’s Ochtends vroeg, een ADL-assistente aan mijn bed. Ze ruikt bekend, aangenaam. Naar mij; ze draagt mijn parfum. Ik wil niet dat zij bekend of aangenaam ruikt, en al helemaal niet naar mij.
Ze heeft niet één, maar drie dezelfde geurtjes als ik. De eerste, Eternity, was toeval: toen ik hier kwam wonen, had zij hem al. Nooit meer heb ik die geur gedragen; ik heb hem weggegeven aan een andere ADL’er. Ik ontdekte Light blue, een fris parfum met cederhouten ondertoon. Een heerlijke geur, echt mijn geur. Dit heeft maar kort geduurd: na drie maanden rook ik Light blue bij vier of vijf ADL’ers. Tot slot kocht ik Hynôse, een wat zoet, maar toch licht parfum. Echt een wintergeur, de enige zoete geur die ik ooit heb gedragen. En ook Hypnôse blijkt dus niet meer alleen mijn geur te zijn.
Parfum bij verzorgers is soms wat onprettig; er wordt je een geur opgedrongen waar je niet op zit te wachten. Dit is anders op je werk, op straat of bij vrienden. Dan ben je in het openbaar. In je eigen huis moet het ruiken zoals jij dat prettig vindt.
Maar toch, als een ADL’er dan ineens ruikt zoals jij zelf graag ruikt, is dat ook weer niks. Je identificeert je met die ander, tegen de bestaande persoonlijke verhoudingen in. Zolang ik aan mezelf denk als ik die ander ruik, is dat geen grote ramp; het wordt pas problematisch als ik aan die ander denk zodra ik de geur zelf draag. Wordt het tijd voor een parfumvrije zone in Fokus-land?