Louisiana – Kopenhagen VII

Ja ja, het is ons toch gelukt: we hebben ons per Deense trein verplaatst, en wel 35 kilometer ten noorden van Kopenhagen. Rolstoelgebruikers rijden dit type trein zo in, zonder plank. Voor wie het gat tussen trein en perron te groot vindt, is er een plankje, dat elke conducteur zonder morren uitlegt. Het meest ironische van dit hele verhaal is dat precies deze trein ook naar Malmö (Zweden) rijdt. Als we dat hadden geweten, hadden we wellicht nu in Stockholm gezeten. Maar goed, Stockholm bewaren we voor de zomer.

De reden dat we naar Humlebæk reisden, is dat daar Louisiana ligt, het museum voor moderne kunst. Dat is dan ook de enige reden om naar dit dorp te reizen, want verder valt er weinig te beleven. Het museum was in elk geval erg de moeite waard; we hebben er zes uur rondgelopen.

Wat de meeste indruk op me heeft achtergelaten, is moeilijk te zeggen. De avant-gardistische kunst uit het interbellum sprak me aan, evenals de foto’s van Cindy Sherman. Over beide kunstpraktijken heb ik in het verleden colleges gevolgd voor mijn studie. Ik merk dat dat theoretische kader een meerwaarde heeft bij haast al mijn latere museumbezoeken. Het kunnen plaatsen van kunst in een sociaal-culturele context is niet alleen iets om mee te pochen in het gezelschap waarin je je in begeeft (blabla), maar het is oprecht leuk om bepaalde stromingen of ideeën te herkennen en deze ook in een afwijkend kader te kunnen plaatsen.

Heel indrukwekkend was een enorme zaal, waarin de eerste soloplaat van John Lennon na het  uiteenvallen van de Beatles integraal ten gehore werd gebracht. De van oorsprong Afrikaanse kunstenares, Candice Breitz, had vijfentwintig mensen individueel gefilmd terwijl ze de liedjes met een koptelefoon op meezongen, en deze filmpjes werden tegelijkertijd – in een lange rij naast elkaar – afgespeeld. Het resultaat: een tribal-achtig koor, met vijfentwintig individuele stemmen die je kon horen als je voor het filmpje van een persoon langsliep. Ook had deze kunstenares fans opgeroepen om te poseren voor groepsfoto’s. Er hingen foto’s met fans van onder andere Britney Spears, Grateful death en Abba.

Dan waren er nog de bekende en minder bekende werken van Paul Cézanne, aangevuld met een film over zijn leven als schilder. En het werk van Andy Warhol, en een te prachtige beeldentuin om niet even een kijkje in te nemen.

Eigenlijk is zes uur rondstruinen door een museum waanzin. Ik krijg althans te veel indrukken voor één dag, en bovendien heb ik nog steeds het gevoel dat ik dingen heb gemist. Als we in de zomer naar Stockholm gaan, moeten we misschien dus nog maar een dagje langs Humlebæk.

Schuilen – Kopenhagen VI

Om ons heen geroezemoezel. Een enkeling zit alleen een biertje te drinken aan de bar, maar voor de rest zijn er vooral grote groepen jongens en meisjes. Ik voel me een beetje alsof ik weer door de gangen rijd van Lek en Linge, de middelbare school waar ik werkte. Het enige verschil is dat deze jongeren allemaal op reis zijn. Ik zit in de kantine van het hostel in Kopenhagen.

Wat doe je op klaarlichte dag in een jeugdherberg? Schuilen. Nestelen. Het regent buiten. En het waait, ik gok windkracht 8. Bij het wakker worden stelde een blik uit het raam ons al een grijze, natte dag in het vooruitzicht. Na het ontbijt zijn we dus nog maar even in bed gekropen. En net, om een uur of vier, wilden we toch de sprong wagen. Gehuld in verwarmende sokken, drie lagen truien, jassen, een muts en een regencape, verlieten we het gebouw. Binnen vier seconden vloog de regencape de lucht in – de wind was eronder geraakt. Als het aankomt op kou en nattigheid ben ik een watje; er zat dus niet veel beters op dan terug het hostel in te gaan.

Als we nu maar vier dagen zouden hebben gehad in Kopenhagen hadden we ons niet laten leiden door een beetje regen en wind, maar doordat we – overigens zonder resultaat – al te veel tijd en energie hebben verloren aan het regelen van instaphulp voor de trein naar Stockholm, hebben we besloten dat Kopenhagen absoluut de moeite waard is om elf dagen te verblijven. Zo komen we niet alleen toe aan de strikt noodzakelijke toeristische bezienswaardigheden, maar ook aan bijkomen van alle indrukken. En aan schrijven; ik ben zelden zo productief geweest.

Ik zie dat de zon op het punt staat weer door te breken, en dat om vijf voor vijf. Het is nooit te laat om erop uit te trekken; we gaan een hapje eten en dan eens kijken hoe het eraan toe gaat in het Kopenhaagse nachtleven.

Homoseksualiteit in Kopenhagen – Kopenhagen V

We hebben inmiddels drie stamkroegen in Kopenhagen: een om te brunchen (Wanna B.), een om in te zakken en op te laden (Det Gule Hus) en een om – na een zwaar culturele dag – te chillen (Oscar).

Oscar is een homocafé. Zo krijgen we een kijkje in de keuken van homo/lesbisch Kopenhagen. En die keuken smaakt beslist anders dan die in Nederland: normaler, haast gewoontjes.

In Nederland moet je als homo van Abba houden, en als dat niet het geval is, leer je de Zweedse leuke-liedjesband vanzelf waarderen; ik ben nog nooit op een homofeest geweest waar niet minstens drie keer Abba werd gedraaid. In Denemarken trekken homo’s hun neus op voor Abba, weet ik sinds ik in Oscar kom. In Oscar draaien ze Top40-muziek. 

Bovendien profileren homo’s en lesbo’s zich in Nederland veel uitgesprokener dan hier in Kopenhagen. Om maar een paar stereotypen te noemen: lesbiennes hebben in Nederland vaker dan gemiddeld kort haar en homo’s staan – als ik mijn homovrienden mag geloven – minimaal vier keer per uur voor de spiegel om te constateren dat hun kapsel nog steeds tiptop in orde is.

Dat zul je in Denemarken niet tegenkomen. Er bestaat geen homoseksuele subcultuur. Deense homo’s zijn namelijk net zo niet-ijdel als hun heteroseksuele seksegenoten. Ze dragen verwassen kleren en hebben niet echt een kapsel. Deense lesbo’s hebben lang haar, ze maken zich op en hun kleding verschilt niet van andere vrouwen in het straatbeeld.

Waarom zijn Nederlandse homo’s en lesbo’s ogenschijnlijk meer dan de Denen geneigd een homoseksuele identiteit uit te dragen? Zijn zij trotser op hun geaardheid, of is er iets anders aan de hand? Ik denk dat het te maken heeft met normalisering. Homoseksualiteit is in Denemarken al lang geen item meer – je kunt hier zelfs in de kerk trouwen als je wilt, iets wat in Nederland geen vanzelfsprekendheid is.

Het is het overbodig jezelf te profileren als homo/lesbo als je geaardheid er niet toe doet in een maatschappij. Wat dat betreft zijn onze stoere lesbo’s en onze verzorgde homo’s een teken aan de wand: er valt nog veel te verbeteren in de beeldvorming rondom homoseksualiteit. Wanneer gaan wij nou eens erkennen dat de liefde voor hetzelfde geslacht de normaalste zaak van de wereld is?

Aan de andere kant heeft het ook wel wat, die diversiteit. Je zou zelfs kunnen stellen dat Nederlandse homo’s en lesbo’s voorop lopen als het gaat om het doorbreken van stereotiepe beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Man, doe iets met je haar en vrouw, durf die (zogenaamd vrouwelijke) tuttigheid toch eens los te laten!

100% Kopenhagen – Kopenhagen IV

Ik ben wel van de reisgidsen. Zonder boekje op zak voel ik me een beetje verloren. Aan de andere kant is er niets erger dan een reisgids vol onzinnigheden. Ellenlange verhalen over de ontstaansgeschiedenis van een gehuchtje waar dan een of andere lokale bekendheid heeft gewoond, niet ter zake doende informatie over musea die je toch nooit zou aandoen of een aanbeveling van een veel te duur restaurant. Een reisgids hoort een aanvulling te zijn op je verblijf. Zo’n gids hebben we nu op zak: 100% Kopenhagen, geschreven door de Nederlandse maar in Kopenhagende wonende en studerende Annemarie Zijlstra.

Zijlstra is jong en Kopenhagengek, wat resulteert in een gids die helemaal aansluit bij de interesses van de hedendaagse toerist. De gids bevat zes hoofdstukken met stadswandelingen. Tijdens een wandeling is er voor elk wat wils: bezienswaardigheden, shoppen, eten & drinken en leuk om te doen. De wandelingen zijn behapbaar in tijd en energie en er wordt rekening gehouden met eventuele koffie- en theebehoefte. 

Geen lange beschrijvingen, maar net voldoende om te bedenken of je ergens naartoe wilt. Dat is wat mij betreft genoeg; mocht je meer info willen over een bezienswaardigheid, dan vind je ter plekke vaak genoeg Engelstalige informatie. Zo blijft de gids lekker dun en dus goed mee te nemen tijdens de wandeling.

Opvallend is het hippe karakter van het boekje, zowel wat betreft de selectie die Zijlstra heeft gemaakt als wat betreft de vormgeving. Zo is er geen stadwandeling zonder plek waar hippe locals en kunstenaars komen, wordt er veel aandacht besteed aan (Deens) design en goedkoop maar leuk lunchen. De plekken zijn over het algemeen weinig toeristisch maar erg de moeite waard. Bovendien zijn de foto’s van fotograaf Duncan de Fey adembenemend kleurrijk en creatief.

Bij het bezoek aan een andere stad ga ik zeker nog eens een boekje proberen uit de 100%-serie. Dan kunnen we zien of het gewoon een gave reeks is, of dat alle lof voor Annemarie Zijlstra is.

Deense mannen achter de kinderwagen – Kopenhagen III

Achter Kopenhaagse kinderwagens lopen mannen. Alleen maar mannen, op een enkele uitzondering na. Als Nederlanders zijn wij helemaal niet gewend aan de man als opvoeder en verzorger; wij zien meestal vrouwen rondtuttelen met hun kroost. Mij doet het goed te zien dat het ook anders kan. Mannen in Denemarken nemen hun taak als opvoeder serieus, wat betekent dat vrouwen meer kansen hebben op de arbeidsmarkt. Dat is pas emancipatie: zowel voor de vrouw – die zich op haar carrière mag richten (als zij dat wenst) – als voor de man, die de taak van verzorgende op zich mag nemen (als hij dat wenst). Of zouden ze het gewoon netjes half-half doen: elk drieënhalve dag?

Als we op zondagmiddag in de foyer van het Danish Design Center zitten en we alweer een man met zijn zoontje bezig zien terwijl de moeder van het kind de drankjes bestelt, besluit ik dat ik er meer over wil weten. Ik spreek de man aan en vraag hem of ik een foto van hem en zijn zoon mag maken. Dat vindt hij leuk; hij lacht vriendelijk in de camera en kijkt vervolgens belangstellend naar het resultaat.
“You Danish man are really engaged with your children,” zeg ik vol bewondering.

De man kijkt me een ogenblik aan en legt dan uit dat zijn vrouw een jaar ouderschapsverlof heeft opgenomen. Zij zorgt dus vijf dagen per week voor hun zoon. In de weekends zet hij alles op alles om zo veel mogelijk tijd met hem door te brengen: hij duwt de kinderwagen, hij voedt het kind en hij verschoont de luiers.

Het klopt: we zijn alleen nog maar in het weekend in Kopenhagen geweest. Dan mogen mannen dus ook een dagje achter de kinderwagen. Weg is mijn bewondering.

’s Avonds in het hostel zitten we nog even aan de bar. Ik raak aan de praat met een local, een Deense vrouw die op cursus is in Kopenhagen. Ik leg haar mijn observatie voor om te zien hoe zij erover denkt: “Danish men take good care of their children, don’t they?”

Ze is het er helemaal mee eens; Deense mannen doen het goed in de opvoeding; ze hebben bovendien vaak een serieuze kinderwens. Wat dat betreft is er een hoop veranderd, meent zij: het is niet meer alleen de vrouw die zo nodig aan de kinderen moet. Ik vraag hoe het zit met ouderschapsverlof: nemen mannen ook een jaar op? De vrouw fronst. Helaas krijgen mannen vaak de kans niet om verlof op te nemen, legt zij uit: na een jaar verliezen zij soms zelfs hun baan, terwijl het ouderschapsverlof voor vrouwelijke werknemers veel meer wordt geaccepteerd.

Hoewel ik in eerste instantie een beetje teleurgesteld was in de Deense man, werd ik vandaag, op maandag, aangenaam verrast toen ik een man zag lopen achter een kinderwagen. Het kan dus toch!

Nederlandse man, neem een voorbeeld aan de Denen. En als je door de week niet de kans krijgt om je kind te verzorgen, zet dan in elk geval álles op alles om de kinderwagen op zaterdag en zondag te duwen. Dat is het begin van emancipatie.

Blij met spierziekte – Kopenhagen II

Een unieke ervaring tot nog toe in mijn bestaan: ik ben dankbaar voor mijn spierziekte. Het is niet altijd leuk om rond te crossen in plaats van rond te huppelen, maar tegelijkertijd raak je als spiero verzeild in situaties waarin mijn lopende medemens nooit zou belanden. Behalve Melle dan: die mag meeprofiteren.

De treinreis van Utrecht naar Kopenhagen verliep niet helemaal zoals we ons hadden voorgesteld: er was geen plek om mijn rolstoel te stallen, dus die bleef onbeheerd in het gangpad staan. Toch heeft het gebrekkige rolstoelvervoer ook zo z’n voordelen.

Toen de trein vanmorgen in Kopenhagen aankwam, bleek dat de plank van de gehandicaptenservice met geen mogelijkheid tussen de smalle klapdeuren van de internationale trein paste. Vier mannen van de Deense spoorwegen stonden erbij te kijken, maar geen van hen ondernam ook maar enige actie. Daarom hakte de conductrice de knoop door en vroeg ze Melle om mij in een treinstel op een bank te leggen, zodat de mannen mijn rolstoel uit de trein konden tillen.

Nu ben ik nooit zo’n voorstander van rolstoelen tillen (stel je voor dat ‘ie kapot gaat), maar er viel weinig te kiezen: de mannen kwamen niet met iets beters. Toen ik goed en wel op een bankje lag, kwam de conductrice stoom afblazen: het was echt iets voor mánnen om daar maar zo naar boven te staan kijken met hun handen in hun zakken, alsof God die rolstoel wel even naar beneden zou laten glijden. Dat kon ze echt niet hebben, zulke blöde kerels.

Na ruim drie kwartier bleek er opeens een lift op het station te staan die smal genoeg was. Binnen een minuut stond de rolstoel op het perron en liepen de mannen zonder er een woord aan vuil te maken, weg.

Dit alles zou ik hebben gemist als ik had kunnen lopen. Dan had ik nooit geweten dat Russische conducteurs binnen een uur kunnen omslaan van een opvliegende, vuurspuwende duivel (zie eerdere blog) in een vriendelijke, humoristische kerel, en dat Duitse conductrices zich doodergeren aan lummelende mannen. Bovendien is gebleken dat ik heel goed in staat ben om in kartonnen bekertjes te plassen.

Het allerbeste aan de hele situatie is echter dat we ervan leren: relativeren, improviseren en vertrouwen. Leren reizen is ook een beetje leren leven.

Ich hab' kein rolstuhlplatz – Kopenhagen I

Vrijdag 7 maart 2008, 20.34 uur. We zitten in de trein naar Kopenhagen. Onze reis is nu al avontuurlijker dan we hadden durven dromen. Vorige week nog verzekerde Ingrid van NS International ons ervan dat treinstel 202 een rolstoelcoupé had, en ze wees het rolstoelvignet op haar plattegrond aan. De plaatsen 201 en 203 zagen er inderdaad ruim uit – heel anders dan de opgepropte zespersoons coupés.

Op het perron zag het er echter anders uit dan op het flatscreen beeldscherm van NS International. De smalle deuren bij treinstel 202 waren niet berekend op een rolstoel en de plaatsen 201 en 203 bleken ‘gewoon’ onderdeel van een zespersoons coupé. De NS-servicemedewerkster hielp ons er dus maar een deur verderop in, ondanks een tegensputterende, rood aangelopen conducteur. “Ich hab’ kein rolstuhlplatz!” riep hij. Het mocht niet baten; mijn rolstoel, door alle rugzakken achterop nog groter dan normaal, blokkeerde het veel te smalle gangpad al toen de trein in beweging kwam.

