Lief en stoer

Op vakantie op de Veluwe. Ondanks het slechte weer besluiten we een dagje te winkelen in Apeldoorn. Ik trek er met Jonne op uit, Melle met Ingo. Meisjesdag en heertjesdag. Bij de koffie/appelsap en citroen-merenguetaart maken we een plan. Jonne kan wel wat nieuwe kleding gebruiken.

De laatste keer dat we serieus uit winkelen gingen, zo’n jaar geleden, kwamen we thuis met een hele tas vol roze:  roze jurkjes, roze shirtjes, roze broekjes, roze rokjes, roze sokjes. Haar lievelingskleur was roze. Iets anders kwam er niet in. Niet dat de voorliefde voor deze ‘meisjeskleur’ nou helemaal van binnenuit kwam. Nee, op school werd een korte blauw-groengeruite  broek voor meisjes domweg niet getolereerd. En hoe ga je daar als ouder nou mee om? ‘Je mag zelf bepalen wat je leuk vindt,’ is een prima advies, maar in de praktijk wordt een kind keihard afgerekend op een ‘afwijkende’ smaak.

‘Jij mag geen Spiderman-sloffen dragen, want dat is voor jongens,’ kreeg Jonne op school te horen. Ze ging ertegen in verweer, maar op haar eigen manier. ‘Als ik nou een staartje en een roze jurk neem,’ zo redeneerde zij, ‘kunnen die Spiderman-sloffen best.’ En zo geschiedde. Een jaar lang.

Na ons citroen-merenguetaartje gaan we op kledingjacht. Eerst maar eens de CoolCat in. De lift komt uit op de jongensafdeling.
‘Wil je gelijk naar de meisjesafdeling, of wil je hier ook nog even rondkijken?’ vraag ik haar. Ze begint te glunderen. ‘Hier kijken.’ Haar oog valt op een grijze sweater met vier superhelden erop. Die nemen we. Op de meisjesafdeling slagen we ook: we zien een grijze broek met stukjes nepleer en stoere ritsen, een zilveren sweater en een lekkere teddybeerachtige trui. Die is wel roze, maar van een andere orde dan Hello-Kitty-roze. Meer oudroze.

In de paskamer trekt Jonne eerst de broek en de superheldentrui aan. Ze bekijkt zichzelf in de spiegel en straalt. Dan zegt ze: ‘De jongens gaan me wel uitlachen, mama, maar dat geeft niets.’
‘Nee, lieverd, dat geeft ook niets. Jij bent heel lief én heel stoer. Dat vind ik juist zo mooi aan jou.’

De volgende ochtend kruipt ze bij me in bed. Haar voeten raken mijn scheenbeen.
‘Ik ben al bijna even groot als jij,’ zegt ze.
‘Ja, maar ik ben ook best klein, hè?’ (Op het schoolplein wordt wel eens gefluisterd dat ik een liliputter ben. Pijnlijk vind ik dat – niet voor mezelf, maar voor Jonne. Het is al zo moeilijk om zélf te oefenen met anders-zijn, maar aan het anders-zijn van je moeder kun je helemaal niets doen.)
‘Ja, maar dat geeft niets, mama,’ zegt ze, en ze nestelt zich tegen me aan, ‘want jij kúnt wel heel veel. En je wéét ook heel veel.’

Ik voel me zo trots als een pauw. Trots op mijn lieve, stoere dochter.

Eén antwoord op “Lief en stoer”

  1. Het is heel herkenbaar; “anders zijn” als mama…: Xandra en Cerfas gaven hun eigen draai eraan op het schoolplein. “Het is gewoon mijn mama en niet de jouwe”… Kropen bij mij op schoot en hadden een gratis lift, terwijl de anderen met hun papa/mama mee moesten lopen… #Hetnakijknhebben… :)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *