Leeschallenge geslaagd

Mijn challenge is geslaagd: ik  heb de zes genomineerde boeken voor de Libris literatuurprijs uit en dat is me, met één uur lezen per dag, gelukt voor de deadline op 9 mei. Dan wordt de winnaar bekendgemaakt. Met veel spanning kijk ik uit naar dat moment.

Over wie de winnaar moet worden, twijfel ik nog, maar deze drie boeken vormen mijn top-drie:

Jij zegt het
Meer dan de andere boeken greep ‘Jij zegt het’ me aan. Nog steeds voel ik de intense hartstocht tussen Ted Hughes en Sylvia Plath en de pijn die de vergankelijkheid van de liefde met zich meebrengt. Connie Palmen heeft de stem van Hughes echt prachtig vertolkt; zij heeft precies de juiste toon gevonden: de toon zoals die ook klinkt in Hughes’ ‘Birthday Letters’.

Muidhond
Hoe prachtig die toon in ‘Jij zegt het’ ook is, de plot van het verhaal is niet zo knap in elkaar gezet als dat van ‘Muidhond’, waarin je al vanaf de eerste pagina aanvoelt dat er iets heel erg mis zal gaan: je weet alleen nog niet hoe en wanneer. De symboliek in dit verhaal ondersteunt de spanning zoals die wordt opgebouwd, wat het literaire niveau ten goede komt. Het hoofdpersonage staat als een huis en hoewel hij op het punt staat een gruweldaad te verrichten, blijf je als lezer sympathie voor hem voelen. Ik vind dat knap. Wat mij betreft mag deze nieuwkomer in de Nederlandse literatuur eigenlijk gewoon de prijs winnen, ookal heeft het boek mij minder geraakt dan dat van Palmen.

Alleen met de goden
Leuk en avontuurlijk vond ik ‘Alleen met de goden’. Het boek heeft me een wereld getoond die ik nog  niet kende, maar die ik wel geloofwaardig vind. Ik voelde mee met de hoofdpersoon, hoewel ik weet dat ik in het dagelijks leven weinig zou ophebben met een jongen als Aaron. Toch ben ik een beetje van hem gaan houden. Dit maakt dat ‘Alleen met de goden’ in mijn top-drie staat en ‘Als de winter voorbij is’ van Thomas Verbogt niet. Dat boek raakte me terwijl ik het las, maar dat gevoel vervloog zodra ik de eerste pagina’s van het volgende boek opensloeg. Er is niets van blijven hangen.

Verwacht jury-oordeel
Ik denk dat deze top-drie niet helemaal zal overeenkomen met het uiteindelijke jury-oordeel, maar enige overlapping verwacht ik wel. Ik ben bang dat het alom bejubelde werk ‘De onderwaterzwemmer’ van P.F. Thomése tot het winnende werk wordt uitgeroepen. Zoals ik eerder schreef, heeft deze roman mij geraakt noch bekoord, maar de recensies zijn er erg positief en het verhaal heeft meer diepgang dan een boek als ‘Alleen met de goden’. Op de tweede plek verwacht ik het werk van Connie Palmen. Wie de jury brons zal geven, durf ik niet te zeggen, maar ik hoop dat Schilperoords schrijftalent de jury niet is ontgaan.

Als het loopt zoals ik verwacht, zou dat jammer zijn voor Alex Boogers, die met ‘Alleen met de goden’ een toegankelijk werk voor een brede doelgroep heeft neergezet. Maar gelukkig is er dan nog altijd de lezersjury.

Jij zegt het

jij-zegt-het-400

Met dubbele gevoelens begon ik vorige week aan ‘Jij zegt het’ van Connie Palmen, dat overigens niet alleen is genomineerd voor de Libris Literatuurprijs, maar eveneens voor de Belgische Fintro Literatuurprijs. Eerder was ik bij boeken van Connie Palmen afgehaakt om de toon die ik pretentieus vond, om het persoonlijke dat nooit universeel werd. Ditmaal was anders: het boek heeft mijn kijk op leven, liefde en dood veranderd.

Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van de bekende Engelse dichter Ted Hughes, die een bevlogen liefdesrelatie had met de Amerikaanse schrijver en dichter Sylvia Plath. Plath pleegde zelfmoord en haar man werd daar om verguisd. In deze roman geeft Connie Palmen stem aan Ted Hughes.

De rauwe, wrange band tussen de twee geliefden, die in geen enkel opzicht zonder elkaar konden, zit vanaf deze eerste scène in de toon:

Voor de meeste mensen bestaan wij alleen in een boek, mijn bruid en ik. De afgelopen vijfendertig jaar heb ik met een machteloos afgrijzen moeten aanzien hoe onze echte levens bedolven raakten onder een modderstroom van apocriefe verhalen, valse getuigenissen, roddels, verzinsels, mythen, hoe onze ware, complexe persoonlijkheden werden vervangen door clichématige personages, vernauwd tot simpele imago’s, op maat gesneden voor een sensatiebelust lezerspubliek.
En dan was zij de broze heilige, ik de brute verrader.
Ik heb gezwegen.
Tot nu.
Ze had iets van een godsdienstfanaticus, dat jakkerende verlangen naar een hogere vorm van zuiverheid, de heilige en gewelddadige bereidheid zichzelf – haar oude, valse zelf – op te offeren, te vermoorden, zodat ze opnieuw geboren kon worden, schoon, vrij, en bovenal echt.
In de zeven jaar die we samen doorbrachten heb ik haar nooit bij iemand – ook bij onze kinderen niet – gezien zoals ze was, zoals ik haar kende, de vrouw met wie ik leefde, de vrouw die me stampend als een tochtige merrie tot bloedens toe in mijn wang beet bij onze eerste ontmoeting.
We omhelsden elkaar niet, we vielen elkaar aan.
Briesend – van genot, van vreugde – rukte ik de rode haarband van haar hoofd, trok de zilveren oorringen van haar lellen, het liefst had ik haar jurk in flarden gescheurd, haar ontbloot van al die parafernalia van fatsoen, volgzaamheid en beschaving, van onechtheid.
Het was wreed, het deed pijn.
Het was echt.
We maakten elkaar buit.
Nog geen vier maanden later ben ik met haar getrouwd.
Van een vrouw die je bijt in plaats van kust, had ik moeten weten dat iemand liefhebben voor haar gelijkstond aan iemand bevechten. Van mezelf had ik moeten weten dat ik met het stelen van de sieraden alleen haar opsmuk had weggerukt en als trofeeën bij me had gestoken. Wie zo een liefde begint, weet dat er in het hart van die liefde geweld en vernietiging schuilgaat. Tot de dood erop volgt. Van meet af aan was het gedaan met een van ons.
Het was zij of ik.
In het verslindende geweld dat liefde heet, had ik mijn gelijke gevonden.

Nooit eerder heb ik de liefde omschreven gezien met zoveel passie, pijn en urgentie. De manier waarop Hughes vertelt hoe hij zijn ‘bruid’ helpt haar poëtische zelf naar buiten te brengen door haar masker af te nemen, maar daarin uiteindelijk faalt, is zó toegewijd en liefdevol en tegelijkertijd zó pijnlijk, dat de rillingen mij soms over de rug liepen. Dat is de grootste verdienste van deze roman.

Waar ik ontzettend van heb genoten, is de band tussen twee kunstenaars zoals Palmen die beschrijft, de diepgang die dat met zich meebrengt. De twee personages hebben een haast ongezonde afhankelijkheid van elkaar, maar zijn tevens elkaars belangrijkste bron van inspiratie. Op het moment dat Hughes besluit weg te gaan bij Plath om zichzelf ruimte en adem te gunnen, is hij ervan overtuigd dat zijn vrouw op eigen benen staat en hem niet meer nodig heeft om geniale en pure poëzie te schrijven. Juist dan pleegt zij zelfmoord.

Palmen is er niet alleen in geslaagd de oneindige liefde van Ted Hughes voor zijn vrouw geloofwaardig te maken, ook het personage van ‘mijn bruid’ en later ‘mijn vrouw’ staat als een dijk. Langzaam nam ik Sylvia Plath tot me, totdat ze onder mijn huid gekropen was en daar, dat weet ik tamelijk zeker, nooit meer vandaan zal komen. Het inlevingsvermogen maakt mij als lezer op een bepaalde manier medeplichtig als het gaat om haar zelfmoord. Ik ken het werk van deze Amerikaanse niet, maar heb de behoefte om álles van en over haar te lezen. Hughes’ geobsedeerde fascinatie voor Sylvia Plath werkt aanstekelijk.

