Twee paar Allstars

Toen ik acht of negen was, werd het moeilijk om schoenen te kopen. Ze zaten belabberd of deden pijn. Mijn moeder was stokongelukkig elke keer als ik nieuwe schoenen nodig had: hele drama’s speelden zich af in de schoenwinkel. Toen ik tien was, kreeg ik mijn laatste paar: knalgele, zachtleren schoenen. Daarna ben ik jarenlang op sokken door het leven gegaan, als een echte gehandicapte.

Hoewel de pijn en frustraties van het passen weg waren, vond ik het toch heel erg dat mijn voeten scheef waren; voor mij geen slippers, geen laarzen, geen gympies. Mijn moeder vond daar iets op: ze breide hippe sokken voor me. Knalgroene met rode en paarse vlakken, blauwe met fluorescerende ruiten. Bij elke trui breide ze een paar bijpassende sokken. Jarenlang had ik niet eens zoveel verdriet.

Op mijn twintigste was ik bij de revalidatiearts,
“Zou je geen schoenen willen?” vroeg ze.
“Van die suffe orthopedische zeker, geen haar op mijn hoofd.”

Maar ze zette door en voor ik het wist, zat ik bij de schoenmaker. Hij maakte twee paar schoenen voor me: zwarte suède met ritsen – door mijn ADL’ers steevast ‘pantoffels’ genoemd – en een paar door mijzelf ontworpen ballerina’s. Een paar jaar geleden heb ik ook in Utrecht een orthopedische schoenmaker gevonden die een paar mooie bruine laarzen voor me heeft gemaakt. Maar helaas: dat is het enige ethisch verantwoorde wat ooit uit zijn vingers is gekomen; de twee paar die hij daarna maakte, staan ongebruikt in de kast. Ik wilde gympies en kreeg verstandelijk-gehandicapten-schoenen.

Met glimmende ogen rijd ik regelmatig langs etalages en fantaseer ik over hoe leuk die Doctor Martens me zouden staan, of hoe sexy die laarzen. En als ik met een vriendin een schoenwinkel in ga, word ik vaak overvallen door een gevoel van weemoe. Stiekem probeer ik nog wel eens een paar schoenen – tegen beter weten in: mijn rechtervoet laat zich nog wel eens in een te grote schoen proppen, maar de linker protesteert als zodra mijn tenen de zool voelen.

Vorige week had ik het weer: de drang om het tóch nog maar eens een keer te proberen. Allstars moesten het zijn, want die stof is lekker soepel. Met Melle ging ik de Sissy Boy in. Hij pakte een paar uit het rek. Te klein, maar helemaal zo gek nog niet. Ik probeerde een 37. Rechts paste… en links ook! Het enige nadeel: ze hadden alleen crèmekleurige. En sindsdien was ik op jacht naar het juiste paar: blauwe of zwarte.

Juli_2008_142_4Ik heb ze gevonden in Assen, de stad waar de pijn begon. De stad waarin mijn moeder geen enkele schoenwinkel meer met me in durfde, bang voor wat er onvermijdelijk komen zou. De stad waarin ik nog huilde als het niet lukte. In die stad vond ik ze: blauwe en zwarte Allstars. Ik nam ze allebei.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *