Als feminist en kunstliefhebber kan ik mijn hart ophalen; nooit eerder was er zoveel aandacht voor vrouwelijke kunstenaars. Zo zag ik dit voorjaar tentoonstellingen met het werk van onder meer Kati Horna (Cobra Museum) en Maria Lasnig (Stedelijk Museum Amsterdam) en bezocht ik vandaag opnieuw het Cobra Museum voor Nieuwe Nuances, een tentoonstelling over vrouwelijke kunstenaars rondom de kunstbeweging Cobra.
Mijn interesse voor vrouwen in de kunst werd vorig jaar nieuw leven ingeblazen, toen ik in het Groninger Museum een tentoonstelling bezocht over De Ploeg. Tussen de schilderijen hingen een paar werken van Alida Pott. Ze fascineerden mij, maar meer nog raakte ik benieuwd naar hun maker.
Ik had nog nooit van Alida Pott gehoord. Dat bleek niet zo gek, want na haar huwelijk met George Martens stopte Pott met schilderen. Toen zij vervolgens op 43-jarige leeftijd stierf, stopte Martens haar werk weg in de kelder – uit desinteresse, liefdesverdriet, rouw…? Wie zal het zeggen. Het werk, dat ten tijde van De Ploeg zeer veel waardering had gekregen, werd in ieder geval lange tijd niet meer getoond. Pas in 1981 – twee jaar na de dood van Martens – werd haar werk herontdekt en tentoongesteld.
Helaas blijken vergetelheid en onderwaardering het lot te zijn van een groot aantal vrouwelijke kunstenaars, maar het lijkt erop dat musea momenteel een inhaalslag maken en vrouwelijke kunstenaars (met terugwerkende kracht) de erkenning geven die zij verdienen.
Mocht je deze zomer nog gebruik willen maken van je museumjaarkaart, ga dan zeker even langs het Cobra Museum voor Nieuwe Nuances. Of reis af naar het Stedelijk Museum Schiedam, waar je het werk van tien vrouwelijke avant-garde kunstenaars kunt bewonderen in de tentoonstelling Meesterlijke vrouwen. Ik ga dat in ieder geval doen, om mijn feministische kunsthart op te halen.