Rico's vleugels – Rascha Peper

Ricos_vleugels

Rascha Peper (1998), Rico´s vleugels. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers. Veertiende druk 2007.

Rascha Peper is sinds een aantal jaren mijn favoriete auteur wat betreft Nederlandse literatuur. Het boek dat mij écht fan maakte, is Wie scheep gaat. Ook Rico’s vleugels is erg de moeite waard.

Verhaallijn
Een ouder echtpaar, Eduard en Cecile Rochèl, bezit een fameuze SCHELPENCOLLECTIE, die ze aan een museum schenken. Alvorens haar lievelingen uit handen te geven wil Cecile de notatie van vindplaatsen en data perfectioneren.

Zij wordt helaas opgetrommeld door haar stervende zuster en Eduard krijgt door de bemiddeling van Bol zolang assistentie van ene Rico, bezitter van een opgevoerde brommer, een Hell’s Angels jack en ongure vriendjes. Eduard blijkt te vallen op adolescenten en in het bijzonder op deze Rico. Zodra Cecile thuiskomt stuurt ze Rico op een paniekerige, tactloze manier de laan uit. Dat valt verkeerd en hij sticht brand in de villa van de Rochèls, waar de collectie klaar staat om naar het museum te verhuizen. (Bron: Trouw)

Mijn recensie
Rico’s vleugels is een krachtige roman vol met gevoelens, die door de lezer niet worden veroordeeld. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de wijze waarop Peper zich inleeft in haar personages. Zij beperkt zich niet tot een enkele verteller, maar vertelt het verhaal met behulp van een meervoudige personale vertelsituatie, waarbij zij afwisselend het perspectief kiest vanuit Rico, Eduard Rochèl, Ernst Bol en Cecil Rochèl. Dit doet zij overtuigend.

Rico is een jongen van de straat. Hij is opgegroeid in een gezin waar altijd ruzie is en heeft besloten niet meer naar school te gaan. In plaats daarvan hangt hij rond op het strand in zijn badplaats. Het enige wat hem boeit, is zijn brommer, die hij heeft omgebouwd tot Harley. Om een centje bij te verdienen werkt hij bij Rochèl, waar hij helpt met het sorteren van schelpen.

‘Kijk,’zei Rochèl, opstaande. ‘In dat zand zitten hele kleine schelpjes. Zo klein, dat je je ze met het blote oog amper kunt zien; je moet ze onder een loep leggen, maar het zijn schelpjes.’
   Rico staarde hem aan.
   ‘Dus dat verzamelt u ook, dat zand?’
   ‘Ja.’
   Rochèl begon te lachen.
   ‘Wat denk je nu?’ vroeg hij.
   ‘Dat u stapelgek ben!’ flapte hij eruit.
   ‘Heb je dat nu pas in de gaten!’ riep Rochèl en hij lachte nog harder. ‘Maar eerlijk gezegd gaat het mij ook te ver, hoor! Toch zijn er mensen die zich speciaal toeleggen op het bestuderen van die allerkleinste soorten. Dr. Bol vidt ze heel interessant. Daarom hebben wij er een gewoonte van gemaakt van ieder strand waar we komen een zakje zand mee te nemen. Hier ligt zeker van zestig, zeventig stranden!’
   ‘Tsss,’ zei Rico. Echt iets voor een kapsoneslijer van een Bol om dat interessant te vinden, dacht hij.
[…]
   Rico ging pissen, kamde aan het fonteintje op de wc wat water door zijn haar en liep weer naar de werkkamer om zijn T-shirt aan te trekken. (Bron: Peper (1998), p. 122.)

Woorden als ‘kapsonelijer’ en ‘pissen’ vinden we overal terug in het boek op momenten waarop we het verhaal zien door de ogen van Rico. Het woordgebruik voor elk van de drie volwassenen is eveneens eigen. Dit maakt dat je als lezer makkelijk opgaat in de personages en dat ze dus geloofwaardig worden.

Deze geloofwaardigheid zorgt tegelijkertijd voor acceptatie van de personages. Dat Rico bijna in de verleiding komt om geld te stelen uit de portemonnee van Eduard Rochèl (p. 145) vergeven we hem bijvoorbeeld doordat we zijn kinderlijke drang naar bezit begrijpen en daarmee accepteren. Vanuit het perspectief van een toeschouwer die een dergelijke daad veroordeelt, zou de lezer Rico eveneens veroordelen. Dit geldt ook voor de pedofiele gevoelens van Eduard:

Rochèl keek voorzichtig van opzij naar hem. de jongen hing wijdbeens op de bank met een bierglas op zijn kruis en zijn gympies in het grind geplant. Je zag jongens hier de raarste schoenen dragen vol felle neonstrepen en hoog op de enkel, met lippen en banden erover, alsof ze allemaal bang waren voor verstuikingen, maar Rico droeg iedere dag zwarte gymschoenen. Zijn spijkerbroek, steeds dezelfde, was ook zwart. En zijn jack natuurlijk. Alleen het T-shirt, dat hij nu kwijt was, was wit.
   Hij keek tersluiks naar de lieflijke welving in de zwarte spijkerbroek, waar het bierglas op rustte, en hoger, naar de minuscule plooitjes die er onder het openhangende jack in Rico’s middel ontstaan waren, nu hij zo onderuit zat… en krabde op zijn arm die over de rugleuning lag om op die manier een beetje naar de jongen over te kunnen buigen. De geur van leer en jongenszweet drong, door de bierlucht heen, in zijn neus en ook, vaag, die van de brillantine die Rico in zijn haar smeerde, de gel. Dat was een goedkoop citroenluchtje dat ’s morgens, als het net aangebracht was, prikkelend sterk was, maar nu nog slechts nauwelijks waarneembaar. Het melange bedwelmde zijn brein, liet zijn adem stokken en zijn hart haast pijnlijk zwaar slaan. Hij raakte overspoeld door een verliefdheid waaraan hij, van het ene moment op het andere, zo willoos werd uitgeleverd, dat het was of hij aan een soort emotionele incontinentie leed. Hij klemde zijn hand om de leuning van de bank om te voorkomen dat hij Rico naar zich toe zou trekken. (Bron: Peper (1998), p. 133-134)

De emoties en de precieze waarneming van de oude man doen een beroep op de empathie van de lezer. De lezer zal eerder medelijden hebben met Rochèl dan dat hij hem veroordeelt. Ook dit zou anders zijn als deze scène vanuit het perspectief van een veroordelende vertelinstantie zou zijn verteld.

De meervoudige personale vertelsituatie brengt echter ook nadelen met zich mee. Zo wordt de lezer weinig verrast. Als Rochèl toenadering zoekt tot Rico, kennen wij diens reactie en gedachten al voor zijn handelen. We weten dat hij er in het begin een slaatje uit wil slaan door de man geld te laten betalen voor seks, en dat hij (na een aanvaring met zijn moeder) aan de andere kant ook verlangt naar een nieuw leven, op de Filistijnen, met Rochèl. We kennen, met andere woorden, zijn dromen en angsten als hij ingaat op Rochèls avances. Wellicht zou de lezer meer plezier beleven aan het gissen – waarom doet Rico dit? Is hij alleen maar uit op geld, of voelt hij echt iets voor de oude man?

Toch zou iets meer spanning niet opwegen tegen de perfect uitgewerkte personages zoals die er nu staan. Een knap staaltje werk van Peper!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *