Het is bijna Koningsdag: de gelegenheid bij uitstek om te ontspullen. Oude en ongelezen boeken, speelgoed, zelfs een achtpersoonstent staan dit jaar op de nominatielijst om een nieuwe eigenaar te vinden. En alles voor een prikkie, natuurlijk, want het blijft Koningsdag.
Wat ik lekker vind aan dat ontspullen, is het loslaten à la Marie Kondo: does it spark a joy? Zo nee: weg ermee! Zo ja, dan is de vraag: bewaren of liefdevol afscheid nemen? Zo heb ik al zonder enige gewetenswroeging afscheid genomen van zo’n zestig boeken, een papiersnijder (snijdt een beetje scheef, maar dat vertel je er niet bij als ‘ie voor vijftig cent weggaat), een stapel dvd’s en talloze gezelschapsspellen, sommige op hun beurt aangeschaft op – waarschijnlijk toen nog – Koninginnedag.
Een enkele keer gaat het afscheid nemen me lastiger af. Het met zoveel verwondering gelezen boek De consequenties van Niña Weijers bijvoorbeeld, waarin elke zin de belofte in zich draagt van genialiteit. Het door Stine Jensen ontworpen spel Mag ik je wat vragen?, dat me inspireerde bij het schrijven van mijn eigen roman. Of de dvd’s van Molletje, die onlosmakelijk verbonden zijn met het tijdperk van een kwartiertje schermtijd per dag, prikkelarm en met een lieflijk muziekje. Als het even pijn doet, neem je met dankbaarheid afscheid en hoop je dat iemand anders er net zoveel plezier aan beleeft.
Sommige spullen doorstaan de tand des tijds en blijven bestand tegen mijn opruimdrift: het boek Henry & June, dat ik las in mijn studietijd en dat me zo aansprak vanwege vrouwenliefde en polyamorie (al wist ik toen nog niet echt wat dat was). De dvd’s van Buffy the vampire slayer, waaraan ik zulke goede herinneringen koester dat ik ze ooit ook met mijn kinderen hoop te bekijken. En vooruit, ook iets praktisch, dat volgend jaar waarschijnlijk alsnog op de Koningsdagstapel belandt: het Handboek kalligrafie – omdat het er toch ooit een keer van moet komen.
Het selecteren van spullen die weg mogen, is dan wel bevredigend, het kost ook tijd – zeker als de kinderen ‘helpen’. Ingo snuffelt rond tussen de spullen, trekt dozen en tassen open om dvd’s te tellen, prijzen te bedenken en komt daar slaapliedjes zingende Elmo tegen, en Ernie die wild op zijn gitaar speelt en uitroept: ‘Laten we samen rocken!’ Ook Olaf kan Ernie niet weerstaan, al zit hij al jaren in de Koningsdagdoos. ‘Boer Jan die had een stal met vee, hia, hia, hoooo!’
Bij de afdeling spelletjes vinden ze Monopoly junior. De doos wordt opengetrokken en er wordt weemoedig geld geteld. ‘Kijk die briefjes! Toen deden we het nog met euro’s! Ah, mam, kunnen we het nog één keer spelen, alsjeblieft?’ Als ik zeg dat we dat niet gaan doen, kijkt Ingo me onthutst aan. ‘Dit is wel mijn jeugd, hoor.’


Al vijf maanden lang staat het boek op nummer één in de Vlaamse bestsellerlijst, het boek verschijnt binnenkort in acht landen én de filmrechten zijn al verkocht: ‘Het smelt’ van de Vlaamse debutante Lize Spit. In Nederland geniet het boek nog niet zo’n grote bekendheid en daar moet verandering in komen, vindt uitgeverij
Mooi vind ik de thematiek die overal in het boek doorschemert: de angst om het leven te leven. Deze thematiek komt terug in de relatie tussen Olivier en zijn ex-vriendin Mathilde, op wie Fie verschrikkelijk veel lijkt, maar ook in de angst om een kind op de wereld te zetten. We zien het thema eveneens terug in de moeder van Fie en in een essay dat Fie voor haar studie schrijft, over een kunstenaar die bang is zijn visioen op het doek te zetten, omdat hij ergens weet dat het nooit zo perfect zal worden als hij voor ogen heeft. Dit essay staat symbool voor het leven dat Olivier en Fie beiden leiden.
Ik stond voor mijn boekenkast en mijn oog viel op de rug van een rode hardcover: ‘Bericht uit Berlijn’ van Otto de Kat. Zo’n vier jaar geleden werd dit boek mij aanbevolen. Ik had het aangeschaft, maar nooit opengeslagen. Goede titel. Toepasselijk ook.
Het laatste boek dat ik voor mijn
Het was de voorlaatste roman van mijn
‘De onderwaterzwemmer’ van P.F. Thomése. Het boek is namelijk genomineerd voor de 

De roman, die is geschreven door een forensisch psycholoog, gaat over de (wegens gebrek aan bewijs) vrijgesproken Jonathan, een dertigjarige man die teruggaat naar het huis in de duinen, waar hij al zijn hele leven met zijn moeder woont. Daar begint zijn gevecht met zichzelf: Jonathan wil ‘beter’ worden.