Klein maar fijn

Het licht bij de oversteekplaats springt op groen. Ik steek over en word op de voet gevolgd door twee meiden van een jaar of twaalf. Ze fluisteren iets tegen elkaar en barsten in lachen uit. Bij de tramhalte staan nog drie mensen te wachten, twee vrouwen met het Syndroom van Down en een man met een jonge hondengezicht. Zijn ronde kraalogen glimmen en zijn mond staat een beetje open.

De meiden kijken elkaar verbijsterd aan en steken hun verbazing niet onder stoelen of banken.
“Moet je kijken,” zegt de een tegen de ander, “dié zien er raar uit!” De ander, een wat dikkig meisje met een te kort T-shirt, begint te gniffelen. De verstandelijk gehandicapten kijken een beetje beteuterd. Ik vraag me af of ze het hebben gehoord.

“Hé, er zit iets op je schoen,” zeg ik tegen het jongste, wat magere meisje. Ze werpt een blik naar beneden. “O, dat gespje zit los,” verklaart ze. Ze bukt en legt de gesp op haar gouden ballerina recht. Dan sta ik in de picture.
“Jij bent wel erg klein voor je leeftijd,” zegt de oudste. Ze kijkt me uitdagend aan en vervolgt: “je lijkt wel een kind!” Ze zoekt oogcontact met haar reisgenote, die vervolgens hard begint te lachen.
“Ik denk dat je je vergist,” zeg ik. “Je hebt niet goed gekeken.” De meiden stoppen abrupt met lachen, maar het laatste woord is er nog niet over gezegd. Een van de verstandelijk gehandicapte vrouwen valt me bij. “Klein maar fijn, dat maakt mij niks uit,” roept ze. Ze is zelf ook niet al te groot.

Dan komt de tram eraan. De chauffeur legt het oprijdplankje voor me uit en ik rijd naar binnen. Ook de drie verstandelijk gehandicapten stappen in. De meiden nemen een deur verder, maar bedenken zich en lopen direct door naar het balkon waar wij zitten. Ze laten de zachte pluche banken links liggen en nemen plaats op de houten klapstoeltjes.

“Gaan jullie iets leuks doen?” vraag ik hen. Het dikke meisje vertelt dat ze vandaag jarig is. Het andere meisje blijkt haar zusje te zijn. Zij is morgen jarig, nee, overmorgen. Of eigenlijk zaterdag, maar morgen trakteert ze op school.
“Trakteren is leuk,” vindt de klein-maar-fijn-mevrouw. Ze vertelt dat zij op weg zijn naar het theater. Dat is bijzonder, want normaal werkt ze in de catering van het theater. Nu hoeft ze niet te werken, maar gaat ze gezellig uit.

We komen bij de halte van het theater en de drie verstandelijk gehandicapten stappen uit. Ze zwaaien ons uit. Het kleinste meisje kijkt me aan, denkt even na en zegt dan: “Ik vind ze zielig.”
“Zielig? Echt waar?”
Ze knikt.
“Waarom dan? Ze zien er toch helemaal niet ongelukkig uit?”
“Maar het zijn net kinderen,” werpt het meisje tegen. Ik leg uit dat deze mensen niet zo goed kunnen nadenken als de meeste andere volwassenen, maar dat ze gewoon kunnen werken en dat ze ook uitgaan.

Het blijft even stil.
“Werk jij ook?”
“Ja, ik ben zelfs lerares geweest.”
“Klassenjuf?”
Ik knik.
“Dat dacht ik al!” roept de oudste. Ze vertelt dat ze dat ziet aan mijn mond en aan de manier waarop ik praat. Ik vraag me even af of dat een compliment is, maar dan vervolgt ze: “Ik wil later ook klassenjuf worden.” Ze vertelt dat ze twee keer is blijven zitten. Ik zeg dat ze dan vast heel veel heeft geleerd. Ze gaat ervan glimmen.

“Heb je ook kinderen?”
“Nog niet,” zeg ik, “maar misschien krijg ik die nog wel.”
“Dat kan toch helemaal niet met een rolstoel?” krijg ik te horen. Maar als ik uitleg dat een kindje best kan meerijden op schoot, knikken ze instemmend.

We zijn aangekomen bij hun halte.
“Veel plezier op je feest,” zeg ik terwijl ze uitstappen. Als de tram verder rijdt, zie ik in de verte twee zwaaiende meiden.

2 antwoorden op “Klein maar fijn”

  1. Deze meisjes gaan dit nooit meer vergeten, en hebben meer geleerd dan ze ooit in hun (blijven zittende) middelbare schooltijd hebben geleerd. Fijne blog.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *