De Avonden: op expeditie

Rituelen maken het leven mooier. Daarom besloot ik op 20 december om ook dit jaar weer ‘De Avonden: een wintervertelling’ van Gerard Reve te lezen. Het boek speelt zich af tussen 22 en 31 december 1946. Het toeval wilde dat 22 december in 2019  op een zondag viel, net als in 1946. Reden te meer om het boek nog eens te herlezen.

Bron: Paulien Cornelisse in De Volkskrant, 20 december 2019

 

Samen lezen is leuker en motiverender dan alleen; je hebt een stok achter de deur én je kunt ervaringen delen. Ik deed daarom dit jaar, net als in 2011 en 2013, een oproep om samen te lezen, ditmaal onder mijn vrienden en collega’s. Eén collega reageerde enthousiast – en prompt hadden we tien dagen lang app-contact over de personages, thema’s, motieven en betekenislagen in het boek.

Als je een boek meermaals herleest, vallen steeds weer andere dingen op. Zo had ik de thematiek (de angst voor de dood) al eerder herleid. De pesterijen van het hoofdpersonage (Frits van Egters) over kaalhoofdigheid en dodelijke ziektes verwijzen naar dood/verval, evenals de oorspronkelijke ondertitel van het boek: ‘een wintervertelling’. Bovendien wordt de protagonist voortdurend geteisterd door dromen waarin camouflagemotieven, opgestoken rechterhanden en doodskisten veel voorkomen. Deze dromen verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog en het trauma dat Frits naar mijn idee heeft.

Niet alleen het herlezen, ook het samen lezen levert nieuwe inzichten op. Nu ik het boek met mijn collega las, kwamen we er al app’end achter dat ook de vader van Frits’ schoonzus Ina verwijst naar de oorlog: de man heet Adelaar (naar het wapen van Nazi-Duitsland), draagt zijn haar zijwaards over zijn deels kale hoofd (net als Hitler) én hij heeft een volumeregelaar voor zijn radio op schoot, waarmee hij op afstand aan de knoppen draait.

Het leek me leuk deze leeservaring af te sluiten in café De Avonden in Betondorp, waar Reve opgroeide, maar het café bleek op nieuwjaarsdag gesloten. In de zoektocht naar een andere plek waar de geest van Reve moest ronddwalen, kwam mijn collega erachter dat Reve niet zijn hele jeugd in Betondorp had gewoond; daarna was de familie verhuisd naar Oud-Zuid.

“Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de twee en twintigste December 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters ontwaakte.”

Dit is de openingszin van ‘De Avonden’. De Schilderskade bleek in werkelijkheid de Jozes Israëlskade 116 (na hernummering 415) te zijn. En dus spraken we daar af, om vervolgens op expeditie te gaan. Maar voor we de routes gingen lopen die Frits van Egters moest hebben gelopen tijdens zijn dagelijkse avondwandelingen naar zijn vrienden en broer, bekeken we eerst het huis goed. Als ware literaire detectives keken we naar binnen in het appartement op de eerste verdieping.

‘Hier moet Reve hebben zitten schrijven!’ 

‘Ja, en daar keek hij uit het raam toen hij het hondje van de buren zag!’.

Vervolgens liepen we rond, speurend naar andere clues uit het boek.

‘De Lantaarn, de bioscoop waar Frits in het boek naartoe gaat, moet Cinetol zijn geweest!’ En inderdaad, de oude bioscoop in het buurtje van Frits van Egters leek zowaar op een lantaarn.

Het was koud, dus we besloten iets te gaan drinken in hotel Pestana. Daar pakten we het boek er nog eens bij en reconstrueerden we waar de huizen van Louis, Bep en Victor moeten zijn geweest. Hoe meer we ontdekten, hoe enthousiaster we werden. Ik voelde me net een kind dat een speurtocht deed. Helaas ontbrak het ons aan tijd om álle routes te lopen. We spraken wel af: dat doen we een keer als de kou uit de lucht is.

Onze expeditie smaakte naar meer. Dezelfde week nog lazen mijn collega en ik ‘Werther Nieland’, het boek dat Reve na ‘De Avonden’ schreef en dat zich wél in Betondorp afspeelt. Om straks snel weer op expeditie te gaan, noteerde ik alvast alle plaatsen uit het boek die we beslist moeten opzoeken. En ja, dan drinken we vast en zeker een kopje thee in café De Avonden!

Meer weten over de parallellen tussen het verhaal en de werkelijkheid? Hier vind je een overzicht.

 

Cygnus leest De avonden

Tijdens een literatuurles in de vijfde, net voor de kerstvakantie, werd ik aangesproken door een leerling die maar niet tot een boekkeuze kon komen. Hij was niet echt een lezer, maar om hem nou met iets simpels als Het gym of De buitenvrouw weg te sturen – iets wat ik nog wel eens doe om leerlingen aan het lezen te krijgen -, voelde onbevredigend; de leerling was uiterst serieus en slim. ‘Weet je wat?’ zei ik, ‘Misschien moet je gewoon De avonden lezen, van Gerard Reve.’ Hij had er nog nooit van gehoord, maar pakte zijn agenda en een pen en noteerde de titel.

Dit inspireerde mij om, evenals twee jaar geleden, dit boek zelf ook weer eens te lezen in de periode dat dit traditioneel wordt gedaan: van 22 december tot en met 31 december, precies op de dagen waarin het boek zich (in 1946) afspeelt. Deze keer wilde ik het echter niet alleen doen, en dus plaatste ik een oproep binnen school. In alle bovenbouwklassen waaraan ik lesgeef, vertelde ik over mijn plan en vroeg ik de leerlingen mij te steunen door mee te lezen. Alle andere bovenbouwklassen stuurde ik een informatieve e-mail met uitnodiging om mee te doen, evenals mijn collega’s. In het informatiebulletin voor ouders plaatste ik een nieuwsbericht: Cygnus leest De avonden.

Samen lezen is vooral leuk als je er ook samen over kunt praten. Daarom maakte ik een besloten Facebook-groep aan, waar collega’s en leerlingen leeservaringen konden uitwisselen. Binnen enkele dagen waren er 34 leden: tien medewerkers en 24 leerlingen van het Cygnus Gymnasium. Daarnaast hadden ook enkele collega’s zonder Facebook al laten weten mee te zullen lezen.

Op 22 december werd het spits afgebeten door een leerling uit de zesde klas, die het eerste bericht in de Facebook-groep plaatste: Frits lijkt mij een verveelde puber. Of is dit zelfprojectie? Snel daarna volgden diverse berichten waarin Frits’gedrag werd geanalyseerd vanuit een hedendaags referentiekader:

* Frits die niets kan vinden op de radio als hij alleen thuis is, doet mij denken aan lusteloos zappen op de bank…

* Waarom is Frits zo gierig (of is het prijsbewust) met zo’n cadeau en een reep van 40 cent, erbij zeggend: “Het is heel duur, ze hadden ook goedkopere…”

* Ik vind die Frits zó autistisch overkomen, wauw. […] Die gesprekken die hij met andere mensen voert zijn zo plastisch. Of ook op die reünie van z’n middelbare school: ‘Oh, hij heeft iets gezegd. Dan moet ik nu iets zeggen. En nog een vraag stellen’. Hij praat echt via zo’n stappenplan.

* Jaa klopt. En hij merkt alles op. Dat hoort toch ook bij autisme? Dat je ‘onbelangrijke prikkels’ niet kan onderscheiden van de belangrijke

* Ik maak ernstige bezwaren tegen de term autist. Waarom niet: kunstenaar in wording, adolescent, eenzaam iemand. Die eenzaamheid kennen we toch allemaal? En dat gek-makende geklets van je ouders…

Duidelijk werd dat Reves personage Frits van Egters – een twintiger in de jaren veertig – ook nu nog genoeg stof tot discussie oproept. Een andere vraag die het boek opriep, was of het nou vooral humoristisch bedoeld was, of dat er een diepere laag zou zijn. De verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog kwam hierbij veelvuldig naar voren:

* Ben ik de enige die hier de humor van inziet of mis ik de diepere laag?

* Ik zit me steeds af te vragen waarom je na de Tweede Wereldoorlog zo’n boek schrijft. De vraag is of in deze periode de economie zo’n belangrijk onderwerp is. Het boek doet me denken aan een boek als Extremely loud & Incredibly close van Jonathan Safran Foer of muziek van Bruce Springsteen, The Rising: er is een wereldramp gebeurd en hoe ga je dan nog iets zinnigs schrijven of zingen. Heeft dat geweld tegen dieren in de avonden daar iets mee te maken? Waarom is het ‘kaal zijn’ steeds een motief? Is de werkelijkheid na de oorlog zo eenvoudig dat je dromen hebt om te ontsnappen?

