op mijn troon ben ik
koningin van de nacht
in het spiegelpaleis
zie ik mezelf
als subject van links
rechts
boven en onder, en ik
weet dat jij achter de spiegel staat
in het donker
blauwe fresia’s in
mijn schoot mijn blote voeten
in het vochtige gras
mijn troon mag aarden in de grond
ik draag mijn grijze pak
man op de troon en toch
koningin, in, in, in
ik aarzel niet
wijs met mijn scepter
laat niets bedekt
spontaan openen de bloemen
ik smelt en stol,
ontvlam
smelt en stol
droog en glijd mee
in het vocht aan mijn voeten
ik kijk door spiegels heen
ze breken af, één voor één
en het donker eromheen
wordt licht
ik verlicht