Dit is wel mijn jeugd, hoor

Het is bijna Koningsdag: de gelegenheid bij uitstek om te ontspullen. Oude en ongelezen boeken, speelgoed, zelfs een achtpersoonstent staan dit jaar op de nominatielijst om een nieuwe eigenaar te vinden. En alles voor een prikkie, natuurlijk, want het blijft Koningsdag.

Wat ik lekker vind aan dat ontspullen, is het loslaten à la Marie Kondo: does it spark a joy? Zo nee: weg ermee! Zo ja, dan is de vraag: bewaren of liefdevol afscheid nemen? Zo heb ik al zonder enige gewetenswroeging afscheid genomen van zo’n zestig boeken, een papiersnijder (snijdt een beetje scheef, maar dat vertel je er niet bij als ‘ie voor vijftig cent weggaat), een stapel dvd’s en talloze gezelschapsspellen, sommige op hun beurt aangeschaft op – waarschijnlijk toen nog – Koninginnedag.

Een enkele keer gaat het afscheid nemen me lastiger af. Het met zoveel verwondering gelezen boek De consequenties van Niña Weijers bijvoorbeeld, waarin elke zin de belofte in zich draagt van genialiteit. Het door Stine Jensen ontworpen spel Mag ik je wat vragen?, dat me inspireerde bij het schrijven van mijn eigen roman. Of de dvd’s van Molletje, die onlosmakelijk verbonden zijn met het tijdperk van een kwartiertje schermtijd per dag, prikkelarm en met een lieflijk muziekje. Als het even pijn doet, neem je met dankbaarheid afscheid en hoop je dat iemand anders er net zoveel plezier aan beleeft.

Sommige spullen doorstaan de tand des tijds en blijven bestand tegen mijn opruimdrift: het boek Henry & June, dat ik las in mijn studietijd en dat me zo aansprak vanwege vrouwenliefde en polyamorie (al wist ik toen nog niet echt wat dat was). De dvd’s van Buffy the vampire slayer, waaraan ik zulke goede herinneringen koester dat ik ze ooit ook met mijn kinderen hoop te bekijken. En vooruit, ook iets praktisch, dat volgend jaar waarschijnlijk alsnog op de Koningsdagstapel belandt: het Handboek kalligrafie – omdat het er toch ooit een keer van moet komen.

Het selecteren van spullen die weg mogen, is dan wel bevredigend, het kost ook tijd – zeker als de kinderen ‘helpen’. Ingo snuffelt rond tussen de spullen, trekt dozen en tassen open om dvd’s te tellen, prijzen te bedenken en komt daar slaapliedjes zingende Elmo tegen, en Ernie die wild op zijn gitaar speelt en uitroept: ‘Laten we samen rocken!’ Ook Olaf kan Ernie niet weerstaan, al zit hij al jaren in de Koningsdagdoos. ‘Boer Jan die had een stal met vee, hia, hia, hoooo!’

Bij de afdeling spelletjes vinden ze Monopoly junior. De doos wordt opengetrokken en er wordt weemoedig geld geteld. ‘Kijk die briefjes! Toen deden we het nog met euro’s! Ah, mam, kunnen we het nog één keer spelen, alsjeblieft?’ Als ik zeg dat we dat niet gaan doen, kijkt Ingo me onthutst aan. ‘Dit is wel mijn jeugd, hoor.’

Grip

grip

Als je het voornemen hebt elke dag een uur te lezen, lees je nog eens wat. Nu vond ik wederom een boek dat al een paar jaar in mijn kast op mij stond te wachten: ‘Grip’ van Stephan Enter.

‘Grip’ gaat over de veertigjarige Paul en Vincent, die samen naar Wales reizen om Martin en Lotte op te zoeken. De vier waren in hun studententijd klimvrienden en ze hebben indertijd samen een zomer doorgebracht in de bergen van Noorwegen. Daar is Lotte een ‘ongeluk’ overkomen waar alleen Paul getuige van is geweest. Was het wel een ongeluk, en als dit niet zo was: probeerde Lotte zich van het leven te beroven? Om deze vragen draait het verhaal, dat door drie verschillende vertellers wordt verteld.

Het meervoudig vertelperspectief geeft de lezer inzicht in Lottes beweegredenen, terwijl de drie vertellers slechts beperkte (maar wel aanvullende) informatie over de gebeurtenis hebben.

Zo begint het verhaal vanuit het perspectief van Paul, die bij het ongeluk aanwezig was. Op weg naar Wales overdenkt hij de gebeurtenis en herinnert hij zich dat Lotte, vlak nadat ze een onvoorzichtige stap had gezet en door een gletsjer zakte, tegen hem had gezegd: “Het was een ongeluk – goed?”. Paul neemt zich voor Lotte nu, na twintig jaar, te vragen wat haar toen bezielde. Tijdens de treinreis leest hij een artikel op de voorpagina van de krant: de mensheid zal onsterfelijk worden. Hij raakt gefascineerd door deze stelling.

Het tweede deel van het verhaal wordt verteld vanuit Martins perspectief. Zijn functie in het verhaal is laten zien dat Lotte en hij elkaar eigenlijk niet echt kennen; hij is nooit verliefd op haar geweest en het had hem verbaasd dat ze hem had uitgekozen. Ook heeft hij het gevoel dat ze iets voor hem achterhoudt, wat te maken heeft met het ongeluk tijdens de zomer in Noorwegen. Inmiddels wonen ze prachtig en hebben ze een kind, maar echt goed passen ze niet bij elkaar. Zonder overleg met Lotte heeft hij Paul en Vincent uitgenodigd, eigenlijk tegen haar zin in. De vrienden zijn elkaar na die ene zomer uit het oog verloren en Lotte vraagt zich af waarom Martin hen weer bij elkaar wil hebben.

Tot slot lezen we het verhaal van Vincent. Nu vallen de puzzelstukjes samen, want hij blijkt Lotte tijdens hun klimvakantie te hebben afgewezen toen zij hem de liefde verklaarde. Lotte blijkt kapot te zijn van die afwijzing, waarna ze zegt dat ze zich dan wel aan de eerste de beste voorbijganger zal binden. Dat wordt Martin, die na haar ‘ongeluk’ met haar meereist naar het ziekenhuis. Vincent kan het niet verkroppen dat ze uitgerekend Martin koos – de man met wie ze altijd de draak staken. Hij vraagt zich af hoe het gelopen zou zijn als hij haar liefde had beantwoord.

Door deze drie vertelperspectieven wordt duidelijk waarom Lotte zich bijna van het leven beroofde, maar geen van de personages zal dit ooit te weten komen.

Het verhaal zit dus goed in elkaar: stukje bij beetje worden de open plekken ingevuld. Toch is dat niet de grootste kracht van dit boek. De thematiek – vergankelijkheid, spijt, vriendschap – is diepgaand en interessant. Hoe belangrijk zijn de keuzes die je in je leven maakt, en zou dat anders zijn als we onsterfelijk waren?

Daarnaast wordt de lezer de bergen mee ingenomen op zo’n levensechte manier dat ik zelf geen bergtocht meer hoef te maken om het te hebben ondervonden. De sfeer en landschapsomschrijving doen me enigszins denken aan ‘Nooit meer slapen’ van W.F. Hermans, maar nog gedetailleerder maak je mee hoe een klimmer zich voelt als zijn leven aan een zijden draadje hangt:

Het was er weer, meteen – het intense dat het klimmen destijds had gegeven, de overweldigende sensatie van vrijheid en geluk, waarin niet je voeten en handen de berg beklommen maar waarin de rots en de hemel en de zuivere lucht je leken mee te nemen – mee, mee omhoog. Een roes, een omarming van vergetelheid waarin je echter tegelijkertijd meer dan ooit leek te leven, waarin al je zintuigen tot verrukking werden gebracht. Want wat een genot was het stoffelijk te zijn, een lichaam te hebben en dat zo te voelen – elke aanraking, elk pijntje zelfs; wat een genot je spieren te kunnen aanspannen en met gebalde energie meter na meter soepel naar boven te grijpen. De sensatie werd nog verhoogd door het contact van zijn blote vingers en voeten met de kale steen, die trouwens helemaal niet zo warm aanvoelde maar juist bij elke aanraking warmte uit hem leek te zuigen – en ook dat paste precies in zijn herinnering.

Stephan Enter legt ook elders in het verhaal een verband tussen de klimsport en de vergankelijkheid van het leven, als hij stelt dat we eenzaam sterven: klimmers kijken voor een dodelijke val soms iemand als laatste in de ogen wiens achternaam ze niet eens kennen. We staan er alleen voor, lijkt hij te willen zeggen, en daaraan kan geen onsterfelijkheid iets veranderen.

Het boek is echt een aanrader voor wie geïnteresseerd is in klimmen, jongensvriendschappen en terugkijken op de jeugd. Als je echter zoekt naar de weemoedige toon die het boek ook oproept, kun je beter Remco Campert of Thomas Verbogt lezen.

Het smelt

1 XgNKp0ydRoszGZdHtuzd8AAl vijf maanden lang staat het boek op nummer één in de Vlaamse bestsellerlijst, het boek verschijnt binnenkort in acht landen én de filmrechten zijn al verkocht: ‘Het smelt’ van de Vlaamse debutante Lize Spit. In Nederland geniet het boek nog niet zo’n grote bekendheid en daar moet verandering in komen, vindt uitgeverij Das Mag. Daarom worden er deze week maar liefst honderd exemplaren van deze pil verspreid in de Nederlandse treinen.

Mij was de ophef over het boek niet ontgaan. En dus kocht ik vorige maand ‘Het smelt’.

De eerste honderd pagina’s moest ik wennen aan het taalgebruik in ‘Het smelt’. De zinsbouw van onze zuiderburen wijkt soms af van die van ons, en af en toe kom je woorden tegen waarvan je de betekenis niet direct kent. Wist je bijvoorbeeld dat een elastiek in het Vlaams een ‘rekkertje’ heet?

Toch werd ik al snel meegesleept door het verhaal: een jonge vrouw, Eva, gaat met een groot blok ijs in haar achterbak terug naar haar geboortedorp, waar ze is uitgenodigd voor een herdenking van de overleden Jan, de broer van haar jeugdvriend Pim. Pim woont op een boerderij en maakt van de herdenking gebruik om ook de nieuwe melkmachine feestelijk te openen. Waarom Eva zo’n enorm blok ijs in haar achterbak heeft, blijft tot ongeveer pagina 400 een mysterie.

Intussen gaan we terug in de tijd. Het jaar 1988 was een bijzonder jaar: in dat jaar werden er in het Vlaamse dorp maar drie kinderen werden geboren: Eva, Pim en Laurens. Ze vormen samen een aanhangsel bij een jongere of oudere klas en staan bekend als ‘de drie musketiers’. Als ze in de pubertijd komen, ontwikkelen Pim en Laurens een grote interesse voor meisjes. Ze bedenken daarom een spel: er worden meisjes uitgenodigd die het volgende raadsel moeten oplossen: een man heeft zich opgehangen en er ligt een plas water onder hem. Rara, hoe kan dit? Als het een meisje lukt om het juiste antwoord te geven, kan zij tweehonderd euro verdienen. Als het niet lukt, moet zij zich uitkleden.

Eva heeft het raadsel bedacht en is secretaris, maar ze heeft het er wel moeilijk mee dat geen meisje het antwoord raadt. Als een verstandelijk gehandicapt meisje wordt betrokken in het spel, geeft zij het geld weg. Daarna veranderen Pim en Laurens de spelregels: als het antwoord op het raadsel door een meisje wordt geraden, mag zij het drietal opdragen iets te doen; als het niet lukt, mogen de jongens met haar doen wat zij willen. Het spel wordt steeds grensoverschrijdender en heeft een fatale afloop.

In ‘Het smelt’ loopt de spanning in beide verhaallijnen prachtig parallel, totdat ze rond pagina 400 samenvallen: in één klap wordt duidelijk wat Eva met het blok ijs gaat doen. De kracht van het verhaal zit in het geven van de juiste informatie op de juiste plek, waardoor je als lezer wordt meegesleurd naar het eind. Lize Spit beheerst deze kunst als geen ander: ze schrijft confronterend en wreed, maar tegelijkertijd supergecontroleerd. De personages zijn bovendien krachtig en overtuigend neergezet; ze hebben elk hun eigen streken die veel informatie blootgeven over wat uiteindelijk tot de plot leidt.

Het is dus volledig terecht dat Das Mag ook de Nederlanders aan ‘Het smelt’ wil krijgen met de ludieke treinactie. Mocht je deze week met de trein reizen en het boek plotseling op een stoel zien liggen, neem het dan mee en lees het!

De hemel boven Parijs

Na ‘Bericht uit Berlijn‘, dat ik las tijdens een minivakantie in Berlijn, vond ik het tijd voor een andere stad in de literatuur. ‘De hemel boven Parijs’ van Bregje Hofstede stond hoog op mijn lijstje; het was me (evenals ‘Bericht uit Berlijn’) aangeraden door Marischka van Savannah Bay, mijn ‘oude’ boekhandel uit de tijd dat ik nog in Utrecht woonde.

De verhaallijn, in het kort:

De comfortabele routine van Olivier, professor in de kunstgeschiedenis aan de Sorbonne, raakt ontwricht wanneer zijn baas hem vraagt om als mentor van een uitwisselingsstudente op te treden. De stugge Nederlandse rakelt een geschiedenis op die Olivier had willen vergeten, maar die tegelijk het kostbaarste is dat hij bezit.

Tegen beter weten in zoekt hij toenadering tot de studente, en geeft haar een advies dat hij zelf nooit heeft opgevolgd. Maar Fie heeft haar eigen leven. Zij worstelt met een onmogelijke keuze: streven naar het allerhoogste, en eraan kapot gaan – of nooit beginnen om niet te falen. Ze voert koppig verzet tegen haar eigen levensangst en daagt Olivier uit hetzelfde te doen. (Bron: Cossee)

de-hemel-boven-parijs-bregje-hofstedeMooi vind ik de thematiek die overal in het boek doorschemert: de angst om het leven te leven. Deze thematiek komt terug in de relatie tussen Olivier en zijn ex-vriendin Mathilde, op wie Fie verschrikkelijk veel lijkt, maar ook in de angst om een kind op de wereld te zetten. We zien het thema eveneens terug in de moeder van Fie en in een essay dat Fie voor haar studie schrijft, over een kunstenaar die bang is zijn visioen op het doek te zetten, omdat hij ergens weet dat het nooit zo perfect zal worden als hij voor ogen heeft. Dit essay staat symbool voor het leven dat Olivier en Fie beiden leiden.

Ook mooi is de manier waarop heden en verleden met elkaar worden samengebracht: Olivier kan zijn relatie met Mathilde pas verwerken door de komst van haar evenbeeld, Fie. Ik was tijdens het lezen van het verhaal wel de hele tijd bang dat Fie toch Mathildes dochter bleek te zijn, of zelfs die van Olivier zelf, maar gelukkig ontbreekt het ‘De hemel boven Parijs’ aan zo’n voorspelbaar plot.

Hofstedes debuutroman is zeer positief ontvangen, terecht. Volgens mij heeft zij de potentie om uit te groeien tot een romanschrijver die ertoe doet. Ik kijk in ieder geval uit naar haar volgende werk.

Bericht uit Berlijn

Op vrijdagochtend pakte ik mijn koffers in voor vijf dagen Berlijn en ik twijfelde: zou ik naast ‘De onervarenen’ nog wel een boek meenemen? Hoeveel boeken zijn er niet oningekeken teruggekeerd van een vakantiebestemming? Van lezen komt het zelden tijdens een stedentrip. Toch besloot ik nog een boek in te pakken; Amsterdam-Berlijn is ruim zes uur met de trein. Met alleen Joke van Leeuwen zou dat een lange reis worden.

Met het afronden van mijn leeschallenge ontstond er een nieuw vraagstuk: wat zou het volgende worden dat ik las? In mijn hoofd vormden zich nieuwe uitdagingen: zes Nederlandse klassiekers als ‘Max Havelaar’, ‘De donkere kamer van Damocles’ en ‘Eline Vere’, de boeken op de shortlist van de Fintro Literatuurprijs (daarvan heb ik er dan gelijk al drie gelezen), zes Russische meesters of het integrale werk van Simon Vestdijk.

imagesIk stond voor mijn boekenkast en mijn oog viel op de rug van een rode hardcover: ‘Bericht uit Berlijn’ van Otto de Kat. Zo’n vier jaar geleden werd dit boek mij aanbevolen. Ik had het aangeschaft, maar nooit opengeslagen. Goede titel. Toepasselijk ook.

