Tijdens mijn zwangerschapsverlof, in de bieb, kom ik collega G. tegen. “Hey, leuk stukje stond er over jou in het Parool.” Ik kijk hem niet-begrijpend aan. Mijn collega begint enthousiast te vertellen over een column, over een vrouw in een rolstoel in een koffietent op IJburg.
“Ga je wel eens koffie drinken?” vraagt hij me. Ja hoor, ik ga wel eens koffie drinken, net zoals zoveel andere rolstoelgebruikers. Dat kan dus net zo goed over iemand anders gaan. Maar G. is zeker van zijn zaak: “Dat ging over jou. Ik zal het je opsturen.”
Helaas had G. het stukje niet bewaard, evenmin als de vier andere collega’s die me in de weken daarna vragen of ik het was, die vrouw in de column. Nu word ik wel nieuwsgierig. Google biedt geen helderheid. Misschien moest ik het Parool maar eens bellen.
Dan vind ik een brief in mijn bus. Het is de column, door een van mijn collega’s teruggevonden. Ik lees hem:
Bij Bagels & Beans op de IJburglaan weet de vrouw precies hoe het hoort.
Auke KokZeggen dat ze het etablissement binnengaat, zou de situatie tekort doen. Ze wordt onthaald. Bedachtzaam maar doelgericht nadert ze een lege tafel bij het raam — dat hoog is en breed, en waar het zonlicht in volle glorie doorheen valt.
De vrouw, knap, naar schatting veertig, manoeuvreert zachtjes over de okergele tegels. Het botsen tegen haar tafel aanvaardt ze met een koninklijke gratie. Zo gaan die dingen nu eenmaal. Zeker in haar geval.
Zelfs in de betrekkelijke rust van Bagels & Beans, er zijn vijf aanwezigen, valt het niet op. Terwijl de vrouw een zo gunstig mogelijke positie inneemt, wisselt ze vriendelijke woorden met twee dames. Niet te lang en niet te hard. Precies goed.
Dan kijkt ze weer voor zich, zoals het hoort.
Even later wordt haar bestelling voor haar neergezet, chocomel met een berg slagroom. Nauwelijks hoorbaar zoemend stijgt ze op, om haar lekkernij vanuit de optimale hoek te kunnen benaderen.
Terwijl ze haar chocomel door een rietje omhoog zuigt, daarbij de slagroom kordaat opzij wippend, is goed te zien dat ze niet onijdel kan worden genoemd. Ze heeft haar haar van een rode kleur voorzien, zachtrood, niet opvallend, eigenlijk de beschaafdst denkbare kleur rood.
Tijdens haar glimlach verraden de plooien rond haar mond een goede opvoeding. Ze zal boeken lezen. Correspondenties onderhouden.
Ze geniet van de Latijnse klanken en de zonnestralen, van de idee dat wij hier binnen Zuid-Amerikaans goed zitten terwijl buiten de Poolwind heerst. De Poolwind, die op IJburg vaker heerst, zoals de eilanders weten.
Onder haar elegante gezicht rust een dikke blauwe sjaal. Daar weer onder is alles te klein, wat de vrouw er gelukkig niet van heeft weerhouden een mooie broek aan te trekken, met gebloemde stiksels in hetzelfde beige als de rest van de, overigens soepel vallende stof.
Haar zwarte schoenen zou je naar de normen van het medisch verantwoorde best mooi kunnen noemen. Zelfs een beetje koket.
Haar lichaam lijkt niet zo wendbaar te zijn, en soms draait ze even met haar ogen: uit ervaring zal ze vermoeden dat ze bekeken wordt. In haar supersonische rolstoel valt ze nu eenmaal op.
Dan, ineens, passeert ze op grotere hoogte dan ze was gearriveerd. Om te kunnen afrekenen heeft ze zich aangepast aan de bar. Aanpassen zal haar levensmotto zijn. Aanpassen en aanvaarden.
Ze daalt en laat zich met een klassieke waardigheid de deur openhouden.
Als ze eenmaal weg is, is het net alsof er iets mist.
Beste Hann,
En… gaat het over jou?
Groetjes, M.
Ik herinner me de situatie alsof het gisteren was. Die man achter z’n laptop, mijn ongelooflijke gevoel van gêne toen ik die tafel raakte. Het ging over mij. Geen twijfel mogelijk; ik was erbij. Toch vind ik het knap dat ook mijn collega’s – die mij normaal alleen achter een stapel schoolboeken of nakijkwerk zien – mij erin hebben herkend. Hulde voor Auke!