Cassettebandjeskunst

Eens per zoveel tijd heb ik het: opruimwoede. Als ik eenmaal op dreef ben, is niets me heilig – het een na het ander verdwijnt in een doos voor de kringloopwinkel. Deze week was het weer zover; de doos met cassettebandjes, die zich jarenlang onder mijn bureau op de vloer had verschansd, moest eraan geloven.

Joska

De bandjes, ruim zestig stuks, werden door mijn hulp vakkundig omhooggehouden (‘Nirvana, unplugged’) en  op mijn aanwijzing gesorteerd in drie stapels: wegdoen, bewaren of twijfelgeval.

Wat ik niet had verwacht, is dat die bandjes me zouden terugvoeren langs mijn verleden. Elk bandje had zijn eigen context, gevoel, herinneringen – iets wat veel emoties opriep. Dierbare, maar vervlogen tijden.

1987: Van alles en nog wat – met onder meer The Beatles en The Monkeys, Ellen Foley en The Moody Blues. Dit was mijn eerste zelf samengestelde bandje. Ik draaide het grijs: als ik met Nora op Ofinka-kamp ging, maar ook op het strandje in Grolloo, waar ik in de zomer met mijn ouders kwam. Ik luisterde naar John Lennon’s Imagine, terwijl ik de meisjes om me heen zag met hun veel aantrekkelijkere en rechtere lichamen dan het mijne. Zo mooi zou ik nooit worden, daarvan was ik heilig overtuigd.

1989: Supertramp – rondtrekken langs de Plivič-meren in Kroatië, waar wilde beren rond het pension rondslopen en waar ik mijn eerste blauwtje liep – notabene bij de jongen waarmee ik een half jaar daarvoor nog verkering had. Ik werd volwassen en was melancholisch; dagboeken vol schreef ik over de zin van het leven – was die er überhaupt, of was ik slechts onderdeel van een zinloos bestaan? Tegelijkertijd was het ook zo mooi: ontdekken wie ik was.

1992: Mijn vriendin Marie die drie kantjes voor me had ingesproken: interviews met vrienden, gitaarspelende meisjes en opnames in Kafé België, waaraan de nodige hijsjes van een joint vooraf waren gegaan. ‘Zie brief’ stond er op het bandje. We schreven elkaar wel twintig kantjes per week. “Waar gingen die brieven eigenlijk over?” vroeg Marie me laatst, toen we het erover hadden. En toen kwamen we tot de conclusie dat ze vooral gingen over dingen die vijftienjarigen belangrijk vinden: verliefdheden, vriendschappen en leraren. 

1995: Een bandje van mijn vriendin Nina, op wie ik hopeloos verliefd was. Ik draaide het bandje en droomde over haar, terwijl ze nooit meer zou worden dan een dierbare vriendin – die overigens best leuk kan zingen. 

1996: Nirvana, singles, en The Offspring – de met viltstift geschreven tekst op de achterkant van het bandje: ‘From a friend, to my friend. Never forget, Miriam.’ Spaanse Miriam, die nooit meer antwoordde op mijn brieven.

2000: twee bandjes waarop ik mijn vriend Niek interview over zijn kijk op het leven. Meer dan drie seconden kon ik niet luisteren, zo’n heimwee kreeg ik naar mijn studententijd: de tijd waarin ik leerde dat verantwoordelijkheidsgevoel alleen niet genoeg was om gelukkig te zijn. Niek liet me zien wat lef was, wat het was om te spelen met grenzen, die overschreden konden worden. Dankzij hem heb ik losbandigheid leren kennen, en heb ik vervolgens geleerd om een balans te vinden tussen losbandigheid en verantwoordelijkheid.

De meeste bandjes heb ik weggegooid, maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om de bandjes weg te gooien waarop mijn vrienden mij dingen over het leven spiegelden. En dus gingen ze in enveloppen, die cassettebandjes – naar mijn vriend en twee vriendinnen. Zo kunnen zij ook nog even snuffelen aan vervlogen tijden.

Eén antwoord op “Cassettebandjeskunst”

  1. Beste Hanne

    Dit was genieten, over je schouder als het ware je leven opnieuw beleven. Ik hou van de licht filosofische toon van je blog.
    Vorige week moest ik zelf (in ‘decennia’) even bepalen hoe de sfeer was, en er kwamen zowaar ‘grijze zones’ in, periodes waarover weinig te zeggen viel. Bij jou is dit dus niet zo!
    Mieke.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *