het Prinses Beatrix Fonds. Dit fonds verhuurt aangepaste vakantiehuizen op Texel, in Brabant, aan de Noord-Hollandse kust en op de Veluwe. Elk huis heeft hooglaagbedden, een aangepaste badkamer, en verder alles wat je op je vakantiebestemming maar wenst: een vaatwasser, draadloos internet en leuke musea in de buurt.

Wat eens zo hopeloos burgerlijk leek, is opeens praktisch en comfortabel. En niet eens zo duur. Eén telefoontje en het was geregeld: ik heb geboekt. Voor een echte jonge gezinnenvakantie.

Diversiteit als non-issue

Ik ben behalve werknemer ook werkgever. Als rolstoelgebruikende werknemer draag ik zichtbaar bij aan de diversiteit van onze organisatie, maar wat blijkt? Als werkgever verdien ik pas écht de diversiteitprijs!

Het begon allemaal anderhalf jaar geleden. We verhuisden naar Amsterdam, waar ik mijn zorg volledig ging inkopen met een PGB (persoonsgebonden budget). Om geschikte kandidaat verzorgers te vinden, hing ik briefjes op in studentencafés en deed ik een beroep op mijn Amsterdamse netwerk. Enkele weken later startten een Tsjech, een Portugese, een Duitser en een Nederlandse met Tunesische roots. Deze vier werden gevolgd door een Indonesische en een Marokkaanse. Binnen een paar maanden maanden werkten er dus zes mensen bij me – twee mannen en vier vrouwen – met samen zeven nationaliteiten.

Het is niet zo dat er nooit Nederlanders voor me werken. Maar áls ik die al aantrek, blijken ze homoseksueel, politiek activist of hoogbegaafd (of een combinatie van deze factoren).

Eén ding hebben mijn werknemers met elkaar gemeen: stuk voor stuk laten ze mij door hun ogen naar de wereld kijken. Zo heb ik discussies gevoerd over de (schijnbare) discrepantie tussen homoseksualiteit en de islam, begrijp ik waarom mensen verkleed als konijn actievoeren tegen de bontindustrie en zie ik hoe je in Amsterdam eenzaam kunt zijn als je geen Nederlands spreekt. Ik vind deze verruiming van mijn wereldbeeld en het vermogen om me in te leven in uiteenlopende mensen en denkbeelden, waardevol.

De conclusie van dit stuk is niet dat ik inderdaad in aanmerking moet komen voor de diversiteitprijs, maar dat een dergelijke prijs je reinste flauwekul is. Ieder mens is immers uniek en heeft van anderen onderscheidende kenmerken. Diversiteit is geen op zichzelf staand doel, maar dagelijkse realiteit. Als we dat nu eens écht zouden laten doordringen, zou de wereld niet langer worden gedomineerd door witte, gezonde veertigers (m).

Borstvoeding

Jonne is tien maanden. Tijd om te stoppen met de borstvoeding. Een aantal weken geleden ben ik begonnen met afbouwen; sindsdien kolf ik niet meer op mijn werk en voed ik Jonne alleen nog ’s avonds voor het slapen gaan en ’s ochtends voor het opstaan – voor de gezelligheid. 

Voor Jonnes geboorte kon ik me niet voorstellen hoe het zou zijn, maar na veel inspanningen lukte het: na een dag of zes dronk Jonne een volledige voeding uit de borst. Dat hielden we negen maanden vol. Thuis, in het restaurant, bij vrienden, eigenlijk overal. Het is wonderlijk hoe makkelijk en met hoe weinig schroom ik in het openbaar heb gevoed. Ik vond het handig, gezellig en bovenal goed voor Jonne; het schijnt dat kindjes die groot worden op borstvoeding, het in allerlei opzichten beter doen. Geen haar op mijn hoofd die heeft overwogen om er vóór de zesde maand mee te stoppen. Dat het er tien zouden worden, had ik van tevoren niet verwacht.

Het was heus niet altijd makkelijk. Als ik niet oplette, kreeg ik op mijn werk te horen dat ik zo mager werd of bleek zag. Negen maanden lang heb ik gegeten als een slootgraver, en ik bleef maar afvallen. Bovendien kostte het kolven me veel tijd. Kolven is saai: op een lange werkdag zat ik twee tot drie keer een half uur in een kil hok. De tijd uit te zitten. Dat zal ik niet missen.

Wat ik wél zal missen: de kleine Jonne die zich tegen me aan nestelt en áltijd is getroost zodra ze bij me drinkt. De kleine vingers die zich verstrengelen met de mijne. Het lachen en knuffelen daarna. Maar Jonne is geen zuigeling meer. Ze eet, zelf. Ze heeft tanden en kan staan. Een dezer dagen wordt de laatste keer. Ik zal even huilen, misschien. Maar we zullen nieuwe manieren vinden om de intimiteit te delen – dat weet ik zeker.

Regeerakkoord: plicht en dwang overschaduwen vrijheid en verantwoordelijkheid

Vrijheid en verantwoordelijkheid, dat is het motto van het regeerakkoord dat vandaag fier door Mark Rutte en Maxime Verhagen werd gepresenteerd. Ook Geert Wilders was trots. Trots op zijn partij, die nu maar mooi in het centrum van de invloed stond en die over vijf jaar de grootste zou zijn. Trots op de harde maatregelen tegen de Islam.

Vrijheid en verantwoordelijkheid. In de inleiding van het Concept Regeerakkoord VVD-CDA worden deze woorden onderbouwd met zinnen als Ieder mens heeft recht op zelfbeschikking; verdient de kans het beste uit zichzelf te halen en zich te ontplooien. Een prachtige zin, waarbij elke liberaal, ook een GroenLinkser zoals ik, zijn vingers kan aflikken – om maar even met de woorden van Mark Rutte te spreken. In dit regeerakkoord pakt het principe van zelfbeschikking echter desastreus uit.

Zo komen er strenge financiële maatregelen voor mensen met een psychische of psychiatrische aandoening die niet 'komen opdagen' bij een afspraak. Het is algemeen bekend dat therapieontrouw onderdeel kan zijn van GGZ-problematiek. Daar komt nog eens bij dat onder deze groep ook vaak een verslavingsproblematiek aan de orde is, wat op zijn beurt weer gepaard gaat met financiële onzekerheid. Zo bezien dragen financiële sancties op therapieontrouw niet bij aan herstel, maar aan verder verval: iemand die de sanctie niet kan betalen, bouwt schulden op. Dit heeft tot gevolg dat mensen minder snel een beroep zullen doen op geestelijke gezondheidszorg, wat zal leiden tot meer verplichte opnames – en dus hogere zorgkosten. Mensen doen niet mee aan de samenleving, maar worden juist uitgesloten.

Een tweede voorbeeld is de kinderopvang. Het kabinet staat voor dat ouders 'proportioneel' bijdragen aan de kinderopvang, waardoor de kinderopvang voor velen niet meer uit kan: werken levert even weinig op als niet-werken. Dit zal voor veel mensen – met name vrouwen – een reden zijn om hun (parttime) baan op te zeggen. In tijden van vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt, waarin we iedereen nodig hebben om zorg te bieden aan ouderen en mensen met een handicap, kunnen we dit niet gebruiken. Ook hier blijkt dit regeerakkoord een anti-emancipatoir (en dus contraproductief) effect te hebben.

En dan, last but not least: de inburgering van niet-westerse immigranten. Hierin spreekt het regeerakkoord met dubbele tong. Enerzijds wordt er een beroep gedaan op het beginsel van gelijkwaardigheid; tegelijkertijd staan er in het regeerakkoord verschillende maatregelen die moslims, direct en indirect, uitsluiten en discrimineren. Denk aan het verbod op het dragen van een hoofddoek voor politieagenten of leden van de rechterlijke macht. Het enige wat met dit verbod wordt bereikt, is dat moslima's deze beroepen niet langer zullen uitoefenen. De maatregel staat participatie dus in de weg, evenals de bezuiniging op de subsidies voor integratie. Men wil dat nieuwkomers integreren, maar hierin worden zij niet ondersteund. Wie het niet in zijn eentje kan, ligt eruit.

Zo kent dit regeerakkoord nog tal van andere maatregelen die worden verkocht onder het mom van vrijheid en verantwoordelijkheid, maar die in werkelijkheid leiden tot een polariserende samenleving waarin de sterken (lees: gezonde, veel verdienende, Nederlandse mannen) overleven en waarin de mensen die het minder goed hebben getroffen met hun sekse, gezondheid, afkomst of religie, aan de kant komen te staan.

Het regeerakkoord is niet gefundeerd op vertrouwen, maar op angst en dwang. Dit resulteert in een degradatie van verantwoordelijkheid en vrijheid tot plicht en dwang.

Snoetenpoetsers en de tijd van de predestinatie

Ze bestaan echt: snoetenpoetsers. Niet alleen worden ze gebruikt om snoeten te poetsen, ook maken ze korte metten met vieze vingers, wangen en neuzen. Snoetenpoetsers – een verschrikkelijke naam, maar hij blijft hangen.

Anderhalf jaar geleden hoorde ik het woord voor het eerst. Op het werk, toen ik zelf nog maar nauwelijks zwanger was. Collega M. ergerde zich bont en blauw aan haar aan smetvrees lijdende zus. “Die kinderen mogen helemaal niets, want dan worden ze vies. De héle dag is ze in de weer met van die snóétenpoetsers!” Ze gooide haar hoofd in haar nek. Snoetenpoetsers: een woord met precies de juiste lading. Ik dacht dat ze het zelf had bedacht.

Tot Jonne een maand of twee geleden begon met het eten van vast voedsel. Met de handen eten is goed voor de motoriek en smaakontwikkeling, maar het geeft een hoop troep: plakkerige bananenvingers, hüttenkäse van oor tot oor, pompoen tussen de nekplooien… en dat alles het liefst gemengd met spuug en snot. Op een middag kwam Melle thuis met dé oplossing: snoetenpoetsers. Tot hier heb ik weinig bezwaren tegen het concept.

Snoetenpoetsers blijken er echter in twee soorten te zijn: Boys en Girls. Beide pakjes zijn Zwitsal-geel, maar die voor Girls hebben roze letters en een roze streep, waar die voor Boys blauw zijn. Ook de afbeelding verschilt: op het jongenspakje staat Captain Hook, op het meisjespakje staan de vier mooiste Dinsey-prinsessen. En dáár gaat het mis.

Het is al erg genoeg dat kinderen in de kleding- en speelgoedwinkel in een genderkeurslijf worden gedwongen. Poppen en garages, keukentjes en robots, als je de websites van online speelgoedwinkels bekijkt, wordt zichtbaar hoe jong onze kinderen al in het eeuwenoude beeld van zorgende (huis)vrouw en onderzoekende man worden gedrukt.

Decennialang al vechten vrouwen en mannen om dit beeld te ontstijgen; we bedrijven politiek om vrouwen de mogelijkheid te geven financieel onafhankelijk te worden en om mannen tijd te geven om hun kind te zien opgroeien. En wat doet Zwitsal? Het stereotiepe genderpatroon er nog even lekker extra ingieten. Met de paplepel – je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen.

Melle, die veel voor Jonne zorgt omdat ik een drukke baan heb, had beide pakjes meegenomen. Uit nieuwsgierigheid: zouden ze ook anders aanvoelen, of anders ruiken? Uitvoerig zintuigelijk onderzoek leverde geen enkel verschil op tussen de jongens- en de meisjesdoekjes; alleen de verpakking is anders. En dus wordt Jonnes vieze snoet gepoetst met Captain Hook én de vier prinsessen, zodat zij een voorliefde krijgt voor zowel piraten als prinsessen.

Zwitsal, mogen die woorden Boys en Girls er alsjeblieft af? Er is niks mis met diversiteit, maar de tijd van de predestinatie is nu toch echt passé.

Dreamhopper

In mijn mailbox verschijnt plotseling het bericht: Borgeous is following you. Ik hoef er niet over na te denken. Ze kwam veel bij ons over de vloer en woonde zelfs even bij ons in huis. Tien jaar ouder dan ik was ze; een soort oudere zus. Op een dag verdween ze in het niets. Dat is 27 jaar geleden.

We twitteren wat heen en weer. Er komt een privébericht. Ik antwoord. En plotseling, na een maand of twee, komt er die afspraak: schilderijen en koffie. Om bij te praten.

Op zondagmiddag rijden we naar het Noord-Hollandse dorp en gaan we op zoek naar de showroom van een oude Renault-garage. De lucht is grauw. Alsof we een film van Alex van Warmerdam zijn binnengereden. “Daar, op de hoek!” We zien een grote, kale ruimte, waar geen spoor van een auto meer te bekennen is.

Twee vrouwen komen naar buiten. Ze lopen ons tegemoet en ik kijk, peil: wie van de twee is het? Herken ik haar? Ja, zij. Zij is het. Hoewel ik haar op straat niet zou hebben aangesproken, herken ik de bruine ogen. De kleine, spitse neus. De kwajongensachtige manier van lopen. De ander geef ik een hand. “Hann.”

Dan gaan we de showroom binnen. In de hoek staat een oude tafel met grote koffiemokken en een pak koekjes. Achter die tafel hangen een paar schilderijen – de rest staat in plastic en folie ingepakt tegen de muur.

“Ben jij een medisch wonder of zo?” vraagt ze.
“Hoezo, dacht je dat ik dood zou zijn?”
Het ijs is gebroken. We gaan aan de tafel zitten, nemen koffie en blazen in onze mokken. We vertellen hoe het ons de laatste 27 jaar is vergaan. We kijken naar elkaar. En halen herinneringen op.

dreamhopperNa tweeënhalf uur praten laat ze ons haar werk zien. Herkenbare beelden – ik heb haar website regelmatig bezocht. Eén schilderij springt er onmiddellijk uit: een wit konijn tegen een matgrijze achtergrond, waaruit – als je goed kijkt – een figuur oprijst. Het heet Dreamhopper. Ook Melle is zichtbaar onder de indruk. We hoeven niet te overleggen. “Is het te koop?” vraag ik haar. Ze knikt. “Kom je het bij ons ophangen?”

En zo zit ze een uur later met haar vrouw bij ons aan de keukentafel. Daarboven hangt haar werk, heel natuurlijk. Alsof het er al jaren hangt.

Benieuwd naar het andere werk van deze kunstenaar? Kijk op www.borgdenobel.nl