Vier weken ben ik nu in Drenthe. De eerste drie daarvan heb ik me volledig op mijn werk gestort – aan mij en mijn collega’s de schone taak om ons onderwijs volledig coronaproof te maken – maar deze week was er, tussen de bedrijven door, ook ruimte voor ontspanning.
Mijn middagpauze bracht ik door in de tuin, bij de vijver, met een Flow uit 2017 waaraan ik nog niet eerder was toegekomen. Ik las over leven zonder haast en mét bezieling: over wat je kunt leren van gesprekken met ouderen, over hoe je het thuiswerken op een prettige manier kunt volhouden (hoe toepasselijk!) en over hoe een wandeling door de natuur je dichterbij jezelf kan brengen.
Ik deed mijn ogen dicht en hoorde de mannetjeskikkers in de vijver, die met hun gekwaak – de één nog harder dan de ander – de vrouwtjes voor zich probeerden te winnen. De vogels, die zó hard zongen, dat er zich een waar orkest om mij heen vormde: merels, koolmezen, een enkele vink en het roodborstje, dat zich regelmatig even laat zien. Ik ademde diep in en rook een ontluikend lentebos. Toen opende ik mijn ogen en zag blauwe druifjes, de knoppen in de Japanse esdoorn. Een bij was op mijn knie geland en keek me aan alsof hij wilde zeggen: Heb geen haast. Geniet!
Even verderop zag ik mijn vader het hout hakken voor de zelfgebouwde buitenoven, waarin mijn moeder haar zelfgemaakte brood bakt. Het ruikt heerlijk als het uit de oven komt en als je een hap neemt, proef je dat er aandacht en liefde in dit brood zijn gestopt.
Ik zette mij weer achter mijn laptop en werkte verder. Het was anders dan daarvoor – ik voelde me opgeladen.
’s Avonds keek ik naar het vuur in de houtkachel, waarop een ketel water aan de kook werd gebracht. Het leven lijkt anders te verlopen, trager. Maar het verveelt niet, integendeel: ik krijg steeds meer oog voor de dingen om me heen. Leven zonder haast. Dat hoop ik mee te nemen uit deze gekke tijd.