Terwijl vijfdeklassers mijn lokaal binnenstromen, fluistert er één: “Wat zijn ze klein dit jaar.” Eersteklassers. Iedereen vergeet dat ze vorig jaar precies even klein waren als nu; dat komt doordat de nieuwelingen nog rondlopen met een open, nieuwsgierige blik, die na een aantal maanden verdwijnt. Na de kerstvakantie vallen ze niet meer op, dan horen ze erbij.
Voor eersteklassers is alles nieuw: klasgenoten zijn potentiële vrienden, docenten tutoyeer je en leren is leuk. Men kijkt de kat uit de boom, want de verhoudingen in de klas moeten nog worden bepaald. Helaas komt niet iedereen daar zonder kleerscheuren vanaf.
Neem nu Maarten. Hij is slim, sociaal en vrolijk en ziet er ook nog eens goed uit. Wel is hij opvallend korter dan zijn klasgenoten. Gisteren kwam hij de klas binnen. Hij ging in z’n eentje in het midden van drie tafels zitten en wachtte af wie er naast hem zouden plaatsnemen. Er liepen drie meiden naar hem toe, die graag naast elkaar wilden zitten. Daarom vroegen ze of Maarten misschien wilde verkassen.
Ik zag hem twijfelen. Maakte hij een afweging: me laten wegjagen en een loser zijn, of blijven zitten en dan maar een spelbreker? Hij lachte charmant naar de meisjes, maar bleef zitten. Krachtig. Gedurfd. De meisjes namen er geen genoegen mee en er ontstond gedoe. Ik reed dus naar het groepje toe en vroeg wat het probleem was.
Op dat moment kwamen er ook andere leerlingen bij, vooral jongens, die zich ermee gingen bemoeien. “Maarten is de kleinste van de klas, mevrouw,” riep er één. “Daarom wil hij graag bij de meisjes zitten!”
In één zin werd Maarten afgemaakt. Een concurrent minder bij het bepalen van de pikorde. Deze opmerking, die zogenaamd grappig was bedoeld, had als enige doel de een groter te maken ten koste van de ander. Zo ging dat dus.
“Ik vind dat helemaal geen leuke opmerking,” zei ik tegen de jongen, terwijl ik hem strak aankeek, “en wil daar straks graag even met je over verder praten.”
Na de les kwam de jongen schoorvoetend naar me toe.
“Ik wil het je wel uitleggen, maar volgens mij weet je best waarom ik boos werd, toch?”
Hij knikte.
“Zullen we afspreken dat je dit soort opmerkingen niet meer maakt?”
“Ja, mevrouw.” Hij verliet het lokaal.
Maarten heeft alles in huis om een geliefde vriend en klasgenoot te zijn. Ik hoop dat zijn klasgenoten hem én zichzelf die kans niet ontnemen.