Met stip op 16

GroenLinks heeft gisteren op het verkiezingscongres een prachtige kandidatenlijst samengesteld. Hoewel ik het een gemis vind dat Jaap Dirkmaat niet op de lijst staat, heb ik reden genoeg tot vreugde: ik ben zelf terechtgekomen op plaats 16.

Het was muisstil toen ik, voor sommigen misschien wat onverwacht, met mijn rolstoel het podium op reed om mijn speech te houden. Vanaf dat moment was het doodstil, en lag alle aandacht bij mijn verhaal:

Ik wil het graag hebben over diversiteit en participatie. Twee actuele onderwerpen, ook binnen GroenLinks. Dat is vandaag, op het congres, wel weer gebleken.

Maar ook vorige week, tijdens de persconferentie waarin onze kandidaten werden gepresenteerd, benadrukte Marijke Vos het belang van de diverse achtergronden van onze kandidaten. Zij doelde daarbij op leeftijd, sekse, etnische achtergrond en landelijke spreiding. Marijke noemde mij, als rolstoelgebonden kandidaat, niet. En eigenlijk ben ik daar heel blij mee, want als ik iets niet wil zijn, is het wel een excuusgehandicapte.

Ik geloof wél dat mijn handicap mij heeft gevormd tot wie ik ben: een krachtig en zelfbewust mens. Iemand die volop participeert in de samenleving, en ook anderen daar altijd toe heeft aangezet. Als docent op een middelbare school, in een asielzoekerscentrum, als redactielid van een feministisch tijdschrift en recentelijk nog bij een grote zorgverzekeraar, waar ik mij heb ingezet voor de arbeidsparticipatie van hoogopgeleide vluchtelingen en mensen met een handicap.

Nu ben ik klaar om een stap te zetten. Ik wil mij niet langer inzetten achter de coulissen, maar het politieke toneel betreden. Werken aan een samenleving waarin iedereen naar vermogen participeert en zich optimaal ontwikkelt.

Er liggen kansen genoeg en GroenLinks is naar mijn idee de aangewezen partij om deze kansen te pakken. Als ik daarbij in de toekomst een rol kan spelen… heel graag!

Mijn verhaal sloeg in als een bom. Direct na mijn speech werd ik verkozen voor plaats 16 en mocht ik, naast vele felicitaties, ook mooie complimenten in ontvangst nemen. Live, maar ook per sms en e-mail, op Twitter en telefonisch. Wat een bijzondere dag!

Bezuinigingen in de zorg

Wat heeft Nederland nodig in tijden van economische crisis? De heroverwegingen draaien er niet omheen: er moet fors worden bezuinigd. Waarop? Dat mag het nieuwe kabinet straks bepalen. De rapporten reiken slechts mogelijkheden aan voor ‘besparingen’, zodat politieke partijen aan de hand hiervan hun koers kunnen bepalen.

Bezuinigingsbeleidsterrein nummer één is de zorg. Al jaren is zorg onderwerp van discussie, omdat er nu eenmaal hoge kosten mee gepaard gaan. Zo ook in Pauw & Witteman op 1 april. In de uitzending zat onder meer econome Marike Stellinga, zelf blakend van gezondheid. Op hoge toon verkondigde zij dat elke werkende Nederlander maandelijks € 320,- betaalt aan de AWBZ, en dat we daarin “echt zijn doorgeschoten”, omdat één op de 27 Nederlanders gebruikmaakt van de AWBZ. “Dat is overdreven, dat is een luxe waar écht wel wat vanaf kan.”.

Hiermee speelt Stellinga in op onderbuikgevoelens: onze belastingcenten gaan naar mensen die niets bijdragen aan de maatschappij. Zij draagt hiermee bij aan de negatieve beeldvorming van ouderen en mensen met een handicap. 

De AWBZ is geen luxe, laten we het daarover eens zijn. Niemand kiest ervoor om afhankelijk te zijn van zorg. Niet de ouderen in het verpleeghuis, die met luiers om in bed liggen en moeten wachten met poepen op het klysma-rondje omdat er geen tijd is om hen op de wc te zetten, noch de jongeren met een handicap die hun hele inkomen bij de instelling inleveren en met hun zakgeldregeling nog niet genoeg overhouden om een keer naar de bioscoop te gaan of een abonnement op de krant te nemen.

Toch doet men alsof de AWBZ nog veel verder kan worden uitgekleed. Op vrijdag 2 april bijvoorbeeld – wederom in Pauw & Witteman – deed demissionair minister Klink voorkomen alsof er geen echte klappen hoeven te vallen als we maar efficiënter gaan werken in de zorg. Als je de zorg verbetert, ontstaan er minder hoge kosten, is het idee. Zo bleek dat Klink niet happig was op een verplichte eigen bijdrage voor de huisarts, noch op een hogere eigen bijdrage. Helaas zat er, zoals we van het CDA gewend zijn, een addertje onder het gras. Want wat houdt dat efficiënter werken eigenlijk in?

“Als mensen bijvoorbeeld gewassen moeten worden in een verpleeginrichting, wat natuurlijk vaak moet gebeuren, daar heb je tegenwoordig bepaalde doekjes voor, met een lotion, die ervoor zorgen dat mensen niet afgedroogd hoeven te worden. Dat lijkt weinig, maar dat bespaart zo 34 miljoen euro op jaarbasis.” stelt Klink.

“Dat zijn van die doekjes, gewoon natte doekjes bedoelt u,” antwoordt Jeroen Pauw. “Dan zegt u dus, als je die mensen wast met een nat doekje…?”
“Dan hoeft hij vervolgens niet afgedroogd te worden.” Klink beweert het met een stalen gezicht. “Het zijn kleine voorbeelden, maar het gemak voor de patiënt die zich…” In het publiek begint iemand te lachen, wat Klink even van zijn stuk brengt. “Ja, het is echt zo hoor, ik begrijp dat er een wereld voor je open gaat…”

Jeroen Pauw komt de demissionair minister tegemoet door vriendelijk mee te lachen. “Alsof u het allemaal al heel lang wist, dat je met een nat doekje…” Klink lacht nog steeds, schijnbaar opgelucht dat er niet verder wordt ingegaan op de idiotie van zijn voorstel. Tot Pauw hem vraagt: “Hoe lang wast u zich nu al met een nat doekje?”

Geen antwoord. Klink zou zich immers nooit en te nimmer wassen met een nat doekje, omdat hij zich net zo vaak kan douchen of baden als hij wil. Hij vervolgt stug zijn verhaal. In plaats van zich kapot te schamen, benadrukt hij hoe prettig het voor mensen in een verpleeghuis is om te worden gewassen met een nat doekje – dan hoeven ze namelijk niet steeds op hun zij te draaien.

Mensonterend en schijnheilig; het CDA valt door de mand. En Klink? Die mag – na de invoering van de natte doekjes – op snuffelstage!

Bezuinigen hoeft niet ten koste te gaan van mensen die het toch al moeilijk hebben; dat kan ook sociaal, duurzaam en groen. Weten hoe? Kijk dan op Echte keuzes voor de toekomst, het concept verkiezingsprogramma van GroenLinks.

Kijk ook de uitzendingen van Pauw en Witteman met Marike Stellinga en Ab Klink.

Balkenende heel dom

Bij de kapper. Jonne ligt rustig in haar wagen te slapen als Melle en ik elk plaatsnemen voor een spiegel. Achter mij staat een kapster. Ze is jong en een beetje mollig. Haar halflange haar is in een schuine lok geknipt en zwart geverfd, waardoor haar gezicht wat bleek lijkt.

