Jonge overtuigingen

Ik was vier jaar toen ik op een dag tijdens het avondeten aan mijn ouders vroeg: “Waar komt vlees vandaan?”
“Van de dieren.” Vanaf dat moment heb ik nooit een hap vlees meer gegeten, en dat terwijl ik vlees heerlijk vond.

Helaas accepteerden mijn kleuterjuffen mijn jonge overtuigingen niet. Als een klasgenoot op tomatensoep trakteerde, wilde ik de gehaktballen niet, maar ik moest ze van mijn juffen opeten. Daarom gaf ik ze stiekem aan mijn buurman/ of –vrouw, die mij met plezier van de ballen wilde af helpen. Ook vond mijn moeder eens een plakje ham in mijn rolstoel, dat ik tussen de voetenzak en de zitting had weggemoffeld toen we een traktatie met augurk en ham kregen. Ik moest het opeten, maar hoe streng de juffen ook waren, ik at er geen hap van.

Iets moeten is nog niet per se traumatiserend, zolang je er maar onderuit kan komen. Maar op een dag, toen ik tijdens de les naar fysiotherapie ging, verwisselden mijn juffen mijn boterham met muisjes met een boterham van een klasgenoot. Op deze boterham zat leverworst. “Zie je wel,” zei een van de juffen triomfantelijk, “je moeder wil ook dat je vlees eet.” Ik at die dag geen lunch. 

© Hann van Schendel, april 2009

Aan de schrijftafel

Sinds een week of twee heb ik geen internet meer. Niet omdat ik opeens heb besloten mijn tijd nuttiger te besteden, maar omdat ik had gehoopt inmiddels verhuisd te zijn.

Pas nu kom ik erachter hoe zeer ik eigenlijk verslaafd ben aan deze relatief jonge vorm van communicatie. Waar ik pas tijdens mijn vierde studiejaar voorzichtig de beschikking kreeg over het internet – ik betaalde nog per telefoontik -, zit ik tegenwoordig zeker twee uur per dag achter mijn pc. Om mijn mail te checken en verhuisregeldingen af te handelen. Rekeningen te betalen. Super Mario Bros 3 te spelen. Mijn Hyves-vrienden te onderhouden. En, zeker niet onbelangrijk op dit moment: om een nieuwe internetaanbieder te zoeken. Zonder internet kun je welbeschouwd net zo goed in een hutje op de hei zitten.

Toch heeft het ook voordelen om geen internet te hebben. Eén daarvan is dat ik weer lees. Gisteren heb ik in één ruk Het diner van Herman Koch uitgelezen. De hele dag in mijn joggingpak aan de keukentafel met een grote pot jasmijnthee – wat was dat lang geleden! Verder bel ik weer wat vaker met mijn vriendinnen, heb ik de katten vaker op schoot en ga ik zelfs af en toe vroeg naar bed. Maar het allerleukste van het geen internet hebben, is het schrijven in de kroeg.

Toen ik net voor de klas stond, richtte ik een poëzieclub op. Zes leerlingen, op één na allemaal afkomstig uit de bovenbouw van het atheneum, kwamen een jaar lang elke woensdagmiddag na schooltijd naar mijn klaslokaal om poëzie te schrijven. Mijn lokaal stonk op het einde van zo’n schooldag naar van hormonen doordrongen puberlijven. Hoe wijd ik de ramen ook openzette, de geur had zich genesteld in het meubilair en verdween dus niet. Ik besloot dat het anders moest. Op zondagmiddag ging ik met mijn leerlingen naar de kroeg, waar ze niet alleen een biertje namen, maar waar ze ook eens andere indrukken opdeden dan die van het muffige schoolgebouw. Ze mochten me geen mevrouw noemen. Ze schreven de sterren van de hemel.

Sinds die tijd heb ik zelden meer in een kroeg geschreven. Tot vandaag. In Springhaver, een café dat zich uitstekend leent voor schrijven. Ze hebben een bruine tafel met heel veel kranten, die worden gelezen door aan cognac nippende mannen. De bediening is niet gemaakt vriendelijk en er zitten vrouwen met netpanty’s en dreadlocks. Waar is het nou beter toeven dan op een plek als deze? 

als de bloedrode klanken
van jouw stille gitaar
het gebergte doen trillen

– een vrouw die de draak trotseert, met blote handen
het vuur koesterend in haar schoot –

als 19 honingwitte kaarsen
mijn inkt doen smelten op papier

laat het vuur dan nooit meer doven

© Hann van Schendel, november 2008 

Domeinnaam koppelen

Toegeven, ik ben niet echt een computermens. Ik ben niet alleen geen nerd – ik kan me niet in computers verplaatsen. Ik snap ze niet. Dat resulteert soms in frustraties, want tegelijkertijd kan ik geen dag zonder mijn computer. Ik werk ermee, schrijf erop, zelfs mijn identiteit wordt erop gevormd. Deze dubbelzinnige relatie met een gebruiksvoorwerp kost tijd. Veel tijd. 

Zo probeer ik al maanden een domeinnaam te koppelen aan mijn blog. Web-log.nl raadt daarvoor Argeweb aan, dus ik meld me aan bij Argeweb. Tot dusver is er nog niets aan de hand. Tot blijkt dat je ergens op Argeweb DNS-codes moet klaarzetten, die web-log dan weer oppikt. Hier gaat er iets mis.

Ik mail Argeweb. De helpdesk legt me uit wat ik verkeerd doe. Ik doe het beter, pas de instellingen op web-log aan en hé, het gaat weer mis. Ik controleer wat Argeweb me heeft opgedragen en ja, ik heb het echt goed gedaan.

Dan mail ik web-log. Ik leg het probleem uit, beschrijf wat ik er zoal aan heb gedaan om het op te lossen, maar web-log denkt dat de problemen bij Argeweb liggen.

Ik mail Argeweb. Ik krijg antwoord, verander weer iets en opeens verwijst mijn domeinnaam wel naar web-log, maar niet naar mijn blog. Deze blog bestaat niet meer, zegt web-log. Snel verander ik alles terug. Mijn blog doet het weer, mijn domeinnaam niet. Ik mail web-log. Zij dragen dezelfde suggestie aan als daarvoor. Ik ben weer terug bij af.

Eigenlijk heb ik hulp nodig van iemand die computers verstaat, die met liefde net zo lang cijfertjes invult totdat daar opeens mijn blog in beeld verschijnt als je mijn domeinnaam intypt. Voel jij je geroepen?

Oude liefde

Als kind schreef ik hele schriften vol met verhalen, geïnspireerd door klassiekers als Afkes tiental en Meester van de zwarte molen. In mijn puberteit werden lagere schoolmeisjes en –jongens vervangen door pubers die de wereld ontdekten, en in mijn studententijd? Toen had ik het te druk met leven. Pas toen ik voor mijn werk heel veel poëzie en literatuur las, herontdekte ik mijn oude liefde en begon ik aan de Schrijversvakschool.

In de loop van het jaar kreeg ik schrijfangst. Nog voor ik mijn pen op papier zette, werd ik bang voor het resultaat. Als het wel lukte om een verhaal af te schrijven, of een gedicht, en ik kreeg feedback, dacht ik dat het hele stuk maar beter zó de prullenbak in gegooid kon worden. Ook als die feedback niet zo zwaar was. Herschrijven? Dat lukte niet. Na twee versies kwam het stuk me mijn neus uit.

Dat was twee jaar geleden. Achteraf blijkt het helemaal niet zo erg te zijn: als ik eens iets teruglees, valt het mee. Dan denk ik: ‘Goh, heb ik dat geschreven?’ Door mijn weblog, die ik nu bijna een jaar bijhoud, heb ik zelfs weer plezier gekregen in schrijven. Daarom heb ik besloten dat ik terugga. Naar de Schrijversvakschool.

Ondanks mijn angsten had ik een positief advies gekregen, dus mag ik instromen in het tweede jaar. Essay ga ik doen, en proza. Twee avonden in de week, zodat mijn weekends vrij blijven.
“Krijg je het niet te druk?” Mijn vader is bezorgd. Ik snap het wel, want objectief gezien zou het zwaarder moeten worden. Maar in mijn hoofd is het licht.  Elke ochtend bij het opstaan heb ik er meer zin in:

schrijven … lezen … schrappen … schrijven … lezen … schrappen … schrijven … schrijven … schrijven … schrijven … schrijven …

Schrijven in het Componeerhuisje

 Walter MaashuisIk woon een concert bij in het Walter Maas Huis. Het huis, ooit bewoond door de joodse Walter Maas, is nu eigendom van een stichting die zich toewijdt aan culturele en met name muzikale verkenningen. Een prachtig huis: ronde ruimtes en harpvormige ruiten, ingezet in donkerhouten deuren. Op de keukenvloer liggen zwart witte tegels. De heldergroene tuin is omringd door bos en aan de rand van het grasveld staat een piepklein donkergroen huisje: het Componeerhuisje. In dat huis past precies een bed, een kleine schrijftafel en een douchecabine – voor het geval de componist langer nodig heeft dan een dag of twee.

Het Walter Maas-huis heeft iets sprookjesachtigs, met zijn rieten dak, de opstijgende nevel boven het pasgemaaide gras en de geur van hout, die je bij binnenkomst in één klap herinnert aan lang, lang geleden – wanneer ook alweer? Binnen staan grote eikenhouten tafels, een lamp met lampenkap van ongebleekt katoen en stoelen, sierlijk bekleed met zacht, donkergroen fluweel. Ik streel erover. Hier wil ik wonen.

Ik verlang naar een leven dat ik niet leid: het leven als schrijver. Mijn stoel aan de tafel bij het raam schuiven. De geur van het bos ruiken als het net heeft geregend, door de openslaande tuindeuren. Een kop met roze rozen waaruit ik thee drink. Stapels boeken. Lezen, kopiëren, leren. Creëren.

Natuurlijk hoeft het niet per se het Walter Maas Huis te zijn. Een eenvoudig bureau zou voldoende zijn, of zelfs maar tijd. Tijd die verstrijkt zonder verplichtingen. Even geen werk, geen hobby’s, geen vrienden. En dan na twee weken terugkeren: hier ben ik weer, leven. Neem mij terug.

Meer weten over het Walter Maas Huis? Klik dan hier.

Een eigen website

Voor mijn verjaardag heb ik een website gekregen. Van Melle, om mijn blog te upgraden tot iets vets. Iets kunstigs. Iets echt van mij, met mijn eigen domeinnaam en mijn eigen logo. Een pagina waarop ik kunst kon maken.

Nu ben ik haast digibeet te noemen en zie ik als een blok op tegen het in elkaar zetten van zo’n pagina. De vormgeving is het eerste probleem. Ik heb niet voor niets een standaardontwerp genomen voor mijn blog; als je iets moois wilt ontwerpen, moet je van goede huize komen, anders kun je daar beter iemand voor inhuren.

Het tweede punt is de inhoud. Als je iets wilt bijdragen op het web, moet je iets te vertellen hebben, vind ik. Op mijn blog weet ik wat ik wil laten zien: mezelf, in woorden. Die woorden komen steeds gemakkelijker naarmate ik meer schrijf. Maar wat gebeurt er als woorden kunst worden? Horen die dan thuis op een andere website, een website waarop ook andere kunst is te zien? En wat voor kunst dan?

Melle wilde me een duwtje in de goede richting geven. Een domeinnaam is in elk geval het begin van een eigen plek om dingen te creëren – een waardevol gebaar, waarvoor ik hem dankbaar ben. En toch, ik ben er nog niet klaar voor: ik weet nog niet welke plek welk deel van mezelf zou moeten krijgen op mijn site. Het komt erop neer dat ik mijn vorm nog niet helemaal heb gevonden.

Daarom heb ik een Flickr-account aangemaakt, om te beginnen. Flickr is een fotosite. Ik zet er foto’s op die ik kunstig vind, of die ik in elk geval de moeite waard vind om te laten zien. Neem er eens een kijkje als je benieuwd bent naar mijn foto’s.

Een dag zonder jou

Er hangt geen gevoel vandaag.
Ik me had verheugd
op een dag

waarin ik
opgehitst door kunstzin

pijn zou voelen of liefde
of leegte
tenminste.

© Hann van Schendel, februari 2008 

Indian summer

Ellis slaakt een zucht
en trekt haar lakens over
Lady Liberty
zwaait ons nog uit

De druppels op het dak
– twee emmertjes
water halen –
vervagen:

<grijsregel>

Rennen   racen   regen
voorbij
Een laatste stuiptrekking
voordat

Opwaaiende zomerjurken
een achtergrond van slagroom
op koffie
“This is what we call an Indian summer.”

© Hann van Schendel, november 2008