Huiswerkoverhoring

Al drie keer heb ik het lief gevraagd, en nu is de maat vol: achterin de klas zit een groepje eersteklassers de héle tijd door me heen te praten. Heel serieus en ook streng spreek ik hen toe. Dat ik mijn werk zo niet kan doen. Dat het me irriteert. Dat het klaar is. Nu. Braaf knikken ze. Ik zet de klas aan het werk.

Dan komt er een leerling naar me toe die iets niet snapt. Ik heb mijn blik nog niet in haar schrift geworpen, of ik hoor hard gelach op de achterste rij. Ik kan mijn aandacht niet bij de leerling en haar opengeslagen schrift houden en zet haar ‘in de wacht’ om het groepje achterin de klas toe te spreken. Mijn stem is hard en scherp, maar het lijkt niet binnen te komen; de leerlingen lachen er vrolijk om. En dan floept het zomaar uit mijn mond: ‘Donderdag huiswerkoverhoring. Wie het niet af heeft, krijgt een 1.’

Nog nooit in mijn carrière heb ik een huiswerkoverhoring gegeven. Sterker nog: ik geef (bijna) nooit huiswerk meer op – leerlingen moeten op school werken en thuis lekker voetballen. Ofzo.

Als de klas donderdag binnenkomt, pluk ik de onrustzaaiers eruit en zet ik hen vooraan, aan mijn bureau.
‘Waarom dát nou weer?!’
‘Omdat jullie de les verstoorden.’

Ik start de les:
‘Lieve kinderen. Ik ga géén huiswerkoverhoring geven. Het was een stom dreigement. Een daad van wanhoop, omdat vijf leerlingen niet deden wat ik wilde. Deze leerlingen,’ ik knik ze toe, ‘zitten nu vooraan. Jullie gaan de les niet meer verstoren, want de rest van deze klas wil wél werken. Wij gaan daar met z’n allen voor zorgen.’

Het is even stil. Dan zegt Jochem, één van de vijf: ‘Het werkte anders wel, mevrouw, want ik heb mijn huiswerk gemaakt.’ Hij klinkt teleurgesteld.
Ik lach hem vriendelijk toe. ‘Als je wilt, wil ik jou best elke les een huiswerkoverhoring geven, hoor.’
Verschrikt schudt hij zijn hoofd.

De les verloopt uitstekend: iedereen is aan de slag – ook de leerlingen die ik vooraan heb gezet. Als de bel gaat, geef ik hun een compliment: ‘Goed gewerkt, jongens.’

Als ze de volgende les weer mijn lokaal binnenkomen, kiezen ze, helemaal uit zichzelf, een plaats vooraan. Ze zijn de hele les betrokken en doen goed mee. Dat is fijn de vakantie ingaan, veel fijner dan met een huiswerkoverhoring. Voor de leerlingen, maar ook voor de juf.

Vrijdag de dertiende

Vrijdagochtend zes uur, mijn hulp V. sluipt door het huis. “Het is vandaag vrijdag de dertiende,” fluistert ze. Stomverbaasd kijk ik haar aan. 
“Geloof jij daarin?”
“Ik geloof dat er kleine dingen kunnen gebeuren, maar ook dat het weer goedkomt,” bekent ze. Als ik een beetje doorvraag, vertelt ze me dat ze die dag zal uitkijken voor zwarte katten.
“Zwarte katten, ben je daar bang voor?”
“Alleen op vrijdag de dertiende.”
Het zal wel. Ik ben niet bijgelovig.

Twee uur later kom ik op school. Ik heb het razenddruk, want ik heb nog een paar lessen voor te bereiden. Als ik binnenkom, word ik aangehouden door de conciërge. “We hebben een probleem,” zegt hij: “de lift is kapot.” 

Mijn lessen kan ik wel voorbereiden: aan de balie van de conciërges, waar een computer staat. De liftreparateur is gebeld, maar die kan pas twee uur later komen. Dan moet ik er al twee lessen hebben opzitten. De rector komt naar beneden. Kan ik geen les geven in de aula? Ik slik. Op mijn rooster staat een tweedeklas, bestaande uit dertig hormoonbommetjes die zelfs in een normaal klaslokaal – een relatief prikkelarme omgeving – amper op hun stoel te houden zijn. Gelukkig wordt er een surveillant gevonden en kan ik de lesstof overdragen. 

Zodra de les boven is begonnen, begint het te kriebelen. Heb ik me nou echt laten kisten door een kapotte lift? Ik kan het bijna niet geloven. De volgende twee uur ga ik lesgeven – in de aula!

De aula is groot en galmt – ik moet de leerlingen niet te ver uit elkaar hebben. Daarom laat ik hen tafels aanslepen, zodat er een studiehoek ontstaat. De instructies geef ik vandaag niet klassikaal; in plaats daarvan rijd ik bij de tafelgroepen langs. Het heeft wel wat: wonderwel wordt er hard gewerkt, misschien nog wel harder dan gebruikelijk. En het is nog gezellig ook.

Afbeelding

Aan het eind van de ochtend race ik in mijn auto naar huis om naar de wc te gaan, want ook het toilet op school is niet bereikbaar zonder lift. Als ik terugkom, doet de lift het weer en ’s middags geef ik weer les in mijn eigen, knusse lokaal. 

Als V. me ’s avonds in bed legt en ze mij vraagt hoe mijn dag was, antwoord ik: “Ach, er zijn kleine dingen gebeurd, maar alles is goedgekomen.”