Als we doornemen hoe ik mijn haar geknipt wil hebben, bukt een andere kapster zich over de kinderwagen heen. "Ooow, wat een popje!" roept ze verrukt uit, "zo een wil ik ook!". Ze komt bij ons staan en vertelt in geuren en kleuren dat ze ook héél graag een baby wil, al jaren. Als ik vraag of ze een vriend of een man heeft, kijkt ze een beetje beteuterd. "Ja, maar die woont nog in Turkije." Bovendien is ze pas twintig, zegt ze. Ik dacht dat dat juist een voordeel was.
"Ik heb alles al in huis, hoor," zegt ze, "speentjes, flesjes, slabbetjes…" Ik vraag hoe ze daar dan aan komt. "Mijn moeder werkt bij Etos, daar krijgt ze heel veel korting," verklaart ze. Deze kapster is er helemaal klaar voor.

De kapster met de zwarte lok heeft nog geen woord gezegd. Ze lijkt enigszins onthutst over het feit dat haar collega het gesprek met haar klant heeft overgenomen. Daarom brengt ze een nieuw onderwerp in: de politiek. "Hebben jullie het ook gehoord?" vraagt ze ons. "Er was iets met Irak, en Balkenende zou iets heel doms gezegd hebben. Ik weet niet precies wat, maar het was in elk geval heel dom." Ze kijkt ons vragend aan, maar ik ben benieuwd naar de reactie van haar collega. Daarom houd ik mijn mond. Mijn kapster vervolgt: "En nu willen ze dat Balkenende weggaat, en weet je wat ik heb gehoord? Dat ze Wilders dan op die plek zetten."

Dit is voor de babyminnende kapster reden om zich te mengen in het gesprek. "Wilders, die man vind ik echt gevaarlijk."
"Ja," vindt ook mijn kapster, "maar hij maakt toch wel een punt, hoor. Zeker over die boerka’s; die dingen vind ik echt heel lelijk."
"Ok," geeft de andere kapster toe, "maar weet je? In Turkije is het verboden om met een hoofddoek of boerka naar school te gaan." Dan denkt ze na. "Kunnen ze zomaar Wilders daar zetten?" Ik antwoord dat er dan vast wel verkiezingen moeten komen. Beide kapsters lijken opgelucht.

Terug naar de orde van de dag. "Hoe oud is jouw baby eigenlijk?"

Wijzingen in de AWBZ contraproductief

In de politiek heerst een dubbele moraal. Enerzijds wil men dat zoveel mogelijk mensen met een functiebeperking gaan werken. Hiervoor wordt veel geld uitgetrokken; het ene project volgt na het andere. Aan de andere kant wordt hetzelfde doel – volwaardig deelnemen aan de samenleving – tegengewerkt door de voorgestelde bezuinigingen in de AWBZ. Hoe kunnen we van mensen verwachten dat ze enerzijds meer gaan participeren, terwijl we hen hierin anderzijds beperken? Dat dit verregaande gevolgen zal hebben voor alle vormen van participatie, lijken veel mensen zich nog niet te realiseren.

Wat is participatie?
Participeren betekent meedoen. Als wij willen dat mensen zoveel mogelijk deelnemen aan de samenleving en daar niet als tweederangs burgers buiten staan, bedoelen we vaak dat iedereen een zinvolle dagbesteding moet hebben. Het liefst betaald werk, maar ook studie en vrijwilligerswerk worden onder het begrip ‘zinvolle dagbesteding’ verstaan.

Maatschappelijke participatie is echter meer dan werken. Het begrip bevat ook alle andere dagelijkse zaken:
– een eigen plek om te wonen;
– (seksuele) relaties;
– een aangename vrijetijdsbesteding of hobby;
– mobiliteit.

Eigen verantwoordelijkheid versus afhankelijkheid
Men spreekt bij de bezuinigingen in de AWBZ over ‘eigen verantwoordelijkheid’: de staat zou mensen met een beperking niet aan de hand moeten houden, maar deze mensen moeten zelf verantwoordelijkheid gaan ervaren en dragen over hun eigen leven.