Ons door de trein bewegen leek onmogelijk. Wat nu? In het gangpad blijven staan en daar proberen de slaap te vatten? Ook de conducteur was niet  opgewassen tegen zoveel avontuur. Hij verweet ons dat we geen rolstoelplaats hadden gereserveerd (ik had Melle nog nooit ruzie horen maken, laat staan in het Duits – hij was er trots op).

Gelukkig is Melle de allersterkste en allerliefste man ter wereld. Hij tilde me uit mijn stoel en droeg me door het smalle gangpad naar onze slaapcoupé. De banken zijn hard en het is hier stoffig. Gelukkig kan de deur op slot, want er schijnen ’s nachts mensen beroofd te worden. Plassen op een wc zit er niet in de komende veertien uur, dus zal ik het in een bekertje moeten doen.

Maar weet je? Dit is wat ik wil. Avontuur. Mijn dromen naleven.

p.s.: Mijn haar is superkort, dieppaars en zeegroen!!!

Nachttrein naar het noorden

Geloof het of niet, maar Melle en ik gaan weer op reis. We wilden eigenlijk naar Barcelona, met de trein. Vliegen bleek te duur, en het leek mij bovendien heerlijk: kunnen zeggen dat je de nachttrein naar het zuiden had genomen. Helaas stimuleert Thalys gehandicapte reizigers niet echt om de trein te nemen; je wordt verplicht eersteklas te reizen als je rolstoelgebonden bent. Dan wordt zo’n treinreis al snel duurder dan een standaard vlucht met KLM. 

En dus is het Kopenhagen geworden, als tussenstop op weg naar Stockholm. Binnen een aantal landen in de EU, waaronder Denemarken, mogen gehandicapten gratis een begeleider meenemen in de trein. En wat blijkt? Je kunt voor € 49,- met de nachttrein naar Kopenhagen! Het is dan wel niet Het Zuiden, maar wie kijkt er nou op een beetje windrichting voor die prijs?

Ik heb nog nooit met de nachttrein gereist, maar het lijkt me te gek: snurkende mensen in je cabine, het razende geluid van een trein in de nacht, zelf wakker blijven terwijl iedereen om je heen slaapt. Het wordt een avontuurlijke reis. Behalve onze heen- en terugreis boeken we niets; we willen – met slechts een rugzak achterop – gewoon doen waar we zin in hebben. Dat is volgens mij de essentie van reizen: vrijheid, moed en de bereidheid om je hart te volgen.

De troubadour met de kaartjes

Ze zit al in de trein als ik binnenkom: een grote zwarte hoed op haar hoofd, lang rood golvend haar eronder. Een John Lennon-bril op haar ronde, met kleine rode adertjes getekende gezicht. Ze kijkt niet op of om als ik mijn rolstoel vlak naast haar parkeer, maar houdt haar blik strak gericht op haar handen. Droge handen die trillen.

In haar linkerhand heeft ze een stapeltje kaarten. Ze draait er snel achter elkaar drie om, neemt nauwelijks tijd om ze te bekijken, legt ze onderop de stapel en draait drie nieuwe kaarten om. En nog een. Daar blijft haar blik even op rusten. Dan steekt ze de kaarten terug en blijft roerloos zitten. Naast de vrouw op de grond staat een tas met gouden paletten. Er steken gekleurde indianenpijlen uit. Een vage wierrooklucht dringt mijn neus binnen, gemengd met de geur van oud zweet. Dat heb ik weer. 

Eerst voel ik plaatsvervangende schaamte. Ik kijk de andere kant op, maar wil haar ook niet horen, dus zet ik mijn iPod op. Hopelijk spreekt ze me niet opeens aan, klampt ze zich niet aan me vast om mijn toekomst te voorspellen. Ik kijk uit het raam en neurie zacht mee met de muziek. Er voor iemand zijn die het moeilijk heeft, daar gaat het liedje over. En dan schaam ik mij. Weg met die iPod.

Naast me zit de vrouw alweer kaartjes te draaien: een, twee, drie… vier, vijf, zes, zeven… acht… negen, tien, elf… twaalf. Dan blijft ze een halve minuut naar nummer twaalf staren, bladert terug naar een paar eerder omgedraaide kaarten en steekt alle kaarten terug onder op de stapel. Het valt me op dat ze niet schudt.

