Het gaat goed met mijn voornemen meer te lezen. Elke dag een uur. Strikt genomen is dat niet gelukt; gemiddeld genomen wel. Tussen 13 en 23 maart heb ik ‘Pogingen iets van het leven te maken’ gelezen: het dagboek van de 83-jarige Hendrik Groen, die zijn laatste levensfase doorbrengt in een verzorgingshuis in Amsterdam-Noord.
Ik had het boek gekregen van een dierbare vriend (reden genoeg het te lezen), maar zou het niet zelf hebben uitgezocht. Op het kaft staat een getekend portret van een man die mijn opa zou kunnen zijn – niet echt sprankelend. Bovendien wordt in de promotietekst van Meulenhoff nadruk gelegd op het ‘luchtige’ en ‘openhartige’ karakter van het dagboek:
Hendrik Groen mag dan oud zijn, hij is nog lang niet dood en niet van plan zich eronder te laten krijgen. Toegegeven: zijn dagelijkse wandelingen worden steeds korter omdat de benen niet meer willen en hij moet regelmatig naar de huisarts. Technisch gesproken is hij bejaard. Maar waarom zou het leven dan alleen nog maar moeten bestaan uit koffiedrinken achter de geraniums en wachten op het einde?
In korte, ogenschijnlijk luchtige, maar vooral openhartige dagboekfragmenten laat Hendrik Groen je een jaar lang meeleven met alle ups en downs van het leven in een verzorgingshuis in Amsterdam-Noord. Op de laatste dag van het jaar zal het nog moeilijk zijn om afscheid nemen van dit charmante personage… (bron: website Meulenhoff)
Als één van mijn leerlingen het zou willen lezen voor de lijst, zou ik me nog wel een keer achter de oren krabben: was dit wel literatuur? Ik verwachtte weinig diepgang, een oppervlakkige plotstructuur en een hoofdpersonage dat zich niet of nauwelijks zou ontwikkelen.
Tegen alle verwachtingen in heb ik me kostelijk vermaakt met dit boek. Het leven in een bejaardenhuis wordt zó scherp en ironisch beschreven, dat ik vaak hardop moest lachen terwijl ik het las. Bewoners in het huis die opschudding veroorzaken door een aanslag op vissen met glacékoeken, ruzie in de file voor de lift, gedoe over het jaarlijkse uitje van de bewonerscommissie…
De belangrijkste personages zijn sterk neergezet en mankeren allemaal wel iets, waardoor de eindigheid van het leven pijnlijk voelbaar wordt: Evert verliest langzaam zijn ledematen, Grietje is dementerend en Eefje krijgt een beroerte. Dit geeft het boek, naast humor, ook een beetje diepgang.
Ook zitten er wel een paar spanningsbogen in het boek:
- Het hoofdpersonage heeft een ‘mol’ bij de administratie, die geheime documenten voor hem doorspeelt naar een advocaat om uit te zoeken of de strenge regels die het verzorgingshuis handhaaft, eigenlijk wel legaal zijn. Gaat het de bewoners lukken om de regels aan te vechten?
- De protagonist koestert een geheime liefde voor Eefje. Voelt zij ook iets voor hem?
- Hoe lang zal het Grietje lukken om ‘zelfstandig’ te blijven wonen?
De eerste helft van het boek vond ik frisser, leuker en verrassender dan de tweede. Op een gegeven moment ging de humoristische schrijfstijl me een beetje vervelen. Hoewel ik nog steeds benieuwd was naar de afloop van de hierboven genoemde kwesties, stopte het onbedaarlijke lachen. Wat dat betreft werkt de structuur van de tekst niet mee: een kalenderjaar is een mooie kapstok voor een dagboekroman, maar misschien is het gewoon te veel.
Het nieuwe dagboek van Hendrik Groen, ‘Zolang er leven is‘, laat ik dus maar even aan me voorbijgaan.