Deze opvatting is misleidend en moet worden ontmanteld.  De zogenaamde eigen verantwoordelijkheid betekent namelijk niets meer dan dat de staat niet meer omkijkt naar deze mensen. Toch is het een illusie dat zij zelf opeens zelfstandig door het leven kunnen gaan. Het is niet langer de staat, maar de naaste omgeving van degene met de beperking, die gaat opdraaien voor essentiële begeleiding, vervoer en hulp bij het uitoefenen van hobby’s.

Zo wordt de hulpbehoevende persoon niet zelf verantwoordelijk voor zijn leven, maar afhankelijk van de goodwill van mantelzorgers en vrijwilligers. Dit ontneemt hem de mogelijkheid om de regie over zijn eigen leven te voeren. Altijd moet hij maar afwachten of iemand bereid is en tijd heeft om voor hem klaar te staan.

Zelfstandigheid
Afhankelijkheid leidt tot ongelijkwaardigheid en een gebrek aan zelfontplooiing. Dit zag je in het verleden veel bij jongeren met een functiebeperking: zolang zij bij hun ouders woonden en door hen werden verzorgd, leerden zij minder snel dan onbeperkte jongeren om eigen keuzes te maken. Dikwijls kochten hun ouders hun kleren, pakten zij hun schooltas in en beheerden zij het geld van hun kroost. Op deze manier werden veel jongeren beperkt in hun ontwikkeling tot een autonoom, volwassen mens.

Gelukkig biedt het PGB (met ondersteunende en activerende begeleiding) uitkomst: niet alleen leren jongeren met een fysieke beperking wennen aan vreemde handen, waardoor de stap naar zelfstandig wonen kleiner wordt, ook kunnen ondersteunende en activerende begeleiding een enorme stimulans geven tot zelfstandigheid. Zo kunnen ouders voor hun kind een leeftijdsgenoot inhuren die hem leert hoe hij met geld moet omgaan of die met hem de deur uit gaat. Zo raakt de jongere uit zijn isolement en ontwikkelt hij een eigen smaak en verantwoordelijkheid. Als hij zelfstandig gaat wonen, is hij beter voorbereid op de buitenwereld en heeft hij zichzelf op een normale manier ontplooid.

Als er straks geen ondersteunende en activerende begeleiding meer zijn, blijven jongeren afhankelijk van hun ouders – ook als zij eenmaal het huis verlaten. Ook volwassenen worden immers afhankelijk van hun sociale netwerk. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling, want:

  • Wie wil er iemand als werknemer aannemen als hij niet los is van keuzes van anderen, met andere woorden: als hij niet zelfstandig is? Er zijn voorbeelden van mensen die met hun moeder op sollicitatiegesprek komen. Deze mensen zijn bij voorbaat kansloos.
  • Hoe kan iemand zelfstandig wonen als hij nooit heeft geleerd om zelfstandig met geld om te gaan én als hij voor allerlei hand- en spandiensten afhankelijk is van mensen om hem heen? De stap om in een instelling te gaan wonen of bij de ouders te blijven, is kleiner en overzichtelijker.
  • Hoe kan iemand sociale contacten en seksuele relaties aangaan als er bij voorbaat al sprake is van een afhankelijkheidsrelatie? Dit is voor de persoon met de beperking belemmerend, maar zeker ook voor de andere partij.
  • Hoe kan iemand die niet zelfstandig de deur uitkan, nog vrijetijdsbesteding hebben als hij daarbij afhankelijk is van de smaak van anderen? Als je moeder niet van housemuziek houdt, gaat zij echt niet mee naar een housefeest. Zo wordt de eigen keuze beperkt, waardoor iemand zich niet volwaardig kan ontplooien.
  • Het vervoer van mensen met een beperking is nog altijd ver onder maat. Daarom gebruiken mensen ondersteunende begeleiding ook om zich naar belangrijke afspraken – zoals een sollicitatiegesprek of (vrijwilligers)werk – te laten brengen. Wie afhankelijk is van de beschikbare tijd van anderen, kan geen verplichtingen en afspraken meer nakomen.

Consequenties voor mantelzorgers
Niet alleen voor de mensen met een functiebeperking zijn de voorgestelde maatregelen voor de AWBZ drastisch; ook voor de mantelzorgers zullen deze negatief uitpakken. Er zal namelijk een groot beroep op deze mensen worden gedaan, ook als de mantelzorger daarvoor geen tijd heeft. Meer mensen zullen overspannen raken en vervolgens minder moeten gaan werken. Sommigen zullen hun baan er zelfs voor moeten opzeggen of hun eigen vrijetijdsbesteding en sociale contacten moeten inleveren. Velen zullen schuldgevoelens krijgen en ook niet goed kunnen omgaan met de ongelijkwaardige afhankelijkheidsrelatie met hun ouder, partner of kind. En dat terwijl we graag willen dat iedereen participeert!

Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat iemand niet kan participeren in de samenleving als hij zich niet kan ontwikkelen als een zelfstandig mens, dat de regie over zijn eigen leven voert. Door de participatie af te schuiven op ‘eigen verantwoordelijkheid’, maak je mensen met een functiebeperking tot afhankelijke en ongelijkwaardige mensen. Dit is slecht voor de beeldvorming in de maatschappij, maar ook voor de identiteit van de functiebeperkten zelf en hun naasten.

Belastingherziening pakt negatief uit

Een doordeweekse dag. Ik ben wat laatste dingen aan het afronden voor mijn vakantie, als mijn baas mijn kamer binnen stormt.
"Weet jij iets over de belastingherziening?"
Verbaasd kijk ik hem aan. Vanwaar deze vraag?
"Het NOS zoekt een chronisch zieke of gehandicapte voor een radiointerview. Hoeveel ga jij er op achteruit in de nieuwe regeling?"

Ik weet het niet precies, dus pak ik mijn laptop erbij. Mijn gegevens bekijk ik tegen het licht van de nieuwe regeling. Wat een nachtmerrie lijkt, blijkt de harde realiteit: als de belastingherziening wordt doorgezet, ga ik er zo’n 150 tot 250 euro per maand op achteruit. Er zit niets anders op: ik doe mee aan het interview.

Meestal vind ik het vreemd om mijn eigen stem terug te horen op radio of tv. Ik heb de radio vanmorgen tussen zeven en acht dus niet aangezet, maar eenmaal op mijn werk ontkom ik er niet aan: onze directeur vindt het een goed interview en mailt de link rond aan alle collega’s. En eerlijk gezegd: mijn stem blijkt zowaar radiogeniek!

Belangrijker is uiteraard de vraag of het goed gaat komen met de belastingherziening. Op dinsdag 1 juli vindt hierover een debat plaats in de Tweede Kamer. Ik duim – niet alleen voor mezelf, maar voor een grote groep chronisch zieken en gehandicapten.

Benieuwd naar het interview? Ga dan naar de website van de NOS.

Nieuwe Wajong niet voor iedereen positief

Het is zover: eindelijk zijn de plannen van minister Donner rondom de Wajong bekend. Het uitgangspunt zal niemand verbazen: jongeren met een beperking gaan naar vermogen werken. Dit houdt in: je wordt op je achttiende niet 100 procent afgekeurd, waarna je voor de rest van je leven bent afgeschreven.

Dit uitgangspunt is natuurlijk niet helemaal nieuw; het UWV is er altijd al op gericht geweest jonge mensen met een beperking te ondersteunen, zodat ze aan het werk kunnen. Ikzelf ben daar het levende voorbeeld van. Zo kreeg ik tijdens mijn studie een auto waarmee ik (door medestudenten) naar de opleiding werd gebracht. Toen ik ging werken bleef ik de auto behouden en vroeg ik bovendien werkvoorzieningen aan, die ik allemaal kreeg om te (blijven) functioneren op de werkvloer: een laptop, een aankleedtafel en tillift voor op het werk. Dit alles kost de staat namelijk minder dan een levenslange uitkering.

Wajongeren werden dus ook in het verleden al gestimuleerd, maar ze moesten wél zelf initiatief nemen. Vijf jaar geleden belde ik het UWV om te zeggen: "Hallo, hier ben ik en ik wil aan de slag". Men was verbaasd. Zó zwaar gehandicapt en dan gaan werken? De arbeidsdeskundige moest zelfs lachen toen ik na een paar jaar opbelde om te zeggen dat ik méér wilde gaan werken.
"Mevrouw, voor onze begrippen bent u met drie dagen werken meer dan volledig gereïntegreerd."

Things will change. Je wordt in de nieuwe regeling bijvoorbeeld niet meer automatisch afgekeurd als je 18 bent:

In de huidige Wajong wordt een jongere al volledig arbeidsongeschikt verklaard op een jonge leeftijd (vaak rond 18 jaar). Hij/zij is dan nog volop in ontwikkeling en er is nog niet gekeken welke mogelijkheden de jongere nog wél heeft. Ongeveer tweederde van de huidige instroom in de Wajong heeft evenwel naar verwachting nog participatiemogelijkheden. Volledig arbeidsongeschikt zijn, leidt bij deze mensen tot een negatief zelfbeeld en een stempel bij mogelijke werkgevers. (bron: home.szw.nl)

Hoewel dit idee op zich logisch en mensvriendelijk is – iedereen moet immers de mogelijkheid krijgen zich te ontwikkelen -, is de consequentie (geen Wajong-uitkering meer) desastreus – we creëren een zwakkere groep in de samenleving, in plaats van een sterkere groep.

Bovendien klopt het niet dat een Wajong-uitkering leidt tot een negatief zelfbeeld en een stempel bij mogelijke werkgevers. Integendeel: een Wajong-uitkering biedt jongvolwassenen met een functiebeperking mogelijkheden die andere leeftijdsgenoten ook hebben doordat ze een bijbaan hebben: op vakantie gaan, uitgaan, eten bij de Mensa en naar de film of het theater gaan. Op deze manier participeren in de samenleving, ook als je niet kunt werken, leidt juist tot een positief zelfbeeld; ik hoor erbij. In de nieuwe regeling worden jongeren met een functiebeperking economisch buitengesloten; dat is pas slecht voor je zelfbeeld.

Het duidelijkst wordt dit zichtbaar bij studenten met een functiebeperking. Studenten krijgen naast hun studiefinanciering de mogelijkheid om 25 procent van het mimumloon aan uitkering te krijgen. Dat is erg weinig, zeker als je bedenkt dat deze studenten vaak hogere kosten hebben dan niet-gehandicapte studenten: een duurde kamer/Fokus-woning, eigen bijdrages voor hulp en voorzieningen, kopieerkosten vanwege het niet zelf kunnen schrijven, etc. Voor wie vindt dat ook gehandicapte studenten dan maar een bijbaan moeten nemen: een studie kost de gemiddelde student met functiebeperking al enorm veel energie; bovendien zijn lichamelijk gehandicapte studenten vaak veel tijd kwijt aan hun dagelijkse verzorging. Een bijbaan is dan niet haalbaar.

Tot voor kort werd er maar steeds vanuit gegaan dat Wajongeren te beroerd waren om te werken. Kijk bijvoorbeeld naar het (door de PvdA onderschepte) plan om de Wajong-uitkering te verlagen naar 70 procent van het minimumloon. Weinig geld zou jongeren stimuleren werk te zoeken. Een belachelijk idee – als we willen dat jongeren met een functiebeperking aan de bak komen, moeten we zorgen dat werk loont; we moeten geen outcast creëren met de mensen die helemaal niet kunnen werken – dan worden de echt zwakkeren in de samenleving nog zwakker. Zou Donner zich dat realiseren?

Positief aan de plannen van Donner vind ik het voornemen om de werkgelegenheid voor jonggehandicapten te verbeteren:

Het kabinet wil met de sociale partners afspraken maken over het openstellen van functies voor Wajongers. De Stichting van de Arbeid heeft de urgentie van deze aanpak onderschreven en wil zonodig in cao’s nadere afspraken maken. Ook tijdens het Voorjaarsoverleg hebben de sociale partners en het kabinet afgesproken in de cao meer banen voor jongeren met een beperking mogelijk te maken. Om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om Wajongers in dienst te nemen, komt er vanaf oktober 2008 een loket dat de administratieve rompslomp zoveel mogelijk uit handen neemt. (bron: home.szw.nl)

Wel heb ik vragen bij de uitwerking van het concept ‘meer banen creëren’. Hoe doe je dat? Het is niet nieuw om het voor de werkgever aantrekkelijker maken om Wajongeren aan te nemen. Er zijn zelfs tal van regelingen die het werkgevers gemakkelijk maken. Toch werkt maar negen procent van de Wajongeren bij een reguliere werkgever en blijkt dat een groot deel van de werkgevers én Wajongers niet op de hoogte is van deze regelingen. Gaat Donner dat verbeteren? Hoe?

Ik zie wel perspectieven in het creëren van speciale banen, waarin bepaalde mensen kunnen functioneren die in reguliere functies zouden stuklopen. Maar ook dit is eerder geprobeerd: denk aan  de Melkert-banen, die uiteindelijk zijn geschrapt omdat ze te duur waren. En bovendien: niet iedereen heeft baat bij speciale banen. Denk bijvoorbeeld aan leerlingen die onproblematisch naar het regulier onderwijs gaan en die, als ze eenmaal zijn afgestudeerd, niet aan de bak komen omdat potentiële werkgevers niet door een rolstoel heen kunnen kijken. Zulke Wajongeren zijn er veel en zij zijn niet gebaat bij speciale banen, want hoe hoger opgeleid, hoe meer ze passen in het reguliere circuit: als psycholoog, docent of advokaat. Voor hen geen speciaal samengestelde kopieer- of sorteerbaan.

De Wajong blijkt een complex probleem te zijn, wat vooral wordt veroorzaakt door de diversiteit van de Wajongeren. De een heeft persoonlijkheidsproblemen, de ander kan niet lopen. Dit ondervang je moeilijk in één wet, maar ik vind dat Donner te weinig aandacht besteedt aan die enorme diversiteit. Lees bijvoorbeeld de volgende passage:

Het kabinet constateert dat de problemen met jongeren met een beperking vaak het eerst in de (jeugd)zorg worden geconstateerd, dat de jongere vervolgens vaak naar het speciaal onderwijs gaat en uiteindelijk in de Wajong terecht komt. Het onderwijssysteem richt zich te weinig op werk en jongeren ervaren dat school vooral de nadruk legt op beperkingen. Het kabinet wil dit omkeren en bij de participatie van jongeren meer uitgaan van wat jongeren kunnen. Dat begint bij onderwijs. Met de nota Passend onderwijs is aangegeven dat het onderwijs aan jongeren met een beperking moet verbeteren. Jongeren met een beperking en hun ouders kunnen gebruik maken van de voorzieningen voor gezinnen. Een belangrijke schakel daarin, zullen de centra voor jeugd en gezin zijn. (bron: home.szw.nl)

Er wordt in de plannen uitgegaan van jeugdzorg, speciaal onderwijs en centra voor jeugd en gezin. Natuurlijk zijn er Wajongeren die hier baat bij zullen hebben, maar deze aanpak zal niet universeel kunnen worden ingezet. Graag had ik alternatieven gezien voor jongeren die het allemaal prima kunnen, maar die door de arbeidsmarkt worden buitengesloten, puur omdat werkgevers bang zijn om hun nek uit te steken. Er moet volgens mij de komende jaren heel hard worden gewerkt aan beeldvorming; dan gaan er niet alleen meer vrouwen

en immigranten aan de slag, maar ook mensen met een functiebeperking.

Meer lezen? Klik hier voor de plannen van Donner en hier voor Kenniscentrum CrossOver voor meer informatie over de Wajong.

Trots op Femke

Ik ben niet erg uitgeslapen vandaag. De oorzaak hiervan is het Fitna-debat in de Tweede Kamer gisteravond. Van zeven tot twaalf heb ik aan mijn laptop gekluisterd gezeten om het debat live te volgen op de website van de Tweede Kamer.   

Het meest opvallend aan het debat is De Omslag. Wilders slaat om. Waar hij in de eerste uren nog wegkomt met een arrogante en ontwijkende houding ten aanzien van de (evengoed scherpe) vragen uit de Kamer, verliest hij in de laatste anderhalf uur de regie. Als een geslagen hond zit hij jankend met zijn telefoontje te spelen en laat hij zich influisteren door zijn rechterhand – de knappe en intelligent ogende Fleur Agema (wat doet ZIJ bij de PVV?).

Aanleiding is ironisch genoeg Wilders’ opmerking dat premier Balkenende zijn excuses moet aanbieden. Balkenende zou ten onrechte paniek hebben gezaaid door te spreken van een crisissituatie in de weken voordat Fitna online kwam, terwijl de premier de film niet eens had gezien. Een opmerking van Wilders om de verantwoordelijkheid van zichzelf af te schuiven, die wat mij betreft helemaal niet serieus genomen moet worden. Maar de Kamer doet dit wel, en dat wordt Wilders’ ondergang.

Uit de verslaggeving van gesprekken tussen Wilders, Ter Horst, Hirsch Ballin en de plaatsvervangend Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding blijkt namelijk dat Wilders zelf aanleiding heeft gegeven tot onrust. Hij zou hebben gezegd dat hij van plan was beelden te laten zien van een Koran die verscheurd of verbrand wordt. Premier Balkenende heeft zich dus terecht zorgen gemaakt, aldus het kabinet.

Wilders zelf ontkent in alle toonaarden. Hij noemt Hirsch Ballin een leugenaar en slaat alle pogingen van Kamerleden om het uit te zoeken, in de wind. "Jullie zoeken het allemaal maar uit," roept hij verongelijkt.

Jammer aan het debat is dat Wilders – ondanks verwoede handreikingen van verschillende Kamerleden – geen nuances aanbrengt. Islam = fout, en verder komt hij niet. Hij ontwijkt relevante vragen, maakt mensen uit voor leugenaar en, het belangrijkste van alles: hij lijkt niet in staat om op een constructieve manier naar oplossingen te zoeken.

Femke Halsema is wat mij betreft de winnaar van het debat. Zij heeft precies benoemd waar GroenLinks en de PVV bondgenoten zijn: in de strijd tegen de radicale islam. Zij erkent de problematiek en zou graag – in dialoog met de PVV, maar ook met moslims, die eveneens slachtoffer zijn van extremisme – werken aan echte vrijheid: vrijheid voor iedereen, moslim of niet. Trots ben ik op haar en op de andere politici (Hamer, Pechtold en Van Geel) die Wilders een inhoudelijke spiegel hebben voorgehouden: waar blijven nou de oplossingen? Wilders is publiekelijk door de mand gevallen. Is het angst aanjagen met loze kreten dan nu voorbij en kunnen we eindelijk inhoudelijk met elkaar in debat?