"Wat bent u eigenlijk aan het doen?" Ik probeer zo neutraal mogelijk te klinken.
"Oh, gewoon patiencen, maar dan anders."
Als ik haar niet-begrijpend aankijk, voelt ze zich kennelijk aangemoedigd: "De tarot is gewoon ontstaan uit patience, hoor. Kijk, dit was eerst schoppen, en dit harten."Ze houdt twee kaarten omhoog. Moet ik me van de domme houden, hoewel ik ervan overtuigd ben dat mevrouw wanhopig op zoek is naar een profetie uit de eerste hand? Ik knik.
"En bent u dan op zoek naar een bepaalde kaart?"
Nu is het haar beurt om mij niet-begrijpend aan te kijken.
"Omdat u zo snel door de stapel heen bladert."

Ze legt me uit dat ze kijkt naar de volgorde waarin de kaarten verschijnen, en dat ze daar dan verhaaltjes van maakt. Of gedichten, want ze is dichteres. En zangeres, troubadour eigenlijk. Ze heeft me. En dus vraag ik verder.

De vrouw met haar ronde gezicht blijkt een goede verteller – ik hang aan haar lippen als ze vertelt over een verstandelijk gehandicapte die wilde weten hoe de prins van Assepoester dat nou toch deed met die schoen; een schoenenwinkel stond immers vol met paren van dezelfde maat? Haar ogen lichten op als ze vertelt hoe háár uitgeverij de bundel uitbracht van een dichter die ook bij een grote uitgeverij terecht had gekund.

In vijf minuten tijd verandert de vrouw van een lunatic in een inspirerende duizendpoot die hiermee nog haar geld verdient ook – hoewel dit niet altijd van een leien dakje gaat: "Mensen denken altijd dat ik wel kom opdraven voor reiskosten en een kopje koffie, maar ik moet ook gewoon de huur betalen." Vervolgens geeft ze me haar kaartje. "Deze kant is zakelijk, en deze kant," ze draait haar kaartje om, "is privé." Welke zijde voor mij is bedoeld, ontgaat me.

We zijn in Eindhoven. De vrouw staat op en stapt zonder nog een woord te zeggen de trein uit. Ik zie nog net hoe ze haar tarotdek in haar tas laat glijden. Dan is ze verdwenen, mijn troubadour.

New York-outfit

Ik heb dringend een New York-outfit nodig. Zaterdagnacht vertrekken we al en ik heb slechts één geschikt (= hip, sexy en toch enigszins warm) jurkje om mee te nemen. Ok, en een paar plastic oorbellen met tijgerprint.

Leuke kleding kopen is niet altijd vanzelfsprekend. Dat komt omdat ik een scheve rug heb. Ik ben bijvoorbeeld gek op krijtstreeppakken, katoenen zomerjurken en blousjes met opstaande kraag, maar die kan ik niet aan. Mijn bovenkleding moet namelijk extreem rekbaar zijn, anders gaat het niet over mijn rug. Onderkleding is een stuk makkelijker: driekwart rokken en broeken geven geen problemen, en voor de lange broeken heb ik altijd nog mijn moeder met haar naaimachine achter de hand.

Natuurlijk kun je kleding op maat laten maken. Aangepaste kleding schijnt tegenwoordig zelfs hip te kunnen zijn. Toch vertrouw ik het niet. Als ik de websites bekijk van aangepaste kledingbedrijven als WiCare of It Fits, word ik tamelijk moedeloos. Hobbezakken, brandwerende capes, incontinentieondergoed… Blijkbaar behoor ik niet tot de doelgroep van dit soort bedrijven.

Vandaag waren Melle en ik in een winkel waar ze latex kleding en kleding van leer en lak verkopen. Toegeven, latex trek je niet heel gemakkelijk over je hoofd (het plakt aan je haar en huid), maar het materiaal is ideaal voor scheve ruggen, want het vormt zich perfect naar de vorm van je lichaam. En, niet onbelangrijk: latex maakt onweerstaanbaar.

Zo kwam het dat ik Melle de halve winkel voor mij uit de rekken liet halen: voldeed het kledingstuk aan mijn esthetische normen en was het scolioseproof? Eén stuk kwam in aanmerking voor een passessie: het was een zwart jurkje van soepel lak, met een Chinese halssluiting en een diep decolleté. Maar helaas: zwart is mijn kleur niet en het rode jurkje, normaal ook in de collectie, was uitverkocht.

Ik moet dus nog even verder zoeken naar de perfecte New York-outfit. Misschien neem ik gewoon maar één kledingstuk mee op vakantie, dan heb ik in elk geval een goed excuus om veel dollars uit te geven!

