Voor het eerst sinds jaren ben ik weer eens naar Roze Zaterdag geweest. Dit jaar speelde die zich af in Groningen, toch een beetje een thuiswedstrijd voor iemand die in het hoge noorden is opgegroeid. Ik was er met mijn oudste kind, O., die nu veertien is, en mijn vriendin T. Tevens ontmoette ik er mijn middelbareschoolvriendin J. Met haar liep ik uitgebreid keuvelend over de fototentoonstelling op het A-Kerkhof, terwijl O. en T. in gesprek waren geraakt met de politie op de informatiemarkt. Ze kwamen enthousiast terug, met een roze sleutelhanger en een regenboogpen.
Op weg naar de Grote Markt liepen we langs boekwinkel Van der Velde. O. en ik zijn allebei lezers, dus glipten we naar binnen. Ook Van der Velde was in roze sferen: speciaal voor deze dag was er een tafel ingericht met lhbtiqa+-boeken. Veel bekende titels, maar één boek sprong in het oog: Oever, geschreven en getekend door Ludwig Volbeda. O. en ik keken elkaar aan. ‘Leuk om voor te lezen?’ O. knikte.
Het boek gaat over Jip, die in de tweede klas van de middelbare school zit en voor tekenen een zelfportret moet maken. Jip kan goed tekenen, maar krijgt zichzelf niet op papier. Wel zien we elke dag een tekening van iets wat op Jips pad is gekomen: een kever, een schelp, stukjes porselein.
Het boek is geschreven in de jij-vorm: brieven van Jip aan een jongen op wie Jip verliefd lijkt te zijn. In de brieven wordt er vaak gesproken over Oever, een jongen die bij Jip op school kwam toen Jip 7 was. Het is duidelijk dat Oever heel belangrijk was voor Jip, en ook dat hij uit diens leven is verdwenen, maar pas tegen het einde van het boek komt de lezer erachter waarom. Toen Oever in Jips leven kwam, voelde Jip voor het eerst de behoefte om bij iemand te willen zijn. Na de tweedeling tussen meisjes en jongens voelde Jip zich een restje, wat verdween met de vriendschap met Oever. Na enkele jaren van onafscheidelijke vriendschap heeft Oever de vriendschap verbroken omdat andere kinderen het raar vonden dat hij een vriendin had die op een jongen leek.
Op het einde kussen Jip en de jij-persoon, maar dat voelt niet goed. Dan realiseert Jip zich dat hij een jongen is, en geen meisje. Het zelfportret lukt eindelijk.
Het boek is door het perspectief van een dertienjarige een teder verslag van de zoektocht naar genderidentiteit en aantrekkingskracht. Het is overtuigend geschreven en sprak niet alleen mij, maar ook O. bijzonder aan. Het voorlezen maakte dat we over de onderwerpen konden praten. Dat was waardevol, want er zijn weinig boeken waaraan transgender jongeren zichzelf kunnen spiegelen.
Zolang dat zo is, en zolang het nog niet vanzelfsprekend is dat je kunt zijn wie je bent en je kunt liefhebben wie je wilt, is het belangrijk dat kunstenaars deze onderwerpen in hun werk aan de kaak stellen – en dat we Roze Zaterdagen blijven vieren!