* Hoofdstuk IV verwijst naar mijn idee veel meer naar WOII dan de hoofdstukken daarvoor: 1. op de radio wordt gesproken over het thuis kweken van bloembollen, 2. Frits hoort het geluid van een trein, 3. er komt een (gas)lucht uit de kachel, 4. Frits tekent een snor op zijn bovenlip, 5. er wordt gerefereerd aan executies door een insect te verbranden, 6. zijn Walters ouders omgekomen? – en zo nog meer. Ook qua toon wijkt het hoofdstuk af; waar ik in de hoofdstukken daarvoor regelmatig moest gniffelen vanwege de ook door D. opgemerkte humor, vond ik de toon hier wrang. Maar waarom ik hier op kom: zou de kaalheid niet verwijzen naar de concentratiekampen?

Naarmate het eind meer in zicht kwam, werd ten slotte de rol van de vrouw steeds belangrijker in de Facebook-discussie:

* Hoe zien jullie de rol van vrouwen in De avonden? Als het in hoofdstuk VII over wetenschap gaat, zegt Frits tegen Joosje: “U neemt me niet kwalijk, dame, dat ik tot een onderwerp kom, dat u misschien weinig belang inboezemt?”

* Ik denk dat Gerard zelf heeft zitten gniffelen bij zijn vondst van het werkwoord inboezemen :-)) Vrouwen komen er grosso modo niet best vanaf, maar bij dat geslacht lag natuurlijk ook niet per se de sympathie van de auteur…

Niet alle leden van de groep haalden 31 december, maar veruit de meeste wel. Het enthousiasme was overweldigend:

* Ik heb het boek geleend van de bieb maar ga het met terugwerkende kracht kopen! De eerste blz van hfst 8 zijn ook te goed om niet te kunnen herlezen…

* Ja, ik ga dit elk jaar doen. Ik vind het MEESTERLIJK!!

Natuurlijk gaven deze reacties mij enorm veel energie, maar de kers op de taart was de volgende e-mail, die ik aan het einde van de kerstvakantie kreeg van een leerling:

Beste mevrouw Van Schendel,

Onder lichte druk van mijn ouders heb ik in de vakantie De Avonden van Gerard Reve gelezen. […] Ik ben herhaaldelijk gewaarschuwd dat het een verschrikkelijk saai boek is, maar daar ben ik het totaal niet mee eens. Het is waar dat er niet een echte spanningsboog is, maar de schrijfstijl van Reve is zo fenomenaal dat ik het geen moment saai heb gevonden. Verder geeft het perfect de periode waarin het plaats vindt weer, de jaren 40, na de oorlog. Het is niet een ‘leuk’ boek maar wel een boek waarvan ik het goed vind dat het er is. Maar er is een belangrijker reden waarom ik blij ben dat ik het gelezen heb.

De hoofdpersoon, Frits, en ik hebben namelijk last van eenzelfde probleem. In het eerste hoofdstuk wordt Frits vroeg wakker en ziet dit als een kans om de dag goed te besteden. Echter, wanneer de dag voorbij sluipt, krijgt hij door dat hij niets doet. Als een dagdeel voorbij is bemerkt hij dat hij nog niets heeft gedaan. In plaats van vervolgens wel iets te doen eindigt Frits zijn dag zonder iets gedaan te hebben. Ook bijvoorbeeld op dag acht, na een avond van drank en feest plant hij wat hij zal doen als hij opstaat, waarna hij weer gaat liggen en in slaap valt. Hij weet dat hij niets doet en hij wil wel wat doen, maar hij blijft niets doen. Ik zou zin krijgen hem wakker te schudden. Maar ik weet dat ik hier ook last van heb. Ik wil wel wat doen en ik weet dat ik niets doe, maar ik blijf niets doen. Dit is een ellendig en vervelend probleem. Het resultaat is bijvoorbeeld te zien in de niet ingeleverde boekopdracht van blok één.

[…] Maar dit probleem uit zich niet alleen in opdrachten voor school, maar ook in dingen die ik voor mezelf wil doen, zoals schrijven. Het probleem is voor mij dat ik heel graag dingen gedaan wil hebben, maar het me niet lukt me er toe zetten dingen te doen. Ik ga vanaf nu echter gewoon elke dag een plan maken voor wat ik de volgende dag ga doen, zodat het makkelijker is me ertoe te zetten dingen te doen.

Deze e-mail is stap één in het proces van het bovenstaande probleem af te komen. Stap één in het proces wel dingen te doen. Dus bij dezen wil ik u nog bedanken voor het organiseren van ‘Cygnus leest De Avonden’ en natuurlijk Gerard Reve zelf voor het boek, omdat ik sterk het idee heb dat het boek me hierbij geholpen heeft.

Ik kreeg een brok in mijn keel. Dáár doe ik het dus allemaal voor.

En wat betreft De avonden: dat saaie, oubollige en gekke boek van Reve blijkt niet voor niets in de top drie te staan van de Canon van de Nederlandse letterkunde. Volgend jaar lees ik het weer. Wie doet er mee?

De Avonden

“Mensen, ik ga dit jaar De Avonden lezen. Wie doet er mee?” Hoewel ik volgens mij heel enthousiast klink – ik doe althans mijn best -, kijken mijn vijfdeklassers me niet-begrijpend aan. “De Avonden, van Gerard Reve,” licht ik toe. Nog steeds alleen maar verbaasde blikken. Ik vertel over Gerard Reve (één van ‘de Grote Drie’) en over het boek, dat zich afspeelt tussen 22 en 31 december. Ik leg uit dat het een traditie is om het boek in deze periode te lezen. “Je hoeft dan elke dag maar één hoofdstuk, dus voor je het weet heb je het boek uit. Ik ga het dit jaar ook doen,” zeg ik, “en het lijkt me fijn als jullie meelezen. Het is namelijk ontzettend saai.”

Nu beginnen er een paar leerlingen te gniffelen. Waarom zouden zij dit dan moeten lezen? Een terechte vraag. Ik antwoord: “Omdat het geniaal is. Een klassieker onder de klassiekers. Misschien wel hét boek uit de Nederlandse literatuur.” Als ik probeer onder woorden te brengen wat het boek dan zo geniaal maakt, zie ik leerlingen iets rechterop gaan zitten. Reve heeft saaiheid en verveling zó overtuigend op papier gezet – geen woord te veel heeft hij gebruikt -, waardoor je de beklemming van het hoofdpersonage zelf voelt. Je waant je in een andere wereld: die van Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog. “Ik vind dat je dit als gymnasiast echt gelezen moet hebben,” besluit ik mijn betoog.

“Hoe lang doe je over een hoofdstuk?” vraagt er een. “Ach, dat weet ik niet. Drie kwartier ofzo?” Daarmee neemt hij geen genoegen. Hij opent zijn laptop om te checken hoeveel pagina’s het boek telt: tweehonderdzevenentachtig. “Bent u gek geworden?” roept een andere leerling uit. Hij baseert zijn boekkeuze altijd op het aantal pagina’s, met het gevolg dat hij vooral dunne boeken op zijn lijst heeft staan, maar helaas maar zelden een boek dat hem echt aanspreekt. Ik vrees dat De Avonden aan hem sowieso niet is besteed, maar besluit dat maar niet te zeggen.

“Mag je het op je lijst zetten?” vraagt een andere leerling. Zij beweert al het hele schooljaar dat ze een broertje dood heeft aan lezen, maar intussen heeft ze al zeker twee romans verslonden. “Natuurlijk!” roep ik uit. De grootsheid van Reve lijkt nog niet helemaal te zijn doorgedrongen tot mijn vijfdeklassers.

Dan blijft het akelig stil. Niet één leerling meldt zich aan voor mijn idee om elkaar in de kerstvakantie dagelijks te mailen met het doel het hoofdstuk van die dag kort te bespreken. Ook in mijn vierde klassen krijg ik nul op rekest. Ik kan het niet helpen; ben toch enigszins teleurgesteld.

Op donderdag 22 december loop ik al een dag achter. Het kerstdiner en -gala maken dat ik geen tijd heb om het boek open te slaan. En op vrijdag werk ik. Ik ben eigenlijk al niet meer echt gemotiveerd om De Avonden te lezen. Misschien sla ik maar een jaartje over. Tot er na de kerstviering in de kerk een van mijn leerlingen naar me toe komt. “Wanneer moet je ook alweer beginnen in dat boek?” vraagt hij. “Ik wil graag meedoen!” Ik vertel hem dat hij, net als ikzelf, inmiddels een dag achterloopt, maar dat één dag nog makkelijk in te halen is.

Hoewel Melle al ruim op tijd twee exemplaren had klaargelegd en zelf wel op tijd was begonnen, lukt het mij pas zaterdagavond. Ademloos lees ik in een ruk de eerste twee hoofdstukken uit. En vandaag weer twee – ik ben bij! Zou mijn leerling nu ook aan het lezen zijn? Hij moest eens weten… nét even dat extra duwtje in de rug.