En zo waande ik mij op een zonovergoten terras, opeens driekwart eeuw terug in de tijd, in het Berlijn van 1941. Het jaar waarin Duitsland Rusland binnenviel onder de naam ‘Operatie Barbarossa’.

De hoofdpersoon van ‘Bericht uit Berlijn’ is Oscar Verschuur, een diplomaat die vanuit Zwitserland heimelijk probeert de Duitsers tegen te werken. Een paar weken voor de operatie krijgt hij via zijn dochter Emma gedetailleerde informatie over de datum en het doel van Operatie Barbarossa. Emma is getrouwd met Carl, een Duitser die bij Buitenlandse Zaken in Berlijn werkt. Ze speelt Oscar deze informatie door, opdat hij de operatie kan tegengaan. Zal hij hiervoor kiezen, met het risico Emma in gevaar te brengen?

Mooi aan dit boek is de afwisseling tussen de drie personages op verschillende plekken tijdens de Tweede Wereldoorlog: Oscar in Bern, zijn dochter Emma in Berlijn en zijn vrouw Kate in Londen, die heel andere zaken aan haar hoofd heeft. Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van de oorlog, maar gaat eigenlijk over het vraagstuk van goed en kwaad in oorlogstijd en over de vraag wat echte liefde is.

Na twee Berlijnse terrasjes had ik het boek uit. Helaas heb ik er niet nog meer meegenomen, wat me alle tijd geeft om tijdens de terugreis na te denken over mijn volgende leeschallenge. Misschien ga ik ‘Een hemel boven Parijs’ van Bregje Hofstede lezen; dan heb ik gelijk een bestemming voor de volgende reis!

Leeschallenge geslaagd

Mijn challenge is geslaagd: ik  heb de zes genomineerde boeken voor de Libris literatuurprijs uit en dat is me, met één uur lezen per dag, gelukt voor de deadline op 9 mei. Dan wordt de winnaar bekendgemaakt. Met veel spanning kijk ik uit naar dat moment.

Over wie de winnaar moet worden, twijfel ik nog, maar deze drie boeken vormen mijn top-drie:

Jij zegt het
Meer dan de andere boeken greep ‘Jij zegt het’ me aan. Nog steeds voel ik de intense hartstocht tussen Ted Hughes en Sylvia Plath en de pijn die de vergankelijkheid van de liefde met zich meebrengt. Connie Palmen heeft de stem van Hughes echt prachtig vertolkt; zij heeft precies de juiste toon gevonden: de toon zoals die ook klinkt in Hughes’ ‘Birthday Letters’.

Muidhond
Hoe prachtig die toon in ‘Jij zegt het’ ook is, de plot van het verhaal is niet zo knap in elkaar gezet als dat van ‘Muidhond’, waarin je al vanaf de eerste pagina aanvoelt dat er iets heel erg mis zal gaan: je weet alleen nog niet hoe en wanneer. De symboliek in dit verhaal ondersteunt de spanning zoals die wordt opgebouwd, wat het literaire niveau ten goede komt. Het hoofdpersonage staat als een huis en hoewel hij op het punt staat een gruweldaad te verrichten, blijf je als lezer sympathie voor hem voelen. Ik vind dat knap. Wat mij betreft mag deze nieuwkomer in de Nederlandse literatuur eigenlijk gewoon de prijs winnen, ookal heeft het boek mij minder geraakt dan dat van Palmen.

Alleen met de goden
Leuk en avontuurlijk vond ik ‘Alleen met de goden’. Het boek heeft me een wereld getoond die ik nog  niet kende, maar die ik wel geloofwaardig vind. Ik voelde mee met de hoofdpersoon, hoewel ik weet dat ik in het dagelijks leven weinig zou ophebben met een jongen als Aaron. Toch ben ik een beetje van hem gaan houden. Dit maakt dat ‘Alleen met de goden’ in mijn top-drie staat en ‘Als de winter voorbij is’ van Thomas Verbogt niet. Dat boek raakte me terwijl ik het las, maar dat gevoel vervloog zodra ik de eerste pagina’s van het volgende boek opensloeg. Er is niets van blijven hangen.

Verwacht jury-oordeel
Ik denk dat deze top-drie niet helemaal zal overeenkomen met het uiteindelijke jury-oordeel, maar enige overlapping verwacht ik wel. Ik ben bang dat het alom bejubelde werk ‘De onderwaterzwemmer’ van P.F. Thomése tot het winnende werk wordt uitgeroepen. Zoals ik eerder schreef, heeft deze roman mij geraakt noch bekoord, maar de recensies zijn er erg positief en het verhaal heeft meer diepgang dan een boek als ‘Alleen met de goden’. Op de tweede plek verwacht ik het werk van Connie Palmen. Wie de jury brons zal geven, durf ik niet te zeggen, maar ik hoop dat Schilperoords schrijftalent de jury niet is ontgaan.

Als het loopt zoals ik verwacht, zou dat jammer zijn voor Alex Boogers, die met ‘Alleen met de goden’ een toegankelijk werk voor een brede doelgroep heeft neergezet. Maar gelukkig is er dan nog altijd de lezersjury.

De onervarenen

downloadHet laatste boek dat ik voor mijn leeschallenge las, was ‘De onervarenen’ van Joke van Leeuwen. Ook dit boek zou ik, evenals ‘Alleen met de goden’, niet zelf hebben gepakt: het is een emigratieverhaal dat zich afspeelt in de negentiende eeuw. Op historische romans heb ik het nooit zo gehad.

De hoofdpersoon in ‘De onervarenen’ is Odile, de bastaarddochter van een moeder die wordt aangezien voor krankzinnige en in het gesticht wordt opgenomen. Haar vader blijkt later in het verhaal de privéleraar te zijn die haar moeder op haar zestiende onderwees over het menselijk lichaam. Odile kent de man omdat hij een huisvriend is gebleven van haar moeder. Als haar moeder wordt weggevoerd naar het gesticht,  is Odile praktisch wees. Op haar zeventiende ontmoet ze de boer Koben, die zich over haar ontfermt. Na twee slechte oogstjaren horen ze van ‘de Maatschappij’, die Nederlanders aanbiedt een beter bestaan te beginnen in het Zuiden. Ze vertrekken met wat dorpsgenoten en haar moeder, die inmiddels weer vrij is.

Het nieuwe bestaan blijkt en grote desillusie: er is geen dorp met beloofde huizen, er groeit niets op het nieuwe land, mensen leven onder het juk van een uitbuiter en verkrachter en Odile blijkt niet in staat te zijn Koben een zoon te schenken. Koben verandert in een bazig type dat geen tegenspraak dult en niemand spreekt hem dus tegen.

Op het eind komt alles goed, als Odiles moeder de uitbuiter vermoordt en als Koben door de opperbaas wordt aangezien voor moordenaar, omdat hij het huis heeft ingepikt en hij de uitbuiter staat te verbranden nadat Odile hem per ongeluk had opgegraven.

Dit is het boek. Niet meer en niet minder. Er zit weinig spanning en diepgang in, maar het is aardig om een beeld te krijgen van emigratie van Nederlanders in de negentiende eeuw. Ik heb weinig plezier beleefd aan het lezen van deze roman: het was eerder een klusje dat nog even geklaard moest worden voor ik me weer aan iets interessants mocht zetten. De karakters zijn weliswaar aardig neergezet, maar ze irriteerden me allemaal, zonder uitzondering. Dat heeft te maken met de vertelstem, die ik zeurderig en naïef vond. Het verhaal wordt bovendien erg beschrijvend verteld; ik miste de emoties en gedachten van de hoofdpersoon. Zoals zij wordt neergezet, is ze voor mij een oninteressant en willoos schaap, iemand bij wie ik moeilijk mijn aandacht kon houden.

Ik realiseer me dat een oninspirerende leeservaring ook een oninspirerende recensie met zich meebrengt. Als je toch wilt worden geïnspireerd om ‘De onervarenen’ te lezen, klik dan hier.

Alleen met de goden

2Alleen_met_de_goden_vpHet was de voorlaatste roman van mijn challenge: ‘Alleen met de goden’ van Alex Boogers. Dik, met op het kaft een pitbull en een verhaal dat me niet direct aantrok. Tot dan toe had ik alle voor de Libris Literatuurprijs genomineerde boeken gekocht, maar de opluchting was groot toen challengepartner N. aanbood de laatste twee titels aan te schaffen. Ik zou Boogers lezen, want daaraan had ik mezelf gecommitteerd, maar van harte ging het niet.

Al snel zat ik midden in het turbulente leven van de elfjarige Aaron Bachmann, een kind dat opgroeit onder de rook van Rotterdam, met een moeder die probeerde zichzelf te aborteren toen ze zwanger van hem was en die hem dagelijks laat weten dat er niets dan ongeluk aan hem hangt. Zijn vader belandt in de gevangenis. Ook op school gelooft niemand in hem, dus Aaron hangt veel op straat en heeft een illegaal bijbaantje in een asiel, waar hij vriendschap sluit met de ‘veroordeelde’ pitbull Otis: Otis is getraind als vechthond en na een ongeluk wil niemand hem meer. Aaron is de enige die in Otis gelooft, maar als hij in het park wordt neergeslagen en de hond hem beschermt door de aanvallers naar de strot te vliegen, wordt Otis afgemaakt. Hij is niet in staat gebleken zijn afkomst te ontstijgen.

De belangrijkste vraag in het boek is of dat Aaron wél zal lukken. Hij wordt van de straat gered door een kickboksleraar die van hem een kampioen wil maken. Op advies van een oud-leraar begint hij boeken te lezen. Keer op keer moedigt deze leraar hem aan iets te doen met zijn schrijftalent, maar iets weerhoudt Aaron. Om hem heen gaat alles kapot: zijn moeder krijgt kanker, een van zijn straatvrienden pleegt zelfmoord en het gaat uit met zijn vriendin. Op het hoogtepunt van zijn carrière wankelt hij. Wie voor een dubbeltje wordt geboren, kan toch nooit een kwartje worden?

Ik ben van Aaron Bachmann gaan houden en heb meer met hem meegeleefd dan met menig ander personage: als hij het fysieke en mentale geweld van zijn moeder moest incasseren; toen hij zijn vingers voor het eerst in zijn buurmeisjes slipje liet glijden; toen hij van zijn zelfverdiende geld voor de vijfde keer in de week patat at; in de klas, waar niemand hem zag staan; op straat, waar hij zich kapotverveelde en tot slot in de kleedruimte van een achteraf gelegen sporthal. Zo vond ik mijzelf alleen aan de keukentafel, waar ik tranen met tuiten huilde toen hij, vlak voor hij de ring in moest, zijn hele jeugd overdacht. Het waren geen tranen die op het boek druppelden als een lekkende kraan, maar het soort huilen waarbij je lange uithalen maakt een je je neus moet snuiten. Het was lekker. Bachmann heeft iets nieuws in mij losgemaakt.

De stijl en taal in Boogers’ roman zijn atypisch voor Nederlandse literatuur. Er wordt niet ingewikkeld gedaan met moeilijke woorden, ingewikkelde zinsstructuren of een verrassend plot. Meer dan dat laat het verhaal de stem horen van een personage dat mij (en vele anderen) vreemd is. Dat maakt het boek interessant en bovendien toegankelijk voor een grote groep lezers: van jongens die nooit een boek openslaan tot mensen die zich helemaal niets bij de geschetste ‘andere’ wereld kunnen voorstellen.

Ik heb mij vergist: ‘Alleen met de goden’ is veel meer dan een jongensboek, een avonturenverhaal; het is een coming-of-ageroman die lezer meesleept, rauw en onverbiddelijk, en die hem laat nadenken over zijn eigen afkomst en de invloed daarvan op zijn gedroomde leven. Zonder challenge zou ik dit boek zijn misgelopen: een literair hoogtepunt dat terecht is genomineerd voor de Libris Literatuurprijs.

De onderwaterzwemmer

Vol verwachting begon ik maandagmiddag, op het zonnige terras van café Merkelbach, aan onderwaterzwemmer‘De onderwaterzwemmer’ van P.F. Thomése. Het boek is namelijk genomineerd voor de Fintro Literatuurprijs, de Libris Literatuurprijs én de ECI Literatuurprijs.

‘De onderwaterzwemmer’ gaat over de hoofdpersoon Tin (Martin) en is opgebouwd uit drie delen:

  1. 1944. Tin is 14 jaar en zwemt ’s nachts met zijn vader de rivier over om niet door de Duitsers gezien te worden. Hij haalt de overkant, maar zijn vader verdwijnt in het niets. Hij krijgt van zijn moeder de schuld van deze verdwijning.
  2. 1974. Tin maakt met zijn vrouw Vic een reis door Afrika om Salif, een Afrikaanse albino, op te zoeken met wie Vic via een schooladoptieplan correspondeert. Zij bezwijkt onderweg aan een zonnesteek. Hij voelt zich schuldig tegenover hun dochter Nikki, die alleen thuis is gebleven.
  3. 2004. Tin ligt in een ziekenhuis in Havana, waar hij de inmiddels volwassen Salif opzoekt en door een ongelukkige val, een mislukte operatie en een dodelijke infectie op sterven ligt in een ziekenhuis. Salif behandelt hem als vader en brengt hem in contact met Victor: de zoon van zijn dochter Nikki, die geen contact meer met haar vader wil.

Hoewel de opbouw van het boek an sich interessant is, vind ik de stem van de verteller eentonig en daarmee ongeloofwaardig. Vooral in het eerste deel hoor ik geen 14-jarige, maar slechts een mislukte poging daartoe. De stem van de verteller is eigenlijk steeds dezelfde: als 14-, 44- en 74-jarige. Thomése heeft zich dus onvoldoende kunnen inleven in zijn (drie) personage(s).

Het verhaal is bovendien voorspelbaar. De innerlijke stem van Tin zegt bijvoorbeeld zowel in deel 1 als deel 2: moeder/Nikki zal me kwalijk nemen dat ik vader/Vic niet heelhuids thuis breng, en vervolgens gebeurt dat ook: zijn moeder heeft het hem zijn hele leven verweten en Nikki verbreekt zelfs volledig het contact met hem. Het zou spannender zijn als er frictie zou zijn tussen het voorgevoel en de werkelijkheid.

Het grote thema in dit verhaal is bestaansrecht. Tin vindt in beide gevallen dat hij degene had moeten zijn die niet huis kwam. Dit uit zich in talloze passages waarin hij dingen beleeft, maar hij er voor zijn gevoel niet echt bij is. Hij lijkt soms een toeschouwer te zijn in zijn eigen leven. Dit motief wordt zo vaak herhaald, dat het saai wordt. (Dit geldt overigens ook voor de geur van paardenstront, die om de zoveel pagina’s terugkomt.)

Ook ligt de thematiek er duimendik bovenop. Tins moeder en ook zijn dochter vergeven hem niet als hij, eigenlijk buiten zijn schuld om, twee mensen ‘kwijtraakt’: hij voelt zich schuldig, maar hij vindt het verwijt ook onrechtvaardig. Als Victor (de zoon van zijn dochter) hem komt redden, ziet hij in hem de jongen die hij eigenlijk zelf had moeten zijn. Het verdriet om zijn vaders verdwijning en het schuldgevoel over het sterven van zijn vrouw worden met Victors komst ongedaan gemaakt. Tja.

Eerlijk is eerlijk: het einde van het boek raakte wel een gevoelige snaar bij me, maar dat weegt niet op tegen de haast afstandelijke manier waarop Thomése de verdwijning van Tins vader en de dood van zijn vrouw beschrijft.

Ik stond erbij en ik keek ernaar. Net als Tin, eigenlijk.

Jij zegt het

jij-zegt-het-400

Met dubbele gevoelens begon ik vorige week aan ‘Jij zegt het’ van Connie Palmen, dat overigens niet alleen is genomineerd voor de Libris Literatuurprijs, maar eveneens voor de Belgische Fintro Literatuurprijs. Eerder was ik bij boeken van Connie Palmen afgehaakt om de toon die ik pretentieus vond, om het persoonlijke dat nooit universeel werd. Ditmaal was anders: het boek heeft mijn kijk op leven, liefde en dood veranderd.

Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van de bekende Engelse dichter Ted Hughes, die een bevlogen liefdesrelatie had met de Amerikaanse schrijver en dichter Sylvia Plath. Plath pleegde zelfmoord en haar man werd daar om verguisd. In deze roman geeft Connie Palmen stem aan Ted Hughes.

De rauwe, wrange band tussen de twee geliefden, die in geen enkel opzicht zonder elkaar konden, zit vanaf deze eerste scène in de toon:

Voor de meeste mensen bestaan wij alleen in een boek, mijn bruid en ik. De afgelopen vijfendertig jaar heb ik met een machteloos afgrijzen moeten aanzien hoe onze echte levens bedolven raakten onder een modderstroom van apocriefe verhalen, valse getuigenissen, roddels, verzinsels, mythen, hoe onze ware, complexe persoonlijkheden werden vervangen door clichématige personages, vernauwd tot simpele imago’s, op maat gesneden voor een sensatiebelust lezerspubliek.
En dan was zij de broze heilige, ik de brute verrader.
Ik heb gezwegen.
Tot nu.
Ze had iets van een godsdienstfanaticus, dat jakkerende verlangen naar een hogere vorm van zuiverheid, de heilige en gewelddadige bereidheid zichzelf – haar oude, valse zelf – op te offeren, te vermoorden, zodat ze opnieuw geboren kon worden, schoon, vrij, en bovenal echt.
In de zeven jaar die we samen doorbrachten heb ik haar nooit bij iemand – ook bij onze kinderen niet – gezien zoals ze was, zoals ik haar kende, de vrouw met wie ik leefde, de vrouw die me stampend als een tochtige merrie tot bloedens toe in mijn wang beet bij onze eerste ontmoeting.
We omhelsden elkaar niet, we vielen elkaar aan.
Briesend – van genot, van vreugde – rukte ik de rode haarband van haar hoofd, trok de zilveren oorringen van haar lellen, het liefst had ik haar jurk in flarden gescheurd, haar ontbloot van al die parafernalia van fatsoen, volgzaamheid en beschaving, van onechtheid.
Het was wreed, het deed pijn.
Het was echt.
We maakten elkaar buit.
Nog geen vier maanden later ben ik met haar getrouwd.
Van een vrouw die je bijt in plaats van kust, had ik moeten weten dat iemand liefhebben voor haar gelijkstond aan iemand bevechten. Van mezelf had ik moeten weten dat ik met het stelen van de sieraden alleen haar opsmuk had weggerukt en als trofeeën bij me had gestoken. Wie zo een liefde begint, weet dat er in het hart van die liefde geweld en vernietiging schuilgaat. Tot de dood erop volgt. Van meet af aan was het gedaan met een van ons.
Het was zij of ik.
In het verslindende geweld dat liefde heet, had ik mijn gelijke gevonden.

Nooit eerder heb ik de liefde omschreven gezien met zoveel passie, pijn en urgentie. De manier waarop Hughes vertelt hoe hij zijn ‘bruid’ helpt haar poëtische zelf naar buiten te brengen door haar masker af te nemen, maar daarin uiteindelijk faalt, is zó toegewijd en liefdevol en tegelijkertijd zó pijnlijk, dat de rillingen mij soms over de rug liepen. Dat is de grootste verdienste van deze roman.

Waar ik ontzettend van heb genoten, is de band tussen twee kunstenaars zoals Palmen die beschrijft, de diepgang die dat met zich meebrengt. De twee personages hebben een haast ongezonde afhankelijkheid van elkaar, maar zijn tevens elkaars belangrijkste bron van inspiratie. Op het moment dat Hughes besluit weg te gaan bij Plath om zichzelf ruimte en adem te gunnen, is hij ervan overtuigd dat zijn vrouw op eigen benen staat en hem niet meer nodig heeft om geniale en pure poëzie te schrijven. Juist dan pleegt zij zelfmoord.

Palmen is er niet alleen in geslaagd de oneindige liefde van Ted Hughes voor zijn vrouw geloofwaardig te maken, ook het personage van ‘mijn bruid’ en later ‘mijn vrouw’ staat als een dijk. Langzaam nam ik Sylvia Plath tot me, totdat ze onder mijn huid gekropen was en daar, dat weet ik tamelijk zeker, nooit meer vandaan zal komen. Het inlevingsvermogen maakt mij als lezer op een bepaalde manier medeplichtig als het gaat om haar zelfmoord. Ik ken het werk van deze Amerikaanse niet, maar heb de behoefte om álles van en over haar te lezen. Hughes’ geobsedeerde fascinatie voor Sylvia Plath werkt aanstekelijk.

Wel had ik voor het lezen van ‘Jij zegt het’ meer tijd nodig dan voor de vorige boeken van mijn leeschallenge. De lange, soms stroperige zinnen, het verheven taalgebruik en de zwaarte van de thematiek maakten dat ik na een half uur lezen behoefte kreeg aan een korte pauze, voor ik me weer in de tragiek van deze liefdesgeschiedenis kon storten. Ondanks dat heeft het boek zijn plaats op de twee shortlists dik verdiend!

Als de winter voorbij is

als-de-winter-voorbij-is-thomas-verbogt-boek-cover-9789046819326

Sommige boeken komen op het juiste moment. Net nadat ik me heb ingeschreven voor een cursus over leven en vergankelijkheid, kwam ‘Als de winter voorbij is’. Het gaf mij handvatten om naar het leven te kijken.

In dit, naar het schijnt, autobiografische verhaal, blikt de verteller, Thomas, terug op belangrijke mensen en gebeurtenissen uit zijn verleden. De toon is weemoedig en beschouwend, alsof Thomas zijn leven evalueert en er op een bepaalde manier afscheid van aan het nemen is. Zware thema’s gaat hij daarbij niet uit de weg: thema’s als dood, schuld en de onbereikbare liefde.

