Vorige week: de eerste zonnestralen van het jaar waren doorgebroken en Jonne had de lentekriebels. Ze wilde een t-shirt met korte mouwen aan. En een korte broek. En sandalen. Omdat één zwaluw nog geen zomer maakt, gingen wij alleen akkoord met het eerste. Met een spijkerjasje eroverheen.
Jonne was al lang blij met deze concessie, want ze had haar zinnen een week of wat daarvoor al op een t-shirt met korte mouwen gezet. Telkens als ze er een uit de kast trok, legden wij haar uit dat het nog veel te koud was voor zomershirts. Daar kwamen we deze keer niet mee weg. De lente hing in de lucht. Dat viel zelfs door overbezorgde ouders niet meer te ontkennen.
Eenmaal in de auto zagen we dat Jonne niet de enige was met lentekriebels. Niet alleen t-shirts met korte mouwen, maar ook hemdjes, korte rokjes en slippers sierden het straatbeeld.
“Woooh!” riep Melle uit.
Verschrikt trok ik aan mijn rem. “Wat is er?!”
“Daar waaide een zomerjurkje op.”
“Ja, en?”
“Ze had er niets onder aan.”
“Ook geen onderbroek?”
“Nee,” zei Melle, “ook geen onderbroek.”
Even was het stil, en toen hoorden we Jonne van achter uit de auto roepen: “Véél te koud!”