Til me op en draai me rond

Ook dit jaar zijn we weer op vakantie geweest naar Charme. Een week lang schrijven, theater maken, beeldhouwen en dansen… Een ongelooflijk fijne invulling van de vakantie. Dit jaar heb ik veel geschreven, onder andere het gedicht Huidhonger (dat ik heb geperformd in een kas!) en de spoken-word-tekst Racines requiem, over samenzijn op Charme in deze gekke coronatijd.

Dag 3 begon raadselachtig. We zaten rond de kampvuurplaats, waar de workhopleiders ons meenamen in het dagprogramma. ‘We gaan kijken naar een dansanimatie,’ vertelde Ruud, de schrijfdocent, ‘en schrijven daar een eigen tekst bij.’ Ik had geen idee wat ik me daarbij moest voorstellen, maar besloot ervoor te gaan.

Eenmaal in de workshop werd de opdracht concreter. Ruud liet ons de korte film Thought of You van animator Ryan Woodward zien, maar dan zónder het geluid dat er oorspronkelijk bij hoort. Tijdens het kijken schreven we op wat er in ons opkwam. Bij mij waren dit woorden als ‘Woeah’, ‘Pff’, ‘Haaah’ en ‘Tinkelbel verdwijnt als een spook’.

Vervolgens luisterden we naar elkaars associaties en bedachten we: hoe gaan we van al die verschillende geluiden nu één filmpje maken? Dat leek een onmogelijke opgave. We besloten elk een eigen tekst te schrijven en gingen aan het werk.

Bij mij ontstond de volgende tekst:

De dag begint en hij wordt wakker met een nieuw gevoel: hij zoekt naar zijn naam.
Plotseling duikt daar iets op. Een letter, een klank misschien.
Hij wil het pakken, vastgrijpen,
maar het stroomt als water door zijn vingers.
Alladin is uit de lamp. Hoeveel wensen mag hij doen?
Til me op en draai me rond. Geef me kleur
en ik zal weten wie ik ben.

Hann van Schendel,  4 augustus 2020

Terwijl ik schreef, moest ik steeds denken aan Gavotte – Arr. for Cello and Piano van Jean-Baptiste de Lully (uitgevoerd door Mischa Maisky), een prachtig muziekstukje dat ik al mijn hele leven met mij meedraag. De lengte van dit arrangement bleek precies even lang te zijn als Thought of You. Het arrangement was perféct bij deze dans; het leek er wel voor gemaakt!

Ik zette mijn tekst onder het beeld en zette daar vervolgens de Gavotte onder. Zie hier het resultaat (of klik op de afbeelding):

Schrijver

Ik ben een schrijver. Dat weet ik al sinds mijn tiende, maar het heeft even geduurd voor mijn schrijverschap een vaste en stabiele vorm aannam; binnenkort hoop ik mijn roman af te maken. Dat het ooit zover zal komen, voelt als een wonder dat me overkomt; tegelijkertijd is het bijna een onvermijdelijk gevolg van de weg die ik ben gegaan.

Het begon allemaal met ‘Afkes tiental’, een ouderwets en moralistisch boek uit 1903 over een groot, arm en toch gelukkig gezin. Lyrisch was ik over dat boek, en hoewel het nog steeds in mijn kast staat, ben ik er nooit aan toegekomen het uit te lezen; in plaats daarvan kocht ik een geel schrift en schreef ik mijn eigen verhaal over een groot gezin waarin alles koek en ei was. Erg interessant werd dat verhaal niet, hoe enthousiast mijn toenmalige klassenjuf ook reageerde op mijn met vulpen volgeschreven schrift. Toen ik de leeftijd van mijn personages was ontstegen – ik moet toen een jaar of dertien zijn geweest – belandde het schriftje in de oudpapierbak. Kennelijk was het schrijven over een groot en gelukkig gezin vooral een manier geweest om te dromen over iets wat ik zelf niet had: broertjes en zusjes. Literaire kwaliteiten bevatte mijn schriftje niet; gezonde zelfkritiek is geen overbodige luxe.

Intussen was ik dagboeken gaan bijhouden, maar die waren niet bedoeld voor andere ogen dan de mijne. Wel ging ik brieven schrijven. Mijn hele middelbareschooltijd ging eraan op. Elke vakantievriend of -vriendin werd een penvriend en de brieven namen al snel de vorm aan van kleine boekwerkjes: vijftien kantjes per brief vormden geen uitzondering. Er ging geen dag voorbij waarin ik geen brief schreef of ontving; tijdens de lessen op school besteedde ik meer tijd aan schrijven dan aan schoolwerk. Zelfs met mijn docent wiskunde correspondeerde ik, via een ‘floppy’ die tussen ons heen en weer ging. Met de komst van de cd-rom (en het verdwijnen van de floppydisk) is deze correspondentie helaas verdwenen en ook de meeste andere brieven hebben de tand des tijds niet doorstaan. Boven op mijn boekenkast staat één doos met brieven: die van mijn ouders. Deze brieven bewaar ik, maar die van anderen belanden vroeg of laat in het oud papier; ik heb nu eenmaal geen ruimte voor een archiefkast.

Toen ik ging studeren, kwam er een einde aan het dagelijks schrijven van brieven. Ik richtte mijn pijlen op essays en artikelen voor faculteitsbladen en tijdschriften, waardoor mijn teksten zakelijker werden. Wel bleef ik dagboeken bijhouden, tot ik in 2005 het basisjaar van de Schrijversvakschool volgde. In het begin was het heerlijk om alles van mezelf te geven in literaire teksten, maar al snel ging ik me onzeker voelen over mijn teksten en ging ik meer schrappen dan schrijven: er bleef niets over. Wat begon als een droom, eindigde in een nachtmerrie: ik zette geen pen meer op papier. Zelfs mijn dagboeken bleven leeg.

In 2010 begon het weer te kriebelen; ik wilde schrijven, maar kon niet de discipline opbrengen om het in mijn eentje te doen. Daarom schreef ik mezelf in bij ScriptPlus, waar ik een creatieve schrijfcursus volgde, deze keer zonder de destructieve zelfkritiek van vijf jaar daarvoor. Ik schreef een kort verhaal waar naar mijn gevoel méér in zat: een roman. Er kwamen Moleskine-boekjes in huis waarin ik de personages uitwerkte, de verhaallijnen uitschreef en een plotstructuur op papier zette. Intussen startte ik deze blog, een vingeroefening voor het echte werk; ik wilde weer plezier en vertrouwen krijgen in het schrijven.

In de herfstvakantie van 2013 vertrok ik naar een hotel in the middle of nowhere, waar ik de eerste serieuze stappen zette met mijn korte verhaal. Vier volle dagen schreef ik, in mijn eentje op een hotelkamer, van ’s ochtends acht tot ’s avonds tien. Alleen om te eten pauzeerde ik. Ik voelde me een non in een klooster, toegewijd aan mijn werk. Het smaakte naar meer; in de kerstvakantie ging ik weer. Naar hetzelfde hotel, in dezelfde kamer. Zodra ik de geur in de kamer rook, stond ik in de schrijfmodus en aan het einde van die tweede retraite begon mijn korte verhaal zich te vormen tot een roman; de personages waren gaan leven en het verhaal ontwikkelde zich buiten de door mij bedachte verhaallijnen om. Afgelopen zomervakantie boekte ik opnieuw een vijfdaagse en deze keer begon mijn schrijvershart al sneller te kloppen bij het zien van de foto’s op de boekingssite. Dit was slechts een opmaat naar de flow waarin ik, eenmaal achter mijn computer op de hotelkamer, terechtkwam. Aan het einde van deze laatste retraite was mijn roman bijna af.

Gek genoeg lukt het thuis niet, schrijven. Toen ik de laatste keer thuiskwam, had ik er alle vertrouwen in dat ik het gevoel, de inspiratie en de werklust uit mijn hotelkamer had meegenomen, maar toen ik ’s avonds mijn computer aanzette om mijn werk te voltooien, gebeurde er niets. Daarom ga ik nog één keer op retraite, in de kerstvakantie. Zelden heb ik zó uitgekeken naar een vakantie. Het gaat gebeuren: die roman komt er.

Ik ben een schrijver; het is een wonder en tegelijkertijd een onvermijdelijk gevolg van de weg die ik ben gegaan. Kennelijk kruipt het bloed waar het niet gaan kan.

Belofte

als jij op je grote schip
verdwijnt
in de diepe zee van dit bestaan

en ik <dampend>
in koele stille gronden
achterblijf

met trillende vingers
biddend tot mijn zilte zeemeermin
haar roze, wimperloze gezicht
haar armen wijd open, uitnodigend
in het luchtledige
haar kleurloze, vervilte staart

geamputeerde vrouwelijkheid

als ik hier op je wacht
kom jij dan bij me terug?

© Hann van Schendel
mei 2013

Dit gedicht is geïnspireerd op onderstaande foto, uit de tentoonstelling van Henk Wilschut in het museum Jan Cunen.

Henk Wildschut
Henk Wildschut

Goudvis

Ik wil een goudvis op een blikje plakken.
Als cadeaupapier, maar dan minder oranje.
Dansen op het strand, ’s avonds
veel te laat thuiskomen en dan ook nog dronken.
Ik wil verdrinken,
bovenkomen als een doorgezakte nacht in de film.

Uit kleine flesjes wodka drinken.
In leer poseren op een brug
in het water
verdrinken wil ik in de blauwheid van de lucht.
Onherkenbaar water drinken
wijn vergieten.

Ga je met me mee in bad?

Een gesluierde goudvis, kwetsbaar verlegen,
met een leren maskertje ronddrijvend
in mijn witte wijn.

© Hann van Schendel, 25 maart 2013

Voor Martin

Het liefst zou hij gelukkig zijn
maar hij weet niet hoe dat moet.
Omgevlogen
(zonder herinnering).
Hoeveel tijd heb je nodig om te leren?

Lelijke dingen raken iets
dieper
dan schoonheid

Hij heeft nog één minuut
en schrijft

een gedicht.

© Hann van Schendel, 20 maart 2013

De streepjescode

Ik ben de minst productieve schrijver die ik ken. Drie jaar terug begon ik aan mijn roman en er zijn pas drieduizend woorden geschreven – het overgrote deel hiervan in een tijdsbestek van twee dagen. En toch ben ik een schrijver. Ik ben alleen bang.

Die angst om te verdiepen, te voelen, beleven en dingen vast te leggen, vertaalt zich in onwerkelijke vormen. In het begin had ik nog niet door dat er iets aan de hand was. Zo’n twee jaar geleden wilde ik een doorbraak maken met het schrijven van mijn boek, door mij een zomerweek lang in een blokhut op de hei af te zonderen. Geen man en kind mee, geen ander gezelschap, alleen een kloosterleven met aan het eind van de werkdag een beloning in de vorm van een luxe maaltijd in een restaurant. (Ik vind het zeer opwindend om alleen uit eten gaan. Aan de ene kant voel je je alleen en dus ook een beetje zielig – waarom zou je zoveel geld spenderen als er niemand is om het genot mee te delen? -, aan de andere kant is er tenminste échte aandacht voor de maaltijd als die niet hoeft te worden gedeeld met een tafelgenoot. De bediening is trouwens veel aardiger als je alleen bent. Je bent de koning te rijk.) Helaas mocht het niet baten: ik reed door een kuil in het bos, viel uit mijn rolstoel en brak mijn rechterschouder. De rest van die zomer kon ik niet meer schrijven.

Kort daarna probeerde ik iets anders: Moleskine-boekjes. Alleen al door ze aan te schaffen, voelde ik me een echte schrijver. Ik heb een hele collectie aangelegd: grote, kleine, zwarte, gekleurde, met harde en met zachte kaft, met lijntjes en zonder lijntjes… Ook bedacht ik systemen om mijn verhaal erin te ordenen: een paars boekje voor de uitwerking van het ene personage, een groen voor het andere. Een zwart boek (met harde kaft) voor de plotstructuur, waarin ik met paars en met groen masking tape aangaf vanuit welk perspectief de scène moest worden beschreven. Meer dan tien bladzijden zijn er nooit beschreven.

Omdat ik thuis niet toekwam aan het volschrijven van die boekjes, boekte ik vorig jaar rond deze tijd een hotel in het bos. Op gezette tijden zou er assistentie komen om me naar de wc te helpen, maar verder zou ik schrijven. Dag en nacht. Twaalf uur voor vertrek kreeg ik veertig graden koorts en een longontsteking. Op dat moment gaf ik het op. Tijdelijk, want ooit, wist ik, zou het verhaal over mijn kunstenaar en zijn muze op papier komen.

En nu is het tij gekeerd. Eergisteren, op mijn zevenendertigste verjaardag, kreeg ik van mijn pasgeboren zoon een boek cadeau: How to be an explorer of the world: portable art life museum. Het is boek zonder regels en structuur, maar met heel veel ruimte en ideeën om de wereld om je heen op een andere manier waar te nemen. Gistermiddag was ik van plan het boek wat beter te bekijken, in de hoop er inspiratie uit op te doen. Maar het kwam er niet van; opeens ging ik achter mijn computer zitten, klikte ik alle geopende internetpagina’s weg en schreef ik een hoofdstuk voor mijn roman.

Vandaag alweer schoot mijn brein in de weerstand: er ligt post. Een huilende baby. De belastingaangifte. Alles wordt uit de kast getrokken om maar niet achter mijn computer te hoeven gaan zitten. En dus sloeg ik mijn wereldontdekboek open. Er viel iets uit, een beveiligingstag met streepjescode. Achteloos schoof ik het opzij. Toen las ik in het boek de uitnodiging om gevonden voorwerpen nader te bestuderen, te categoriseren en je gedachten erover te laten gaan. Ik pakte de streepjescode en herontdekte het:

  • de tag was 0,5 bij 5 cm;
  • er zat geen geur aan;
  • het materiaaOLYMPUS DIGITAL CAMERAl was glad en koel;
  • hij had drie scherpe hoeken en een zachte hoek, doordat het plastic op glad papier was geplakt en afgescheurd;
  • de streepjescode zelf lag op een verdikking met zachte, afgeronde hoeken;
  • de zwarte lijntjes waren zeer contrasterend op de witte ondergrond;
  • mogelijke categorieën voor een potentiële verzameling: ‘Contradictio in terminis’, ‘Overbodig plastic’, ‘Nutteloos na gebruik’;
  • aanvullende opmerkingen: ‘Moet ik dit voorwerp echt bewaren? :) Nee, toch?’

Nauwkeurig schreef ik mijn bevindingen op in het Object documentation log, met een grote lach op mijn gezicht. Een totaal nutteloos object creëerde een scala aan mogelijkheden: nieuwe collecties, een nieuwe kijk op hoe de wereld is geordend, plezier.

Mijn boek is nog niet af, en waarschijnlijk zal ik niet opeens een hoofdstuk schrijven over streepjescodes. Maar dat er iets in werking is gezet, weet ik zeker.

Marit – theatermonoloog

Heb jij ooit wel eens echt voor jezelf gekozen? En voelde je je toen ook schuldig?

Ik weet niet wie ik ben. Ik ben mezelf kwijtgeraakt. Verloren. Als een kind in een groot warenhuis. Je zoekt en zoekt en zoekt, tussen de schappen met barbiepoppen, Hello Kitty’s, naar de platenafdeling, zelfs bij de panty’s kijk je en éven denk je dat… Maar ze is het niet.

Soms denk je dat je mij kent. Als ik je om de nek vlieg met een suikerspin. Dan zeg je: dat was zó echt, ik kon het bijna voelen. Ik was bijna jou. Dat is nou juist het grappige. 

Heb je wel eens iemand écht liefgehad? Ik wel. Mijn moeder. Altijd zei ze dat ik het kon. ‘Schouders eronder,’ zei ze, ‘je kunt het’. Op straat toen ik was aangereden. De heliumpomp op mijn neus. Ik moest ademen,
adem maar diep in,
diep in,
diep,
de pijn – verdwijnt – vanzelf.

Schouders eronder. Zij kan het zelf niet. Kon ze het maar. Dan hoefde ik niet… dan kon ik met jou picknicken op het gras. Pannenkoeken met aardbeien en slagroom. En champagne, oh, wil jij die dan van mijn borsten likken? Let op, niet schudden, anders knalt hij. Dan héél voorzichtig – ik hoef geen zwembad -, het sprankelt, sprankelt en tintelt.

Schouders eronder. Ze heeft het mij geleerd, maar zelf kan ze het niet. Ze huilt, dag en nacht. Hoe zou ze daar nu zitten, op de groene sofa met een lege fles? Tv nog aan? Slaapt ze?

Ik bel haar niet. Nee, ik bel haar niet.

Kom bij me liggen. Ik heb het koud. Heb jij ooit wel eens écht voor jezelf gekozen?

© Hann van Schendel, augustus 2011

Monologen schrijven

Deze zomer zou ik een roman schrijven. Een hele week lang wilde ik me terugtrekken in een huisje in het bos, een soort componeerhuisje, maar door het ongelukkige vakantievoorval op de Drentse camping kon deze droom ineens geen werkelijkheid worden. Thuis schrijven is geen optie en ik wil wél creatief bezig zijn. Daarom heb ik me ingeschreven voor een Zomercursus van Crea in Amsterdam: Monologen schrijven.

Ik heb het twee keer eerder gedaan, een monoloog schrijven. De eerste schreef ik tijdens mijn studie Nederlands en voerde ik uit tijdens het open podium op de school waar ik werkte. De monoloog was geschreven vanuit het perspectief van Suster Bertken, een non die zich in de vijftiende eeuw vrijwillig liet opsluiten in een minuscuul kamertje bij de Buurkerk in Utrecht. In een zwart gewaad gehuld en met tranen in mijn ogen deelde ik met honderden leerlingen en collega’s het wel en wee van de non, die vanuit haar cel gelukkige kerkbezoekers gadesloeg.

De tweede monoloog schreef ik tijdens een kleinkunstcursus. Het mocht iets ludieker en dus schreef ik de monoloog vanuit een moeder die haar tweelingzoons met weemoed zag opgroeien. Ik had nog geen idee hoe een moeder haar kinderen ziet opgroeien, maar het publiek lachte. Daar ging het om.

Vanaf morgen werk ik aan mijn derde monoloog. Vijf dagen lang. Daarna breng ik hem ten tonele, maar ik weet nog niet vanuit welk perspectief. Misschien wordt het wel een smeekbede van onze minister-president aan de staatssecretaris om terug te komen van haar plannen met de zorg. Of een videoboodschap van Osama Bin Laden uit het paradijs. Wellicht laat ik een van de personages uit mijn roman, een godsdienstfanatieke overspelige huismoeder, wel aan haar man vertellen dat het nu echt klaar is. Basta.

Het is nog even afwachten hoe ik vrijdag op het podium sta, maar één ding is zeker: schrijven zal ik. Weliswaar niet helemaal alleen in een huisje in het bos, maar samen met anderen, in bruisend creatief Amsterdam.

Otto

De hele klas was er. Nog twee uur en de kerstvakantie zou beginnen. Marieke had de les nauwelijks voorbereid; The Breakfast Club had haar nog nooit in de steek gelaten. Bovendien, aan deze klas viel toch geen eer te behalen. Of ze nu iets leuks had bedacht of niet, ondankbare mormels waren het.

Vanuit haar ooghoek zag ze Rodney en Olaf met elkaar op de vuist gaan. De een pakte de ander bij zijn haar en verkocht hem een kniestoot in zijn maag. De ander maaide met zijn armen in het rond en stootte een schaal pepernoten van tafel. De schaal viel in scherven en de pepernoten rolden door het lokaal, waarop een van de meiden enthousiast van haar stoel opsprong en in met haar grote All Stars in het rond begon te trappen. Binnen no time was er niets meer over van het Sinterklaassnoepgoed. Niet reageren. Ze draaide de klas de rug toe.

Op het moment dat Marieke de dvd in de dvd-speler wilde steken, hoorde ze een stem achter zich. “Mevrouw?” Ze draaide zich om en zag Otto vlak achter zich staan. Onwillekeurig deed ze een stap achteruit. Otto strekte zijn arm. Daaronder bungelde een stropdas: zijn pasgevangen buit. “Mevrouw, kunt u die bij mij omdoen?” Marieke schudde snel haar hoofd en keek naar de dvd in haar hand. Concentreren. Op de voorkant van de hoes stonden vijf tieners voor een schoolbord. Een hele zaterdag moesten ze samen nablijven, elk om een andere reden. Aan het begin van de film begrepen ze elkaar niet, maar aan het einde waren ze vrienden. Er werd zelfs gezoend.

Goddank, hij taaide af. Ze zag hoe de jongen zich omdraaide en wegslenterde. Zijn schouders hingen naar voren en hij struikelde bijna over zijn eigen voeten. Hij ging in een hoek zitten. Een klasgenoot stootte hem uitgelaten tegen zijn arm, maar Otto kwam niet in beweging. Hij besteedde zelfs geen aandacht aan twee meiden die naar hem wezen en overdreven opvallend giechelden.

Marieke legde de dvd op haar bureau en liep naar de jongen toe. Verbaasd keek hij haar aan. “Nou, geef dan eens hier dat ding. Eens kijken wat we kunnen doen. Ga e’s staan?” Het slungelige lijf kwam in beweging. Hij stak een kop boven haar uit. Opnieuw stak hij zijn arm met de stropdas uit. Ze zag zijn lange vingers, met aan de uiteinden korte nagels. Beet hij? Dat was haar nooit eerder opgevallen. Ze pakte de das aan. Het was er een van het ouderwetse soort, bordeauxrood met donkerblauwe ruiten. Satijn. Die moest van zijn vader zijn geweest. Terwijl ze de das om Otto’s nek legde, raakte haar hand zijn wang. De blonde haartjes waren donsachtig zacht. Om hem heen hing een goedkope aftershavegeur die deed haar denken aan Martin: zoet maar toch mannelijk.

Hoe ging dat ook alweer, een stropdas omknopen? Eerst de lánge strook over de korte héén, hem er vervolgens eronderdóór halen en dan… Ze hield haar adem in, terwijl haar vingers de herinnering ophaalden. Otto’s helderblauwe ogen keken haar verwachtingsvol aan. Ze liet de stof nog één keer soepel tussen haar vingers door glijden. “Zo, Ot, nu zou hij moeten zitten.” Ze trok de das aan en bekeek het resultaat.

© Hann van Schendel, juli 2010

Eerste werkdag

Aan de slag. Geen lief
geen meisje, zon
ruimte voor mijn vrije geest.

Bij thuiskomst is er meloencurry.

© Hann van Schendel, juli 2010

Margarita

Margarita

slangenleren laarzen, kaarsrechte lijnen op je kaken die
tegen elke regel in
niet vervagen
maar steeds strenger worden juist

doen elke man beseffen dat grenzen graag gezocht
en weer verworpen worden
om tot slot
de sprong opnieuw te wagen

© Hann van Schendel, mei 2006

Moederdag

Moederdag

de tijd verstrijkt
ik heb niet alleen de liefste
moeder

ik ben er ook een

© Hann van Schendel, mei 2010