New York City, here we come!

Het gaat door: Melle en ik gaan van 7 t/m 14/15 oktober naar New York! De vlucht is al geboekt. Dat was geen probleem: na wat heen en weer bellen en mailen bevestigde cheaptickets.nl woensdag de vlucht (inclusief de garantie dat de rolstoel mee mag).

Gelijk belde ik mijn ouders en een goede vriendin. Die vriendin wist me gelijk allerlei spookbeelden voor te houden:
– haar nicht die een uur lang in een duister kamertje is verhoord door vijf gewapende agenten, omdat ze op het vliegveld had staan praten met iemand die kennelijk vier kogels in zijn schoenen meedroeg, maar die ze goddank niet kende;
– dezelfde nicht die net een mooie, leren tas had gekocht in New York, die tijdens de extreme controles op het vliegveld aan flarden was gesneden;
– de opmerking dat ik geen vloeibare medicijnen mee kan nemen omdat men mij dan zeker voor terrorist zal aanzien.

Natúúrlijk pappen wij niet aan met foute mannen en ik zal geen leren tassen meenemen uit New York. Wat betreft de opmerking over de medicijnen: ik heb gelijk de huisarts gebeld om te vragen of hij een verklaring wil schrijven, maar deze blijk ik gewoon bij de apotheek te kunnen verkrijgen (een medisch paspoort heet dat; het leven is soms simpeler dan je denkt).

Maar nu komt het ergste: je blijkt de USA alleen binnen te komen als je van tevoren je verblijfsadres kunt aantonen! Nu hadden Melle en ik een spannende reis voor ogen, lekker last minute, lekker vrij. Daar hoorde natuurlijk bij dat we ter plekke wel zouden zien waar we zouden belanden.

Ruim achthonderd euro neertellen voor twee retourtjes zonder maar een glimp van New York op te vangen is ook zo triest. Daarom heb ik maar het zekere voor het onzekere genomen en ben ik op zoek gegaan naar een overnachtingsplek. Betaalbaar, privé (dus niet met z’n twaalven op een kamer) en in het midden van New York, als het even kan. Ok, ik ben naïef, dat geef ik toe (omdat dat ook z’n charmes heeft), maar behalve naïef ben ik ook dom. En dat zit me dwars!

Er moeten concessies worden gedaan, maar welke concessies dan?
– Met z’n twaalven op een kamer kan goedkoop, maar dan nog steeds op z’n voordeligst in Harlem. Dat vind ik dan toch een dubbel nadeel.
– Een private room is, ook buiten hartje New York, duur, en bovendien niet meer beschikbaar.
– Private rooms in hartje New York zijn er wel, maar die zijn een béétje boven ons budget.

Toch kies ik waarschijnlijk voor deze laatste optie. Ik héb het geld namelijk wel, en het lijkt me fantastisch om tussen de jazzbars te zitten en ’s avonds zo dronken te kunnen worden als je maar wilt zonder dat je je zorgen hoeft te maken over de laatste bus.

Daarom heb ik mijn oog laten vallen op het Imperial Court Hotel in Manhattan, hartje centrum en redelijk geprijsd (1380 dollar voor de hele week). Ik belde het telefoonnummer van het boekingsbureau (à 30 eurocent p/min.) om te vragen of het hotel rolstoeltoegankelijk was. Na een minuut of wat aan de lijn gehangen te hebben, kreeg ik te horen dat het boekingsbureau niet over deze informatie beschikt. Ik kreeg het e-mailadres van het hotel, zodat ik zelf even een mail kon sturen (zucht, nog geen hotel).

Inmiddels heb ik het hotel gebeld (gaat toch sneller), en nee, ze waren niet rolstoeltoegankelijk. Toen ik even doorvroeg, bleek echter dat het hotel geen drempels heeft en dat er ruime liften aanwezig zijn. "So I can go into the room with my wheelchair?" Dat kon meneer mij niet bevestigen. Zeker bang om een claim aan zijn broek te krijgen. Ik maakte me niet al te veel zorgen meer, en heb geboekt.

Je moet er dus wat voor over hebben, een tripje naar New York, maar NEE, ik ben nog niet moedeloos! De voorpret gonst door mijn hoofd, ik heb mijn zwarte jurkje al klaar liggen: NYC here we come!