Wat het boek toch licht houdt, is het optimisme dat eruit spreekt. Dat begint al bij de titel: ‘Als de winter voorbij is’ wordt het lente, een seizoen dat in het boek meerdere malen wordt aangehaald als een belofte, een nieuw leven. Het is het soort weemoedig optimisme dat me doet denken aan het werk van Remco Campert.

Ook de filosofische gedachtegangen in het boek durf ik voorzichtig optimistisch te noemen. ‘Het gaat niet om werkelijkheid, maar om waarheid’ is een terugkerend motto, waarmee wordt gedoeld op het verschil tussen het beleven van dingen en de betekenis die je daaraan geeft. Verbogt laat zien dat een kleine aanraking of toevallige ontmoeting van grote invloed kan zijn: iemand ‘bij je horen’ of ‘in je zitten’, ookal weet je dat je die persoon nooit meer zult zien. Ook wordt duidelijk dat je levensverhaal niet is, maar dat je het zelf creëert: het is maar net hoe je ernaar kijkt. Ik vind dat een geruststellende gedachte.

‘Als de winter voorbij is’ zal nog wel een tijdje in mij nasudderen, maar eerst is het tijd voor een volgend boek van de shortlist: ‘Jij zegt het’ van Connie Palmen. Het ligt hier op mijn bureau, verwachtingsvol.

Muidhond

Toen ik had bedacht dat ik de komende weken elke dag minimaal één uur wilde lezen, kwam ook de vraag op: wat dan? In mijn boekenkast staan nog zeker tien verborgen pareltjes op me te wachten: boeken die ik voor een verjaardag kreeg, die ik in een opwelling kocht, die mij werden aangeraden door boekverkopers en vrienden. De willekeur was groot; ik moest een leidraad vinden, een houvast om gemotiveerd te raken.

Mijn oog viel op een bericht over de Libris Literatuurprijs, die op 9 mei 2016 wordt uitgereikt. Als de keuze voor boeken dan toch arbitrair was, kon ik net zo goed beginnen met de zes boeken op de shortlist.

En zo geschiedde. Nadat ik ‘Pogingen iets van het leven te maken’ uit had, spoedde ik mij naar de Linnaeus boekhandel, de zes titels opgeslagen in mijn mobiel. Dat was niet nodig geweest, want in de boekwinkel lagen de boeken netjes bij elkaar. Zonder enige informatie vooraf koos ik mijn eerste titel van de lijst: ‘Muidhond’ van Inge Schilperoord.

muidhondDe roman, die is geschreven door een forensisch psycholoog, gaat over de (wegens gebrek aan bewijs) vrijgesproken Jonathan, een dertigjarige man die teruggaat naar het huis in de duinen, waar hij al zijn hele leven met zijn moeder woont. Daar begint zijn gevecht met zichzelf: Jonathan wil ‘beter’ worden.

Wát hij precies heeft gedaan, lees je pas rond pagina 153, maar dát hij het heeft gedaan, staat vanaf het begin als een paal boven water; de pscholoog heeft Jonathan verteld dat de kans op recidive groot is en je ziet Jonathan hard werken aan de opdrachten in zijn werkboek – hij is erg gemotiveerd om een goed mens te worden.

Zo krijg je sympathie voor deze onhandige man, die met niemand contact maakt, behalve met dieren. Hij wandelt veel in de duinen met zijn hond Milk en vindt daar een gewonde vis (een Muidhond), die hij mee naar huis neemt om hem op te kalefateren.

Als zijn tienjarige buurmeisje Elske zijn aandacht trekt, gaan alle alarmbellen bij de lezer af: Jonathan weet dat het contact met haar gevaarlijk is en toch laat hij haar stukje bij beetje toe in zijn leven. Het meisje blijkt ook van dieren te houden en richt een club op voor hen tweeën, de hond en de vis. Jonathan merkt dat hij rustig wordt van haar aanwezigheid en wil graag goed voor haar zorgen, omdat niemand anders dat doet. Intussen mag ze alleen binnenkomen als zijn moeder slaapt, kijkt hij steeds vaker naar hoe haar korte broekje opkruipt tussen haar billen en verlegt hij de grens van twee meter afstand naar een lichte aanraking.

Tergend spannend wordt het als het meisje vertelt dat ze op heel korte termijn zal verhuizen, als Jonathan zich niet meer aan zijn opdrachten kan zetten, als de oncontroleerbare dromen en fantasieën zich aan hem opdringen en de Muidhond aan de hitte lijkt te gaan bezwijken.

Op een dag neemt hij een besluit: hij gaat doen wat hij moet doen, ookal zal hem dat zijn vrijheid kosten. Hij gaat op zoek naar het meisje, maar ze is niet thuis…

Het is bijzonder hoe Schilperoord de spanning in haar boek opbouwt: je wilt doorlezen, hoe gruwelijk de afloop ook lijkt te worden. Dit komt doordat essentiële informatie precies op de juiste momenten wordt gegeven en doordat de tekenen aan de wand (dit loopt niet goed af) zich opstapelen. Ook is de auteur erin geslaagd een intiem psychologisch portret van de protagonist te geven: heel gedetailleerd geeft het verhaal weer hoe een mens met goede intenties kan overgaan tot gruwelijke daden. Schilperoord maakt daarmee een einde aan stereotiepe beelden van pedoseksuelen.

Dit boek is een verrijking voor de Nederlandse literatuur. De nominatie voor de Libris Literatuurprijs is dan ook geheel terecht; ik ben benieuwd of de andere vijf titels het hierbij gaan halen!