“Mensen, ik ga dit jaar De Avonden lezen. Wie doet er mee?” Hoewel ik volgens mij heel enthousiast klink – ik doe althans mijn best -, kijken mijn vijfdeklassers me niet-begrijpend aan. “De Avonden, van Gerard Reve,” licht ik toe. Nog steeds alleen maar verbaasde blikken. Ik vertel over Gerard Reve (één van ‘de Grote Drie’) en over het boek, dat zich afspeelt tussen 22 en 31 december. Ik leg uit dat het een traditie is om het boek in deze periode te lezen. “Je hoeft dan elke dag maar één hoofdstuk, dus voor je het weet heb je het boek uit. Ik ga het dit jaar ook doen,” zeg ik, “en het lijkt me fijn als jullie meelezen. Het is namelijk ontzettend saai.”
Nu beginnen er een paar leerlingen te gniffelen. Waarom zouden zij dit dan moeten lezen? Een terechte vraag. Ik antwoord: “Omdat het geniaal is. Een klassieker onder de klassiekers. Misschien wel hét boek uit de Nederlandse literatuur.” Als ik probeer onder woorden te brengen wat het boek dan zo geniaal maakt, zie ik leerlingen iets rechterop gaan zitten. Reve heeft saaiheid en verveling zó overtuigend op papier gezet – geen woord te veel heeft hij gebruikt -, waardoor je de beklemming van het hoofdpersonage zelf voelt. Je waant je in een andere wereld: die van Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog. “Ik vind dat je dit als gymnasiast echt gelezen moet hebben,” besluit ik mijn betoog.
“Hoe lang doe je over een hoofdstuk?” vraagt er een. “Ach, dat weet ik niet. Drie kwartier ofzo?” Daarmee neemt hij geen genoegen. Hij opent zijn laptop om te checken hoeveel pagina’s het boek telt: tweehonderdzevenentachtig. “Bent u gek geworden?” roept een andere leerling uit. Hij baseert zijn boekkeuze altijd op het aantal pagina’s, met het gevolg dat hij vooral dunne boeken op zijn lijst heeft staan, maar helaas maar zelden een boek dat hem echt aanspreekt. Ik vrees dat De Avonden aan hem sowieso niet is besteed, maar besluit dat maar niet te zeggen.
“Mag je het op je lijst zetten?” vraagt een andere leerling. Zij beweert al het hele schooljaar dat ze een broertje dood heeft aan lezen, maar intussen heeft ze al zeker twee romans verslonden. “Natuurlijk!” roep ik uit. De grootsheid van Reve lijkt nog niet helemaal te zijn doorgedrongen tot mijn vijfdeklassers.
Dan blijft het akelig stil. Niet één leerling meldt zich aan voor mijn idee om elkaar in de kerstvakantie dagelijks te mailen met het doel het hoofdstuk van die dag kort te bespreken. Ook in mijn vierde klassen krijg ik nul op rekest. Ik kan het niet helpen; ben toch enigszins teleurgesteld.
Op donderdag 22 december loop ik al een dag achter. Het kerstdiner en -gala maken dat ik geen tijd heb om het boek open te slaan. En op vrijdag werk ik. Ik ben eigenlijk al niet meer echt gemotiveerd om De Avonden te lezen. Misschien sla ik maar een jaartje over. Tot er na de kerstviering in de kerk een van mijn leerlingen naar me toe komt. “Wanneer moet je ook alweer beginnen in dat boek?” vraagt hij. “Ik wil graag meedoen!” Ik vertel hem dat hij, net als ikzelf, inmiddels een dag achterloopt, maar dat één dag nog makkelijk in te halen is.
Hoewel Melle al ruim op tijd twee exemplaren had klaargelegd en zelf wel op tijd was begonnen, lukt het mij pas zaterdagavond. Ademloos lees ik in een ruk de eerste twee hoofdstukken uit. En vandaag weer twee – ik ben bij! Zou mijn leerling nu ook aan het lezen zijn? Hij moest eens weten… nét even dat extra duwtje in de rug.
Mooie column! Misschien moet ik het ook eens gaan lezen!
Ja hoor, het is gelukt: op oudejaarsavond om 22.30 uur hadden zowel Melle als ik De Avonden uit.