Wel had ik voor het lezen van ‘Jij zegt het’ meer tijd nodig dan voor de vorige boeken van mijn leeschallenge. De lange, soms stroperige zinnen, het verheven taalgebruik en de zwaarte van de thematiek maakten dat ik na een half uur lezen behoefte kreeg aan een korte pauze, voor ik me weer in de tragiek van deze liefdesgeschiedenis kon storten. Ondanks dat heeft het boek zijn plaats op de twee shortlists dik verdiend!

Pogingen iets van het leven te maken

Het gapogingen iets van het leven te makenat goed met mijn voornemen meer te lezen. Elke dag een uur. Strikt genomen is dat niet gelukt; gemiddeld genomen wel. Tussen 13 en 23 maart heb ik ‘Pogingen iets van het leven te maken’ gelezen: het dagboek van de 83-jarige Hendrik Groen, die zijn laatste levensfase doorbrengt in een verzorgingshuis in Amsterdam-Noord.

Ik had het boek gekregen van een dierbare vriend (reden genoeg het te lezen), maar zou het niet zelf hebben uitgezocht. Op het kaft staat een getekend portret van een man die mijn opa zou kunnen zijn – niet echt sprankelend. Bovendien wordt in de promotietekst van Meulenhoff nadruk gelegd op het ‘luchtige’ en ‘openhartige’ karakter van het dagboek:

Hendrik Groen mag dan oud zijn, hij is nog lang niet dood en niet van plan zich eronder te laten krijgen. Toegegeven: zijn dagelijkse wandelingen worden steeds korter omdat de benen niet meer willen en hij moet regelmatig naar de huisarts. Technisch gesproken is hij bejaard. Maar waarom zou het leven dan alleen nog maar moeten bestaan uit koffiedrinken achter de geraniums en wachten op het einde?

In korte, ogenschijnlijk luchtige, maar vooral openhartige dagboekfragmenten laat Hendrik Groen je een jaar lang meeleven met alle ups en downs van het leven in een verzorgingshuis in Amsterdam-Noord. Op de laatste dag van het jaar zal het nog moeilijk zijn om afscheid nemen van dit charmante personage… (bron: website Meulenhoff)

Als één van mijn leerlingen het zou willen lezen voor de lijst, zou ik me nog wel een keer achter de oren krabben: was dit wel literatuur? Ik verwachtte weinig diepgang, een oppervlakkige plotstructuur en een hoofdpersonage dat zich niet of nauwelijks zou ontwikkelen.

Tegen alle verwachtingen in heb ik me kostelijk vermaakt met dit boek. Het leven in een bejaardenhuis wordt zó scherp en ironisch beschreven, dat ik vaak hardop moest lachen terwijl ik het las. Bewoners in het huis die opschudding veroorzaken door een aanslag op vissen met glacékoeken, ruzie in de file voor de lift, gedoe over het jaarlijkse uitje van de bewonerscommissie…

De belangrijkste personages zijn sterk neergezet en mankeren allemaal wel iets, waardoor de eindigheid van het leven pijnlijk voelbaar wordt: Evert verliest langzaam zijn ledematen, Grietje is dementerend en Eefje krijgt een beroerte. Dit geeft het boek, naast humor, ook een beetje diepgang.

Ook zitten er wel een paar spanningsbogen in het boek:

  • Het hoofdpersonage heeft een ‘mol’ bij de administratie, die geheime documenten voor hem doorspeelt naar een advocaat om uit te zoeken of de strenge regels die het verzorgingshuis handhaaft, eigenlijk wel legaal zijn. Gaat het de bewoners lukken om de regels aan te vechten?
  • De protagonist koestert een geheime liefde voor Eefje. Voelt zij ook iets voor hem?
  • Hoe lang zal het Grietje lukken om ‘zelfstandig’ te blijven wonen?

De eerste helft van het boek vond ik frisser, leuker en verrassender dan de tweede. Op een gegeven moment ging de humoristische schrijfstijl me een beetje vervelen. Hoewel ik nog steeds benieuwd was naar de afloop van de hierboven genoemde kwesties, stopte het onbedaarlijke lachen. Wat dat betreft werkt de structuur van de tekst niet mee: een kalenderjaar is een mooie kapstok voor een dagboekroman, maar misschien is het gewoon te veel.

Het nieuwe dagboek van Hendrik Groen, ‘Zolang er leven is‘, laat ik dus maar even aan me voorbijgaan.